doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Melati van Java: Haar held
Amsterdam: L.J. Veen, circa 1901


XVIII.

Ik geloof niet dat ik haar eenigen dwang mag opleggen. In zulke gevallen moet een vrouw of een meisje voor zichzelf oordeelen. Natuurlijk is 't in vele opzichten een groote teleurstelling maar...."
"O zij sprak veel te haastig," zei mevrouw Van Wameldinge die er verdrietig en bezorgd uitzag, "ik geloof niet dat zij 't ernstig meent. Als zij zich den tijd gunt kalm over alles na te denken dan hoop ik…"
"Ik geloof," viel haar man haar in de rede, "dat hoe kalmer zij er over nadenkt, des te vaster haar besluit zal zijn."
Toen zwegen beiden.
Dit gesprek had plaats vlak voor 't diner op den dag, die bijna zoo'n ontzettende ramp had gebracht in de familie Van Wameldinge. Valérie zond een boodschap dat zij zich niet wel voelde en niet aan tafel kwam. Mark was nog bezig zich te verkleeden en de oude Douairière kwam binnen, geheel onder den indruk van het voorgevallene, dat zij zoo pas in kleuren en geuren van Lucie had vernomen.
"Zoo'n soort man zal altijd het eerst aan zichzelf denken," zeide zij. "Hij heeft zijn heele leven blijkbaar niets anders gedaan. Hij wilde hebben dat Valérie met hem mee sprong en de wagen met u allen in stukken was geslagen, zonder dat iemand hem kon besturen."

[162:]

"'t Schijnt zoo," antwoordde de baron, "eerst dacht ik, dat hij Valérie ook in den steek had willen laten, maar zij zegt dat hij haar beval hem vast te houden. Als zij niet volgens haar eigen oordeel had gehandeld, geloof ik niet dat een van ons het er levend had afgebracht. Misschien behoorde dat tot Norbert's plannen."
"Foei man! je moet zulke leelijke woorden niet zeggen," vermaande mevrouw, die heen en weer geslingerd werd tusschen haar schrik over hetgeen had kunnen gebeuren en haar teleurstelling over het verbreken van Valérie's engagement, dat haar met zooveel onvermengde vreugde had vervuld.
"Dat moest ik ook niet. Een man als De Rooze, die altijd tusschen zwervers heeft geleefd en geen nauwe familiebanden kent, bekommert zich alleen om zijn eigen leven. Wij hadden vroeger reeds zoo iets gehoord, dat het in zijn karakter lag. Maar Valérie moet weten wat zij doet. Als zij voelt dat zij over dezen karaktertrek van hem niet heen kan, dan is 't het beste, dat zij bijtijds haar verloving afbreekt. Wanneer haar vertrouwen in hem geschokt is, dan zal zij nooit gelukkig met hem worden."
"Maar 't was in alle opzichten zoo'n goede partij, en hij is zoo doodelijk van haar. Moeder, gelooft u niet dat Theodoor te hard is "
"Lieve kind!" antwoordde de oude dame, "ik geloof niet dat een vader verstandig handelt, die in zulke gevallen zijn dochter beïnvloedt. En als je het mij vraagt dan vrees ik dat die twee niet goed bij elkander passen."
"En hij houdt zooveel van haar."
"Voor het oogenblik ja…"
"Moeder, u heeft mij nooit uw opinie over Norbert gezegd."
"Je hebt er mij nooit naar gevraagd Maria, en ik geloof ook niet dat ik mij vóór de laatste veertien

