doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Melati van Java: Haar held
Amsterdam: L.J. Veen, circa 1901


XVI.

Dien avond kwam Valérie met een zeer bezorgd gezicht op de kamer van haar zuster. Lucie had haar geen woord gezegd over hetgeen dien morgen onderweg gebeurd was. Zij wilde er nog eerst ernstig over nadenken en misschien ook tot kalmte komen vóór zij er over begon te spreken, want zij voelde zich nog te verbitterd om er onbevooroordeeld over te kunnen praten.'
Zij zat voor het raam toen Valérie binnentrad;

[144:]

zij wist zeker dat zij toch niet zou kunnen slapen, daarvoor was zij te onrustig en te ongelukkig. De laatste dagen was zij zoo licht van hart geweest, zij gevoelde zich meer gerustgesteld over Valérie's toekomst.
Het geheimzinnige voorval aangaande Mark was nog wel niet opgehelderd, maar het was naar den achtergrond gedrongen, daar niemand er meer over sprak. Van avond echter scheen alles rondom haar veel donkerder te worden en zij had een gevoel of zij oud werd vóór haar tijd en of allerlei nieuwe zorgen zich in haar leven drongen.
Valérie kwam zachtjes binnen en sloeg haar arm om Lucie's hals; zonder dat zij nog een woord sprak, begreep Lucie dat haar zuster alles wist, en van wien kon zij het weten dan van Norbert zelf?
Valérie was niet boos. Zij was te goed om boos te kunnen zijn, maar zij zag er innig bedroefd uit en haar stem klonk mat toen zij vroeg :
"En heb je zoo met Norbert getwist?"
"Ik weet niet of 't twisten was," antwoordde Lucie, "maar hij heeft mij kwaad gemaakt en ik zeide hem dingen, die ik misschien niet had moeten zeggen. Wil je dat ik hem excuus vraag? Ik hoop van niet, want ik geloof niet dat ik het doen kan, zoo dadelijk tenminste niet."
"Neen," hernam Valérie, "ik kwam je dat niet vragen en ik weet zeker dat Norbert het ook niet wenscht. Hij vond je boosheid heel natuurlijk, maar je weet de mannen zien alles zoo heel anders in dan wij, dat begin ik zoo langzamerhand goed te begrijpen en daarom heeft hij misschien niet zooveel schuld als je denkt!"
Lucie zweeg en Valérie voelde dat zij het niet met haar eens was; zij drukte haar de hand en drong bijna smeekend aan:
"Geloof je niet dat je een beetje hard was?"
"Misschien wel! Ik weet het niet. Je zegt dat dat

[145:]

mannen anders zijn dan wij, maar geloof je dat Mark of Willem, of Alex Venners ooit een paard zoo wreed, zoo onbarmhartig zou geslagen hebben, alleen omdat het geen moeilijken sprong wilde wagen? Alle menschen zijn niet als mijnheer De Maubel Rooze."
Lucie voelde Valérie's vingers in de hare trillen; na een poos vroeg zij aarzelend:
"Waarom noem je den naam van Dr. Venners?"
"Wel omdat hij een man is, een van de weinige die wij kennen. Geen van hen acht ik in staat zoo te handelen als mijnheer De Rooze. Hij kan een held zijn, dat is mogelijk, maar voor zulk een moed heb ik geen eerbied, dat is wreedheid, dat is misbruik maken van zijn kracht, zijn meerderheid tegenover een stom, redeloos dier!"
Lucie werd warm, moest haar verontwaardiging luchten, maar was het goed zoo tegen haar zuster te spreken over den man dien zij liefhad?
"Noem je hem weer mijnheer De Rooze?" vroeg Valérie alleen terug.
"Deed ik het? Ik weet het niet eens. 't Was zeker onwillekeurig omdat ik kwaad ben."
"Ik weet dat je kwaad bent en het spijt mij zeer. Ik wilde dat hij 't niet gedaan had, maar vind je niet zus, dat je misschien teveel drukte maakt over een paar al te harde klappen, die hij een paard gaf? Drift is toch geen misdaad."
"Neen, zeker niet," antwoordde Lucie iets kalmer, "ik wil ook niet onbillijk zijn."
En toen ging zij voort met een uitdrukking in de oogen en een klank in de stem van een veel oudere vrouw, haar handen rustend op die van Valérie:
"O Valérie, ik weet niet of het aan mij is het je te zeggen, maar ik kan niet anders, 't ligt me zoo lang als lood op het hart. Sommige menschen zeggen dat mijnheer dat Norbert wreed en valsch is, maar niemand weet er het ware van en vader heeft

