Melati van Java: Kijkjes in onze Oost Leiden: Sijthoff, 1880
Hebt gij ook een aap? Niet? Wel dat is jammer, zoo'n Keesje kan soms toch zoo aardig zijn. Willem en Chrisje, die ge hier op het plaatje ziet, houden heel veel van hun Kees, maar toch geloof ik dat ze een beetje bang zijn om te dicht bij het dier te komen en daarom hebben ze Nolloh, den staljongen, verzocht hem een pisang [een vrucht] te geven. Maar eerst laat Nolloh Keesje wat springen; heel hoog kan hij 't niet doen, want zoooals geweet, zit hij aan een ketting vast en als Kees dan eindelijk den pisang beet heeft, gaat hij heel netjes op den steenen zitten en schilt de vrucht precies zooals gij oof ik dan zouden doen, want ge weet dat de apen de menschen gaarne navolgen. Daarom zegt men ook van kinderen, die alles willen doen wat groote menschen zich veroorloven, dat zij naäpers zijn. Doet ge dat ook? IK hoop toch van niet, want dat staat heel leelijk. Vroeger had Keesje nog een broertje, die kon zulke aardige grimassen maken en zoo netjes een psiang schillen als een echt mensch, maar die was zoo gulzig, dat hij alles wilde eten, wat menschen gaarne lusten. Dat zou hem slecht bekomen, want eens zal Nolloh onder zijn afdakje zijn rijst te eten met wat dendeng [Indische toespijzen] en sambel en een paar srukjes kroepoek, toen hij door mijnheer geroepen werd. Hij liet zijn rijst liggen en liep weg. En wat deed nu Keesje? Hij nam het pisangblad, waarop de rijst lag, en at alles op, zelfs de sambel en de kroepoek en toen Nolloh terugkwam, was hij recht verwonderd zijn rijst opgegeten te vinden. Maat 't bekwam Keesje slecht; na dien tijd heeft hij geen gezond uur meer gehad en een paar weken later toen Willem en zijnzusje de beide aapjes een pisang brachten, lag de gulzige Kees dood neer. Ge ziet hieruit dat naäpen zelfs voor een Keesje niet alleen leelijk, maar ook gevaarlijk kan worden.
inhoud | volgende pagina