[163:]

dagen een meening aangaande hem had gevormd. Ik denk dat hij iemand is, die veel succes in de wereld zal hebben, maar ik geloof niet dat hij de man is om een vrouw gelukkig te maken, en ik verbeeld mij dat ook Valérie het reeds heeft vermoed vóórdat het geval van vandaag den doorslag gaf aan haar gevoelens."
"Ik dacht dat zij ook heel veel van hem hield. Zij schenen zoo bij elkander te hooren, hij zoo krachtig en heerschzuchtig, zij zoo zacht met zoo'n behoefte om op iemand te steunen."
"Ja, en hij heeft haar zeker betooverd en verblind. Haar verbeelding was door hem gevangen, zij zag dat ieder hem bewonderde en haar benijdde. Geen wonder dat zij de stem van haar eigen hart niet verstond. De meeste meisjes zouden in haar plaats zoo gevoeld hebben, Lucie misschien niet, maar Valérie en Clothilde als de anderen. 't Was niet anders te verwachten."
Mevrouw Van Wameldinge zuchtte diep.
"Natuurlijk, als 't niet anders kan dan moet het. Ik verlang natuurlijk in de eerste plaats haar geluk, maar 't is zoo jammer! Nooit misschien biedt zich weer zoo'n partij aan."
"Kom, kom!" troostte de grootmoeder, "zij is nog zoo jong, en ik geloof dat zij veel gelukkiger zal zijn in eenvoudiger omgeving. Een goede, liefhebbende man, een bescheiden huis met genoeg weelde om zich niet te bekrimpen, en zij zal gelukkiger zijn dan in zoo'n wereldsche, al te weelderige inrichting. Zij heeft behoefte om liefde te geven en te ontvangen, niet om als groote dame te schitteren. Haast je niet haar uit te huwelijken! Laat haar eerst rustig bekomen van dezen, hevigen schok, want zij is wreed ontgoocheld. Geef haar tijd om rond te zien en te kiezen. Dat is mijn raad!"
"Ja moeder, u heeft gelijk,'" zeide de heer Van

[164:]

Wameldinge, "wij moeten haar tijd geven; als zij maar niet te ver gaat en alle mannen in 't vervolg aanziet voor lafaards of egoïsten."
De oude vrouw glimlachte en antwoordde:
"Zoo ver zal zij niet gaan. Als zij maar ziet naar haar eigen broer Mark."
"O, die arme Mark," en het gelaat van den vader lichtte op, "hij heeft vandaag zoo veel gedaan om het verleden goed te maken. Als ik mij maar los kon maken van die ellendige verdenking..."
"O foei Theodoor! Hoe kun je in ernst daaraan denken. Mark die munten gestolen..."
"Wat moet ik anders denken? Hij wil er niet over praten en geeft bijna toe dat hij er meer van weet. En dan dat geheimzinnige geld! Niemand weet waar het vandaan komt. 't Scheen hem zoo weinig plezier te doen. Na dien tijd is hij veel veranderd. Het hindert mij vreeselijk. Ik had zoo gehoopt dat hij mij alles oprecht zou hebben bekend. Ik zou niet hard tegen hem geweest zijn. Soms heb ik een gevoel of wij altijd onrechtvaardig tegen hem waren."
"Maar als De Rooze hem dat geld gaf!" zeide mevrouw.
"Norbert? Wie vertelt dat?"
"Wel Valérie zegt dat zij er zeker van is. Ik geloof niet dat hij 't rechtstreeks bekend, maar ook niet ontkend heeft tegen haar."
"Dat is ellendig als het engagement verbroken wordt," en de baron fronste streng zijn wenkbrauwen.
"Ik zou het vroeger niet aangenaam hebben gevonden, maar nu…"
"Je hoeft niet bang te zijn," sprak de grootmoeder,"dat hij een cent van het geld zal aanraken als het van Norbert de Rooze komt."
"Gelooft u dat hij niet van Norbert houdt? Ik dacht dat ze nog al goede vrienden waren."
"Ik denk dat Mark eerst zal willen weten of

[165:]

Rooze's fortuin met schoone handen is verzameld vóór hijzelf 't aanraakt.
Maar zij konden niets meer zeggen, Norbert, Mark en de twee meisjes kwamen binnen; het was voor De Rooze zeker een moeilijk oogenblik; maar hij hield zich bijzonder goed. Dadelijk ging hij naar mevrouw Van Wameldinge en zeide:
"'t Spijt me dat het gebeurd is en ik heb in vele opzichten schuld, maar u zal toch hoop ik niet te hard over mij denken, omdat mijn eerste gedachte Valérie gold en ik geloofde slechts één te kunnen redden."
De heer Van Wameldinge had de leuke opmerking op de lippen dat Norbert meende er twée te kunnen redden, maar hij zeide niets; men zette zich aan tafel en sprak over onverschillige dingen en eerst toen allen opgestaan waren riep de vader Norbert apart en een klein pakje uit zijn vestjeszak halend, gaf het hem met de woorden:
"Ik wij uw gevoelens niet kwetsen De Rooze, maar Valérie verzocht mij u uw ring terug te geven. De andere cadeaux volgen later. 't Lijkt niet erg dankbaar, maar zij scheen er niet op gesteld te zijn dat je alleen aan haar dacht in dat oogenblik. Enfin! Dat moet je met háar afmaken. Ik kom er niet tusschen."
Norbert werd doodsbleek; de slag trof hem zoo onverwacht. Hij nam het pakje niet aan en zeide met bevende stem:
"Morgen zal Valérie wel anders denken. Ik kan zulk een beslissing onder den indruk van het oogenblik genomen, niet als ernstig beschouwen. Ik zal haar van avond of morgen zelf spreken.
"Als zij het wenscht," antwoordde de vader kalm.
Norbert beet zich op de lippen; hij scheen dieper getroffen dan de baron had gedacht, en hij had met hem te doen. Hij zeide dus hartelijker:
"'t Is een gevaarlijk ding De Rooze, de held van

[166:]

een jong meisje te zijn. Zij verwacht dat je haar ideaal in alle opzichten waardig zult zijn."
"Ik deed mijn best zooveel ik kon en ik dacht dat zij het zou erkennen."
"Zij schijnt meer te voelen voor Marks manier van doen. Natuurlijk begrijp ik je beter dan dat meisje. Zij is zóó de eerste bij u, dat ge al het andere om haar vergat. Maar bij haar rekenen ouders, broer en zuster heel veel; zelfs tegen een galant wegen zij op. Liever waagde zij haar eigen leven om het onze te redden, dan met u er uit te springen en ons over te laten aan een bijna zekeren dood."
Norbert zeide niets meer; hij voelde dat hij een leelijke fout had begaan en had er ontzettend spijt van. Zoo goed als Mark den wagen veilig den heuvel af had gestuurd, had hij 't ook kunnen doen en dan zou men hem met roem overdekt hebben. Nu scheen hij een lafaard of ten minste iemand, die voor alles aan zichzelf dacht en de anderen zonder wroeging aan hun vreeselijk lot wilde overlaten.
"Ik moet Valérie spreken," zeide hij met gemaakte koelheid, "haar zal ik alles voldoende uitleggen."
De baron ging haar roepen en zij antwoordde:
"Als het moet zal ik hem spreken, maar niet alleen; u moet er bij zijn en Lucie liefst ook. Wij hebben alle cadeaux en brieven bij elkander gezocht en wij kunnen hem die zenden. Ik geef ze hem liever niet persoonlijk. Eenmaal wil ik hem nog zien maar dan ook nooit meer."
"Kind! Ben je zeker van je zelf? Handel je niet te haastig? Zal het je geen spijt geven, zonder voldoende redenen je toekomst bedorven te hebben? Wij dachten allen dat je zooveel van hem hield."
"Ik dacht het ook. Ik bewonderde hem zoo en dacht, dat ik eens heel veel van hem zou houden. In 't begin scheen het ook wel - toen was ik heel gelukkig, maar het duurde niet lang. Ik kan het niet

