doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Dé-Lilah: Een Indisch Dozijntje
Utrecht: H.M. Honig, 1898


"Dit is een lied zonder woorden," bromde de resident. "Zij kan geen russisch of fransch, en hij geen hollandsch en maleisch. Wat zullen de waringins en mangaboomen morgen veel te vertellen hebben."
"Dat zou men niet zeggen van die kalme statige mevrouw W., vindt u wel? Ja, stille waters hebben diepe gronden."
"Nou zóó erg is 't ook niet hoor! men mag nu maar dadelijk geen kwaad denken van een gewone wandeling. Hij is toch een kranig heer, niet waar; geen wonder dat de dames op hem verlieven. Is uw hart nog vrij Titania?"
"Wel foêi!" antwoordde deze, en zij voelde dat zij rood werd, Want heel zuiver was haar geweten ook niet. Maar meer durfde zij niet zeggen. Het was immers de resident, die die aardigheid maakte. Nadat de polka was afgeloopen, gingen alle paren wat in den tuin op en nêer wandelen, zich verfrisschen en uitrusten om weêr nieuwe krachten

[104:]

op te doen voor de Polka Mazurka. Men zag groepjes heen en weêr kuieren, vooral van die personen die elkaar al herkend hadden. Toch waren er nog velen die men niet kende, en te wier opzichte men zich schromelijk vergiste.
Men sprák natuurlijk over niets en niemand anders dan over den czarewitch, en iedereen bewonderde hem. De dames waren zeer naijverig op elkaar en wisten niet wat zij doen moesten om zich in beleefdheid tegenover den hoogen bezoeker uit te sloven. Ook de heeren deden alles om 't hem aangenaam te maken, zoodoende werd hij van alle kanten bediend, terwijl vooral de "hansworst" en de "matroos" veel werk van hem maakten. Zij toonden echter niet, dat zij hem ook maar eenigszins kenden, zij respecteerden zijn "incognito" en spraken hem alleen aan als toréador.
De polka mazurka. danste hij met Columbine. Deze was reeds uitgelaten vroolijk en ontzag hare vrouwelijke waardigheid geheel niet. Zij gedroeg zich als een echt verwend speelsch kind.
Er zouden nog drie dansen gemaakt worden voor het démasqué. De toréador danste ook éénmaal met Desdemona, of liever gezegd juffrouw Molière, maar de quadrille had hij aan mevrouw Veld gevraagd.
Het was een reuzen-quadrille, en haar vis à vis waren de jeneverflesch met mevrouw de Lorrne.
Er werd weinig mooi gedanst. De meesten sprongen, huppelden, vlogen, hosten; het was een gelach, een gejoel en geschater van belang. Het eene paar vloog tegen het andere aan, er werd niet

[105:]

alleen in 't hollandsch maar ook in 't maleisch gecommandeerd, men trachtte elkaar de maskers van 't gelaat te trekken, de heeren veroorloofden zich vrijheden tegenover de dames, en de "czarewitch" deed om het hardst meê. Bij een "chaine de dames" kneep hij mevrouw de Lorme in de blanke armen, en bij een "chassez croisez" drukte hij de groen gehandschoende hand van mevrouw Veld stevig, en toen de "polka infernale" begon, danste hij als een razende met zijne Titania rond, en tilde hij op een gegeven oogenblik zijne danseuse van den grond en hield haar op een arm in de hoogte.
Iedereen had het gezien, men lachte maar verder zweeg men.
De dames Bits en Klets hadden elkaar aangestooten, en vonden het een schandaal.
"De "czarewitch" mag haar alles doen. Zij is half dol! Heb je gezien hoe hij Adèle; in de armen geknepen heeft," zeide de één tegen de ander.
"Die vindt het wat aardig."
"Ja en met mevrouw W. is hij gaan vrijen in 't kanarielaantje. Ik was ook net daar."
"Ook aan 't vrijen?"
"Gut Jans! wat denk je wel, een moeder van 12 kinderen."
"Zou den ouwe niet jaloersch worden? Kijk daar loopt hij nu met juffrouw Molière."
Zoo kletsten deze twee dames voort, onder 't genot van een glaasje punch, van tijd tot tijd hun maskers optillende om zich de transpiratie van 't gelaat te vegen. Ze hadden ook nog met

[106:]

de quadrille meegedaan en waren zeer verhit van 't dansen.
De laatste dans zou beginnen, een potpourri, en 't "changer de cavalier" was toegestaan. De muziek speelde een wilden galop; men zag Queen Bettie met de hansworst, Adèle met den matroos en mevrouw Veld met haar eigen man. Alles fladderde door elkander, want men wilde nog eenmaal van 't onbekendzijn profiteeren. Hierna zou men zich toch moeten démasqueeren, en was de halve pret er af.
De dans werd hoe langer hoe wilder, van de galop werd het wals, en veranderde men van cavalier. Men danste niet meer, men vloog over het marmer, en draaide als bezetenen in de rondte. Prins "Incognito" deed ook meê; dan nam hij die en dan eene andere dame, hij was zeer vrij en familiaar, stamelde alle mogelijke liefelijke benamingen tegen zijne dames, en trachtte Titania onder het dansen te kussen. Toen het hem maar half gelukte liet hij haar weêr los om naar Queen Bettie toe te snellen, en die een heele lading eau de cologne in haar keursje uit te gieten. Iedereen was uitgelaten, zelfs de dames die anders statig en zedig door 't leven gingen. Men courtiseerde hem allemaal en 't eind van 't liedje was, dat hij zich plotseling omringd zag door een twaalftal der schoonste vrouwen, die een kring hadden gevormd om hem heen, en nu als bezeten een wilden galop dansten.
Opeens verstomde de muziek en met luider stemme werd door den luitenant adjudant, "de

[107:]

masqué" geroepen. De dames hielden op, de kring werd verbroken, én iedereen rukte zich 't masker af, doch de "Czarewitch" vluchtte weg, gevolgd door eenige andere heeren en snelden den tuin in.
De opgewondenheid was nu ten top gestegen, men herkende elkander en gaf op alle mogelijke manieren zijn verbazing en verrassing te kennen. Men had gedacht dat die, dàt had voorgesteld, en men had zich vergist; men meende velen te hebben herkend, en feitelijk waren 't er slechts zeer weinigen.
Nadat de eerste verbazing eenigszins voorbij was, zag men rond om den "czarewitch" te vinden, maar de figuur van den toréador was er niet meer; ook de matroos en de hansworst waren verdwenen.
"De Czarewitch en zijn adjudanten zijn 'm gesmeerd" bromde de kolonel, die zoo spoedig mogelijk zijn costuum had uitgetrokken en nu in uniform verscheen. "Hij heeft nog gelijk, want 't aardige is er bij 't "démasqué" toch van af. Het is anders een verduiveld aardige kerel dàt moet ik zeggen, en hij weet drommels goed met vrouwen om te springen. Die zedige mevrouw W, met haar "heiligengezicht" heeft hij toch maar wat aardig in 't óótje genomen. Als men haar vingertoppen maar een weinig harder drukt dan anders, dan trekt ze al een beleedigd air, en zoo'n "czarewitch" kan alles maar doen. En dan die secretarisvrouw, met haar statige gedistingeerde manieren "bommen en granaten," ik heb me een puist gelachen toen hij haar zoo eens even in de hoogte tilde, en ze vond het aardig ook, waarachtig."

[108:]

"Ik geloof anders niet dat de echtgenoot en hem bijzonder aardig zullen vinden. Veld was ten minste woedend, en ik heb hem hooren mopperen, "dat zijn vrouw van avond gek was," zeide Vink, de controleur.
"Ik ben ten minste blij dat ik geen vrouw heb," lachte de kolonel met zijne harde stem. "Het is toch sterk dat zoo'n man maar dadelijk alle hoofden op hol kan maken, maar dat komt van 't vorstelijk bloed dat hem in de anderen vloeit. Dát geeft hem een vrij pas bij alle vrouwen. Zou "den ouwe" niet "jaloersch op hem zijn, hé?"
"Om Adèle?" vraagde de controleur. "Misschien, wie weet. Maar kom, laten we ons maar niet in liefdesperkara's verdiepen, het souper is geloof ik klaar, en een boterham met zalm, plus dragonder sla, is net zoo pikant als een liefdeshistorietje en voor mij op dit oogenblik nog aanlokkelijker. Ga je meê, kolonel."
"Hm!" bromde de oud-militair. "Alles op z'n tijd. Een dragonderslatje op z'n tijd en een beetje van de amour ook op z'n tijd, het eene bij 't ander, maakt een schoon geheel. Je weet Vink, de mensch is geen aardappel."
Het bal duurde nog tot laat in den nacht, en bleef zeer geanimeerd. Het was wat men kon noemen een wèlgeslaagd feest. Iedereen amuseerde zich, en iedereen genoot naar hartelust. En bij vol lamplicht, werden de costumes eerst recht bewonderd, en was de algemeene opinie dat Queen Bettie het kostbaarste van allen, Titania de smaakvolste en Adèle de Lorme de bevalligste was. De

[109:]

drie eerste dames van de plaats hadden dus hun goeden naam, wat élégance en chique aanging, wêer streng gehandhaafd, hoewel de dames Klets en Bits en ook eenige heeren meenden, dat zij zich bijzonder gek en familiaar door den czarewitch hadden laten behandelen. Daarvan was iedereen vol. Zelfs nog tot de volgende dagen werd daarover gepraat. En toch werden zij benijd, en daarom durfde niemand er openlijk over te spreken. Men fluisterde en praatte ook dat er bij de Veld's en de W's, huiselijke onaangenaamheden hadden plaats gehad, maar zeker wist men dat natuurlijk niet. De man van Adèle had er niets in gevonden, hij was de goedheid zelve, en Adèle kon doen en laten wat zij wilde.
Van den "Czarewitch" had men verder niets gehoord, doch wie beschrijft de ontzetting en verbazing van allen en de schaamte van enkelen toen men hoorde dat er heelemaal geen "czarewitch" op het bal geweest was, maar de persoon die men voor dezen had aangezien, niemand anders was dan een soldaat uit de kazerne, die door eenige jongeiui was omgekocht en gekleed, om dezen rol te vervullen. Wie die jongelui waren wist men nog niet, maar men zou er wel achter komen!
Mevrouw Veld viel als verpletterd in haar stoel neer, toen zij dat hoorde en antwoordde niets toen haar man haar toeriep: Dat zij zich mooi had gecompromitteerd, om met een gewoon soldaat te coquetteeren, en zich door hem te laten courtiseeren. Dat hebben ze gedaan om jou een koopje

[110:]

te leveren," zeide de toornige echtgenoot verder die zich aanstelde als een razende Roeland.
Zij ergerde en schaamde zich dood, en durfde niet uitgaan, doch dra kwam mevrouw W. haar opzoeken.
"God Rika, heb je 't gehoord? Neen, maar 't is een schande," riep deze uit. "O! ik ben zoo verlegen!"
"Maar is 't wel waar? Men praat zooveel in de stad. Wie heeft toch in Godsnaam dat nieuwtje rondgebazuind?"
"Ik weet 't niet, maar een feit is 't dat wij er ingeloopen zijn, onze "czarewitch" was niemand anders dan een soldaat uit de kazerne, een Belg, en daar vandaan dat mondje fransch. God! als ik naga dat hij mij bijna een kus heeft gegeven. God hoe terrible! Een militair!"
"En mij heeft hij in de hoogte getild en eau de cologne in mijl! keurs gegooid. Chère amie, ik overleef het niet, mijn zenuwen zijn er zóó door geschokt, dat kan ik je niet zeggen."
"En de mijne ook! Ik heb er een heelen nacht niet van kunnen slapen, en W. was zoo boos, zoo boos. Nu boudeeren we tegen elkander."
"Gelukkig dat hij ons niet gedaan heeft, wat hij Adèle gedaan heeft."
"Wat heeft hij haar dan gedaan?"
"Haar in de armen geknepen; zij gilde er immers van.
"Nu van die eau de cologne vind ik veel erger. Enfin hoe 't ook zij, ik ben geheel desperaat, en durf van schaamte nergens komen. Ik ga ook niet naar de races. En jij?"

[111:]

"Ik wel. Men moet zich juist vertoonen, anders heeft het publiek nog meer te vertellen, en wordt er beweerd, dat men in zijn schulp kruipt."
"Weet de resident het al?"
"Ja zeker en die doet onderzoek wie 't gedaan hebben. Hij is er zeer boos over, vooral ook omdat zij Adèle hebben gecompromitteerd."
"Is 't zoo aan met Adèle?"
"Ja, wist je dat dan niet? Neen, Marie, dat is tenminste nog een troost voor ons, zooals Adèle hebben wij ons gelukkig niet aangesteld." En nu volgde een groot verhaal uit den mond van mevrouw Veld, wat zij van Adèle wist en zóó al van haar had gezien.
Het was het praatje door de heele stad. De eerste dames van de plaats waren er netjes met hun "czarewitch" ingeloopen, en er was bijna niemand, die dit mevrouw Veld ten minste niet gunde, want er waren niet veel die haar mochten lijden. Zij moest dan ook menige aanmerking aanhooren, en vele grappen werden daaromtrent gedebiteerd.
Alleen Adèle nam alles van de luchtige zijde op. Zij lachte er om en vond er niets in. Zij koos nog de wijste pàrtij.
Het kwam nooit uit, wie de deugnieten waren die dit gedaan hadden. De resident kwam het wel te weten, en op een zekeren dag vernam men dat de controleur kotta Vink overgeplaatst was naar eene der buiten bezittingen, naar een land waar geen land meer achter is. Toen begon men eenigszins achter de waarheid te komen. Zeker zat Vink in het complot en zooals men vertelde met hem

[112:]

eenige koffie-planters. Doch dit was en bleef een "on-dit".
Vink had een prachtige vendutie, maakte daarop zijn afscheidsbezoeken en kwam ook bij zijne vriendin, mevrouw Veld. Natuurlijk haatte zij hem nu nog erger dan vroeger, doch zij wist dit met de haar aangeboren tact te verbergen. Zij was nu gewroken; hij had zijn straf voor zijne euveldaad gekregen, zoodat zij niet kon nalaten om eventjes aan te merken: "Verandering is toch niet altijd een verbetering, niet waar?"
"Ach, wat zal ik u zeggen," antwoordde hij met een fijne lach, "in mijn geval wel."
"Hoe dat?" vraagde zij nieuwsgierig.
Hij was opgestaan, had zijn pet genomen en wilde vertrekken. Hij hield zijn hand al uitgestrekt om te groeten.
"Wel ik ga niet alleen." Ten minste ik zal niet alleen blijven?"
"Hé! wat is u toch geheimzinnig. Wat bedoelt u toch?" vraagde zij verder.
"Dat... juffrouw Madeleine met me meêgaat met toestemming van den resident."
"Wà! Wà-blief!" zeide zij vol verbazing.
"Ja, als mijne vrouw natuurlijk," zeide hij onnoozel. "Juffrouw Molière zal haar naam in dien van Vink veranderen. Vindt u dat niet aardig? Nu adieu mevrouw Veld, adieu Veld! goed verblijf. Ik ga weg en op reis, maar..." en dit fluisterde hij mevrouw Veld in 't oor: "Niet incognito".


inhoud | vorige pagina | volgende pagina