[146:]

alles aangaande hem onderzocht en gaf zijn toestemming tot je huwelijk, ik mocht dus niets zeggen, en ik wilde het ook niet gelooven. Ik moest het vergeten en het begon werkelijk te verflauwen, wij maakten prettig kennis en ik hoopte het beste."
Zij zweeg een oogenblik, Valérie luisterde ademloos en doodsbleek naar haar woorden.
"Maar vandaag kwamen al mijn onrust en al mijn angst weer terug; niet omdat hij zich driftig maakte tegen zijn paard of het te hard sloeg, maar omdat ik de uitdrukking van zijn gezicht heb gezien."
Zij rilde onwillekeulig en sloeg de hand voor de oogen.
"Dat was zoo iets verschrikkelijks, het was of de duivel door zijn oogen keek. o zoo afzichtelijk als hij anders mooi is, en ik dacht: "Verbeeld je dat Valérie hem eens boos maakte en hij haar zoo aan keek!" Neen, zoo zou Mark nooit kunnen zien, dat weet ik zeker. Alle mannen zijn niet zoo als hij; 't verraadt zijn karakter en dat maakt het juist zoo erg."
Valérie snikte zacht, het hoofd op Lucie's schouder gedrukt.
"O Lucie, maak mij niet zoo bang," smeekte zij, "je weet niet hoe moeilijk het soms reeds voor mij is."
Lucie hield haar nog vaster in de armen; zij voelde als bij instinkt dat zij haar oudste zuster moest beschermen. Nu moest zij hooren dat Valérie niet zoo gelukkig was als zij scheen, dat ook zij strijd en twijfel kende, ja zelfs vrees.
Dan was het uit met haar geluk, dan ging zij een leven van ellende te gemoet.
"O was het maar niet gebeurd," barstte Valérie uit, "wij waren zoo gelukkig en ik voelde mij zoo blij, zoo kalm en ik dacht dat je allen van hem begon te houden en hij een echte broer voor jullie zou worden. Maar alsjij zoo slecht tegen hem gestemd bent Lucie, dan zal Tilly het ook worden, en dan sta ik heel alleen!"

[147:]

Zij kon niet meer spreken want de tranen rolden haar langs de wangen.
Lucie knielde voor haar zuster neer en trachtte haar te bedaren door teedere liefkoozingen. Woorden vond zij niet, zij wist niet wat te zeggen. Ja, een zwarte schaduw was over haar geluk gevallen en eigenlijk waardoor?
Wantrouwde zij hem alleen omdat hij zich had boos gemaakt tegenover zijn eigen paard?
"Neen," riep het luide in haar, "omdat hij daardoor mij een kijkje gaf in zijn karakter, dat hij anders zoo goed wist te verbergen. Ik begon van hem te houden maar nu hoop ik dat hij nooit mijn zwager zal worden. Een broer vind ik nooit in hem dat weet ik zeker."
"Als het Agathe's broer maar was geweest!" zeide zij hardop, als een onwillekeurig uitvloeisel van haar gedachten.
Valérie richtte zich op, haar tranen hielden eensklaps op te vloeien en er klouk iets vreemds in haar stem toen zij vroeg:
"Wat bedoel je Lucie?"
"Och niets! Alleen maar dat wij verleden jaar toen Alex en Agathe hier nog mochten logeeren, zulke gezellige dagjes met elkaar hebben doorgebracht. Tilly en ik zagen je samen wandelen met Dr. Venners, je had toen pas opgestoken haar en je zag er zoo damesachtig uit en wij kenden toen geen andere heeren en zouden het toen zoo leuk hebben gevonden, als hij verliefd op jou was geworden en jij op hem, maar toen werd ons duidelijk gemaakt dat jij een freule Van Wameldinge was en hij maar een leeraar aan het Gymnasium, en Mama maakte in eens een einde aan onzen omgang. En toch, ik geloof dat hij als mensch veel hooger staat dan Norbert."
Valérie leunde achterover, met gesloten oogen en doodsbleek; haar lippen trilden zenuwachtig.