[167:]

verdragen dat hij mij zoo medelijdend uitlacht, als ik iets over hem zeg en dan belooft het niet meer te doen - precies of ik nog een kind ben. En dan dat arme paard - en nog zoovele andere dingen - ik kan niet alles zeggen, wat mij zoo in hem tegenstaat. Agatha zei mij dat ik moest toezien en bidden - dan zou er wel iets tusschen komen als hij niet voor mij bestemd was, en nu is 't er, en ik vind het een groote verlichting."
"Zij is vast besloten," dacht de heer Van Wameldinge en geleidde zijn dochter naar de kamer waar De Rooze haar wachtte. Lucie bevend van aandoening, toorn en sympathie volgde achter hen. Valérie hield haar hand vast; 't was of zij behoefte had aan steun in dit moeilijke oogenblik haars levens. Norbert kwam haar tegemoet en zeide op onderworpen toon.
"Ik wilde je spreken, Valérie."
Zij antwoordde met zachte stem en neergeslagen oogen.
"Ja, ik wilde u goeden dag zeggen en - vaarwel!"
"O neen, daarom vroeg ik niet naar je. Kom met mij mee naar de voorkamer, die is leêg. Ik heb je dingen te zeggen voor je alleen."
"Alles wat je mij zeggen wil, mogen mijn vader en zuster hooren," zeide Valérie en zag hem recht in 't gezicht., "na hetgeen er zoo even is gebeurd, kan ik je maar één woord toevoegen - vaarwel!"
"Valérie!"
"'t Is uw eigen schuld, ik kan u niet meer liefhebben en vertrouwen."
"Ik zou je gered hebben Valérie, als je mij vertrouwd had. Dat was mijn eerste gedachte."
"Ik denk dat uw eerste gedachte was u zelf te redden. Mark had zich nog gemakkelijker kunnen redden als hij er van achter had willen uitspringen, toen de riem pas afgebroken was en de vaart nog niet zoo gevaarlijk scheen. Hij verkoos bij ons te blij

[168:]

ven om ons te redden of met ons te sterven. Dacht u, dat ik ooit gelukkig had kunnen zijn als ik gespaard was en de anderen niet? Laten wij er dus niet meer over spreken. Dag mijnheer De Rooze - wat u nu ook zegt, u zal mij nooit doen vergeten wat u zooeven tegen mij zeide."
Hij stond tegenover haar, doodsbleek, zijn lippen tot bloedens bijtend; hij was er niet de man naar zich te vernederen, maar het kostte hem veel, afstand te moeten doen van zijn liefde en zijn toekomst en dan om zulk een reden! Nog nooit had iemand getwijfeld aan zijn persoonlijken moed.
"Vaarwel dan Valérie - als het zoo zijn moet," zeide hij met verstikte stem, "moet dit nu het einde zijn van onzen mooien droom? Ik had nooit gedacht dat je mij zóó zou behandelen. Als je mij werkelijk had liefgehad, zou je mij beter begrijpen!"
"Ik geloof het niet," antwoordde zij kalm, "bijna had ik gezegd, ik hoop het niet. Het kan ook zijn dat ik vroeger meer van u hield. 't Is alles zoo veranderd. Ik kende u niet genoeg, maar zoo is 't beter, 't spijt me dat ik u verdriet doe, maar u heeft mij ook pijn gedaan. Alleen ben ik dankbaar dat ik bijtijds heb ingezien, hoe slecht wij bij elkaar passen."
Hij knarste bijna op de tanden. O, waarom was het niet te laat, waren zij maar getrouwd geweest dan zou zij in zijn macht zijn, dan had hij haar wel gedwongen hem lief te hebben, maar nu was zij hem ontglipt en hij zag haar na, terwijl zij met Lucie hand in hand uit de kamer verdween. Zoo gleed zij weg uit zijn leven.
Hij wendde zich op bitsen toon tot den vader, die zwijgend het tooneel had bijgewoond,
"U zal het mij ten goede houden dat ik dadelijk vertrek. Mijn tegenwoordigheid is hier niet langer aangenaam, noch voormijzelf, noch voor u en de uwen."
Niemand weerhield hem; hij vertrok in zijn auto

[169:]

en Tilly en Lucie zagen van de bovenkamers uit, de lichten in de verte verdwijnen.
"Hij is weg, hij is weg," juichte Tilly, "nu worden wij weer gelukkig!"
"En wij hebben onze zuster terug," voegde Lucie er met schitterende oogen dankbaar bij.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina