Melati van Java: Kijkjes in onze Oost Leiden: Sijthoff, 1880
[94:]
"Kom, kleine Jan! 't is tijd om te mandi" [baden] zegt Mama, doch Jantje speelt liever nog wat buiten op zijne bloote voetjes met de kippen en met Fidel. Jantje is bang voor het water, maar als hij eens in de kuip is, o dan heeft hij zoo'n pret! En mama stoort zich niet aan het tegenstribbelen van het ventje en draagt hem naar de mandikamer. [Badkamer] Ha, daar staat de kuip onder de pantjoeran, [waterkraan]. Piet heeft al zijn beurt gehad! Baboe Sarina heeft hem reeds zijn hansop aangetrokken en nu mag hij op een stoel naar buiten kijken,waar de koetsier bezig is de paarden uit den stal te halen om ze dan naar de rivier te brengen, daar ze zich ook moeten baden. De paarden hebben er niet zooveel op tegen als Jantje; ik geloof werkelijk dat Jantje huilt, maar daar maakt mama de kraan open en 't frische water plast op zijn hoofd en rug. "Dat is toch wel lekker, nietwaar Jantje?" en Jantjevergeet zijn pruttelen van zooeven en plast met de handjes in 't water. "Voorzichtig, je zult Mama en Piet nog nat maken!" Hij wil nu van geen uitscheiden meer hooren en als Mama de kraan dichtmaakt, scheelt het niet veel of hij begint opnieuw te schreien, en nu omdat het hem in de kuip zoo goed bevalt. Maar Mama let niet op de kuren van Jantje, en droogt hem heelemaal af. Dan trekt Baboe hem ook een hansopje en kleine slofjes aan en hij mag weer buiten spelen, maar niet in de zon, want daarvoor is het nu te warm. 's Middags echter dan krijgt Jantje een kieltje aan en daarna mag hij niet meer, zooals nu in het zand wroeten, maar gaat hij met Mama uit toeren, of wel speelt heel bedaard in de voorgalerij met zijn wagentje en houten paardje.
inhoud | volgende pagina