[148:]

Ongerust vroeg Lucie:
"Je voelt je toch niet ziek, Rie? Zal ik iemand roepen of wil je wat innemen?"
"O neen, dank je," en zij ging overeind zitten. "Ik ben niet ziek maar alleen wat moe. Ik dacht dat alles zoo mooi terecht kwam en nu lijkt alles weer in de war. Misschien zal ik bij klaarlichten dag de dingen beter inzien, nu schijnt alles zoo verward."
"Ben je boos op mij zus? Denk je dat het mijn schuld is?" vleide Lucie.
"Neen, jou schuld niet Luus! 't Komt alles zoo ongelukkig bij elkander. Maar dat is zeker, als je een beetje geduldiger was geweest, zou het zeker anders zijn geloopen. O was het maar niet gebeurd!"
"Maar Valérie!" zeide Lucie aarzelend, "denk je niet dat het misschien beter is dat het wel gebeurde? Verbeeld je dat je getrouwd was geweest en dat je dan inzag dat dat Norbert niet de man was voor wien je hem hield, zou je dan niet gewenscht hebben dat je het nog bijtijds had ontdekt, vóór het te laat was?"
"Wat wil je zeggen, Lucie?"
"Nu, als ik jou was, Valérie, en moest een man trouwen, dien ik voor een held aanzag en dien ik voor nobel en dapper hield.. en en ik ontdekte bij toeval dat hij zoo'n ideaal niet was, dan geloof ik dat ik blijde zou zijn, omdat ik hét wist vóór dat ik voor goed zijn vrouw was."
Valérie greep krampachtig haar handen en drukte ze vast in de hare.
"Dus wil je zeggen," hijgde zij, "dat dat ik mijn engagement moest verbreken, alleen omdat…"
"O neen, neen! Dat zeg ik niet!" riep Lucie uit, verschrikt over de zware verantwoordelijkheid die zij op zich laadde. "God beware mij er voor, jou zoo'n raad te geven. Ik bedoel alleen dat wanneer ik in je plaats was, ik alles zou doen om te weten te komen

[149:]

wat voor soort man ik beloofd had te trouwen, maar je houdt zooveel van hem en dat maakt een verschil uit zegt men, ik weet dat zoo niet…"
Valérie stond op en legde de hand op haar slapen.
Zij voelde zich dof en duizelig.
"Ik ben erg moe," zeide zij, "ik ga naar bed. Kom bij mij slapen! Maar je moet niet meer praten. Ik kan er niet tegen. Wij zullen samen bidden als vroeger. O Lucie! blijf toch van mij houden, ik heb je liefde zoo noodig. Laat toch niets tusschen ons komen!I"
Zij omhelsden elkander lang en innig vóór zij ter ruste gingen; tot Lucie's grootste verwondering sliep Valérie spoedig in, maar zij kon den slaap niet vatten en bleef het grootste gedeelte van den nacht klaar wakker, altijd denkende en denkende, soms biddend voor haar zuster, dat zij toch niet bedrogen mocht worden in den man harer keuze.
Eindelijk viel zij in slaap en werd tegen den morgen verschrikt wakker door het vallen van een schot.
Bij het ontbijt hoorde zij dat Norbert naar de stad was om zijn automobiel te halen en tevens vertelde men dat hij zijn ongehoorzaam paard had doodgeschoten, nadat hij nog vergeefs getracht had het over den greppel te laten springen.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina