doorzoek de gehele Leestrommel
Thérèse Hoven (Adinda): Vrouwen lief en leed onder de tropen Amsterdam: L.J. Veen, 1914 (eerste dr. Utrecht: Beijers, 1892)
Inhoudsopgave *
Titelpagina van de eerste druk
I. Hoofdstuk I. Eene comedie-partij. De kleine schouwburg in het vorstelijk 's-Gravenhage was op den avond van den 18en October 188- goed bezet; vooral op den eersten rang kon men tal van lieve kopjes en elegante toiletjes bewonderen. Menige binocle van uit de stalles werd er dan ook heengericht. En iets, dat nooit in de stijve Residentie gebeurde, was, dat men van loge tot loge praatte en schertste en velen elkander schenen te kennen. Wèl werd hier en daar een loge ingenomen door eenige leden der aristocratie, die met souvereine minachting neerzagen op die plebejische vroolijkheid en zoo strak mogelijk keken, als om te toonen, dat zij volstrekt niet tot dat luidruchtige gezelschap behoorden, doch daaraan stoorde zich niemand.
Hoofdstuk II. Contrasten. De begrafenis was afgeloopen, de buren binnenshuis en de voorbijgangers op straat hadden er naar gekeken en waren weer aan hunne bezigheden gegaan; Augusta Batenburg was alleen in het sterfhuis met een belangstellende vriendin. Daar op dat kleine bovenhuisje in een der nieuwe buurten van 's-Gravenhage had ze gedurende vele jaren met hare moeder gewoond, en al waren hare omstandigheden bekrompen en hare woning klein, toch waren ze er gelukkig geweest. Lief en leed hadden ze samen gedragen en steeds hadden ze getracht elkander te sterken door opgeruimdheid en berusting. Nu was de moeder naar hare laatste rustplaats gedragen en stond Augusta alleen op de wereld, nagenoeg zonder middelen, want het kleine pensioen, waar de beide vrouwen van leefden, hield op met den dood van mevrouw Batenburg en 't weinige, dat deze ervan had kunnen sparen, bedroeg slechts eenige honderde guldens.
Hoofdstuk III. Twee brieven. a/b Calédonien. Kanaal van Suez. December 188* Mijne lieven, Voor 't eerst sedert wij op reis zijn slingert het schip niet en glijdt het rustig voort als een roeibootje op den Rijn. Ik maak er dus gebruik van om u te schrijven, hoe het mij - of liever ons gaat, want natuurlijk interesseert alles, Theo betreffende, u evenzeer. Wij zijn toch één, ondervinden dezelfde gewaarwordingen en krijgen dezelfde indrukken.
Hoofdstuk IV. Land Hoorn.
Mevrouw Batenburg, geboren Olt, vroeger weduwe van den heer Vreeswijk, had 't land, ze was uit haar gumeur, zooals ze voor de zooveelste maal aan hare zuster vertelde. 't Komt nu ook zoo ongelegen mogelijk, net in den West-mousson; German had toch wel kunnen schrijven, dat ze gaar komst wat moest uitstellen, meende ze.
Hoofdstuk V. Banjak-Ajer. De heer en mevrouw V. d. Elst waren den vorigen avond in hun home aangekomen, doch Nelly was te moe om van iets notitie te nemen. Alleen had ze het vreemd gevonden, dat haar man hare slaapkamer niet met haar deelde, doch een afzonderlijke kamer had. Dat was Indisch, had hij haar verteld; als ze bang was alleen, dan moest ze maar eene baboe bij zich nemen. Daarop was ze in tranen uitgebarsten, had haar vermoeid hoofdje tegen Theo's borst gevleid en snikkende uitgeroepen: O! mannetje, dat kun-je niet meenen, je weet, dat die akelige, zwarte menschen mij nog veel banger maken, toe Theo, laat mij niet alleen.
Hoofdstuk VI. Corrie's Gastvrijheid.
Land Hoorn Februari 188-. Lieve Marie, Mijne brieven van hier gaven je zeker tot nu toe geen voldoening, daar ik er zoo weinig vertrouwelijk in was en mij slechts bepaalde tot het mededeelen van eenige bizonderheden, 't land en de bevolking betreffende. Doch weet, cara mia,dat 't mij moeite genoeg gekost heeft zóó te schrijven, ik was echter bang te veel te zeggen, als ik eenmaal begon met iets te schrijven over mijne verhouding hier in huis. Nu kan ik echter niet langer zwijgen, want ik weet dat je genoeg belang in mij stelt om mijn leed met mij te willen doelen, al is 't dan ook uit de verte. Bovendien ben ik altijd van oordeel geweest, dat vertrouwen het grootste bewijs van vriendschap is, en het zou dus niet voor mijn vriendschap pleiten,
Hoofdstuk VII. De nieuwe Kokki. Toe man, mag ik je even storen, vroeg Nelly op zekeren ochtend met bevende stem aan Theodoor, die als naar gewoonte in zijne kamer zat te werken. Hij scheen haar echter niet te hooren, dus herhaalde zij haar vraag iets luider, waarop hij zich driftig omkeerende, uitriep: Kan je het dan niet laten, Nelly? hoe dikwijls heb ik je al gezegd, dat ik niet wil, dat je hier komt, als ik bezig ben. Wat je mij te zeggen hebt, had je toch aan 't ontbijt kunnen bepraten, en hij maakte zich gereed om doortegaan met zijn werk.
Hoofdstuk VIII. Kebon Besaar. Opdat onze lezers het bewuste epistel beter kunnen begrijpen dan Nelly, zullen wij even eenige bizonderheden vermelden, welke zij later van Augusta zelve vernam. 't Beste is, dat wij een blik slaan in eenige brieven, welke Augusta kort na elkander schreef aan hare vriendin Marie, voor wie zij steeds haar hart uitstortte en wie zij een trouw verslag gaf van alles, wat haar in haar nieuw vaderland overkwam. De eerste, ougeveer een maand na haar aankomst te Kebon Besaar geschreven, luidde aldus:
Hoofdstuk IX. Uit logeeren. Ofschoon Augusta tijdens haar verblijf bij de familie Oyens nu en dan wel eens bij Nelly geweest was, en zij op zeer vertrouwelijken voet met elkander omgingen, had zij haar toch nooit iets verteld van het gedrag van den heer Oyens. Ten eerste vond zij het onderwerp te kiesch om over te spreken en ten tweede had zij al spoedig gemerkt, dat Nelly verre van gelukkig was, zoodat zij begreep hare gastvrouw meer goed te zullen doen door haar wat op te vroolijken, dan door haar te vervelen met verhalen van haar eigen leed. Toen ze nog in Holland was, had eene vriendin van hare moeder, eene lieve vrouw, die altijd even opgeruimd was, eens tot haar gezegd: Zie-je, kindlief, ik ga gaarne uit, dat moet ik bekennen, en ik geloof ook, dat ik tot nu toe mijn vriendinnen niet tot last ben en zij mij gaarne zien, maar ik ben gewoon mijn eigen verdriet en kleine teleurstellingen met mijn ochtendjapon aan den kapstok te hangen en aan de buitenwereld steeds een vroolijk, opgewekt gezicht te toonen.
Hoofdstuk X. Een Nieuwtje. Dienzelfden middag, toen men aan de theetafel zat, kwam de post te Banjak Ajer aan. Zooals op alle plantages in 't binnenland was ook daar een zoogenaamde looper, die eens of tweemaal in de week naar het naastbij gelegen station ging om brieven, couranten enz. af te halen. Dezen keer bracht hij een bizonder lijvig pak mede, waarbij verscheiden epistels voor de beide dames. Zoodra de man zijn pakje had afgegeven, was ieder verlangend zijn deel te krijgen. Het aankomen der mails is een der gewichtigste gebeurtenissen, als men zoo afgezonderd van de wereld leeft.
Hoofdstuk XI. In 't studeervertrek. Evenals altijd bekroop Nelly een verlegen gevoel, toen zij het heiligdom van haren man binnentred: nog nooit had zij er haren voet gezet, of hij had haar niet onduidelijk te kennen gegeven, dat zij er alles behalve welkom was; van daar de onaangename gewaarwording, die haar ook nu overkwam. Theodoor scheen echter bizonder opgeruimd, ten minste hij zeide op een toon, dien hij in lang niet had aangenomen, als ze alleen waren: Ga eens zitten, Nelly, ik heb je wat te zeggen; maar kind wat zie je er moe uit, je moest eigenlijk nog maar eene baboe er bij nemen, waarlijk je doet te veel.
Hoofdstuk XII. Ziekte in Indië. Het was tijdens Nelly's ziekte, dat Augusta het Indische karakter van een zijde leerde kennen, die haar tot nu toe nog onbekend was gebleven. De Indische dames, of zoogenaamde nonna's,
Hoofdstuk XIII. Eene Idylle onder de Seringen. Behalve de brieven aan Angusta en Theodoor, had de looper ook andere en meer gewichtige stukken te Banjak Ajer gebracht. Eén er van was zelfs van zooveel belang, dat het leven en de eer van hem, die dat ontving, er mee gemoeid waren. Wat kan zoo'n eenvoudig met inkt beschreven velletje ons toch verschillende tijding brengen! Nu eens ontvangt men een brief - en dit gebeurt maar al te vaak - die ons geheel koud laat en zelfs het lezen haast niet waard is; een doodgewoon praatje, met onbeteekenend nieuws, of wel de een of andere mededeeling, die ons niet het minste belang inboezemt. Soms echter is het, alsof 't geschrevene in staat is de innigste vezelen in ons binnenste te doen trillen, en alsof wij na de lezing ervan geheel veranderd zijn. Er zijn brieven, die onwetend het geheele bestaan van den geadresseerde verwoesten, gelijk één rukwind voldoende is, om den krachtigsten eik te ontwortelen.
Hoofdstuk XIV. Een Drama onder de Palmen. A/b Z.M.S. Timor, Reede Makasser, Juli 18- Waarde Charles! Je zult ook wel denken, dat papier, inkt en pennen onbekende artikelen zijn in deze hemelstreken, maar kerel, men komt zoo moeielijk tot schrijven aan boord van een oorlogsschip
Hoofdstuk XV. In Soerabaia.
Simpang Soerabaia. September 188- Lieve Marie. Het is nog geen jaar geleden, sedert mijne goede moeder stierf en wat heb ik toch veel in dien tijd ondervonden. Waarlijk Indische jaren tellen dubbel in elk menschenleven, vooral wat ervaring aangaat. De toestanden wisselen hier zóó snel, dat men zich er haast geen rekenschap van kan geven
Hoofdstuk XVI. Verborgen leed.
Toen Augusta in haren brief aan Maria Brouwer schreef, dat de melancolieke trek, dien zij in de oogen van den heer Wessels opgemerkt had, haar deed vermoeden, dat hij veel geleden had, had zij goed gezien. Op betrekkelijk jongen leeftijd naar Indië gekomen, had hij er zich weldra eene goede positie veroverd, spoedig had hij het tot administrateur eener kleine suikerfabriek gebracht. Alleen in 't fraaie huis wonende, dat er voor den chef gebouwd was, vond hij het er zoo eenzaam, dat hij besloot zich eene levensgezellin te kiezen.
Hoofdstuk XVII. Christien. Ten tweede male werd er bruiloft gevierd bij de familie van Vloten in den Haag, ten tweede male bedankten mijnheer en mevrouw openlijk in de courant voor de belangstelling hun bij 't huwelijk hunner dochter betoond en bekenden elkander in stilte dat het toch een heele verlichting voor hen was, nu er weer een vogeltje was uitgevlogen en er dus in 't nestje een bekje minder te voeden was. Wel was 't jammer, dat het noodlot wilde, dat ze beiden zoover wegvlogen en Christien nu ook al, evenals Nelly, naar Indië ging.
Hoofdstuk XVIII. Baby.
Hoe flink ze ook was, toch had mevrouw Dammers het in 't begin vooral, hard te verantwoorden met de inlandsche bedienden en dacht ze telkens aan de Indische schets van Annie Foore, waar deze de moeielijkheden beschrijft, welke eene jonge huisvrouw in de koloniën wachten. 't Ergste was, dat zij de bedienden niet verstaan kon, al nam hare kennis van het Maleisch ook dagelijks toe. Als ik maar eenmaal zóóver ben, dat ik ze eens een flink standje in 't Maleisch kan geven, zei ze op een ochtend in een vlaag van wanhoop tot haren man, waarop deze lachend vroeg: Zoo, heb-je dan zoo'n behoefte je hart eens lucht te geven?
Hoofdstuk XIX. Nelly's Besluit.
De kleine rose baby had reeds bijna twee maanden op dit ondermaansche vertoefd en begon er zich blijkbaar goed te gewennen, de jonge moeder nam in krachten toe en liep in 't koele van den avond reeds een poosje in de schaduw der waringins op en neer met haar schat in de armen, terwijl de echtgenoot en vader nog niet dacht over een bezoek aan haar en zijn korte epistels werden hoe langer hoe zeldzamer. Eindelijk kon Nelly het niet meer uithouden; zij vond bovendien, dat het nu tijd voor haar werd het jonge paar alleen te laten. Langer van hunne gastvrijheid, hoe gul die ook werd aangeboden, gebruik te maken, zou indiscreet zijn.
Hoofdstuk XX. Terug te Banjak Ajer. Ondanks haar voorgenomen moed, was het een moeielijke dag voor Nelly en waren er oogenblikken, waarin zij al hare krachten moest inspannen om in haar besluit te kunnen volharden en Christien en Louis onwetend te laten van hetgeen haar man haar geschreven had. Daarbij kwam, dat de oprechtheid en de natuurlijkheid van haar karakter haar het veinzen bijna onmogelijk maakten maar zij moest het doen, zij moest wel jokken, wilde zij de waarheid verhelen en hun toch eenige verklaring geven van den brief, dien Louis zelf in ontvangst had genomen
Hoofdstuk XXI. Kokki's Bekentenis.
Terwijl Nelly bezig was haar kindje in slaap te maken, wemelden de meest tegenstrijdige gedachten door haar brein. Kon ze anders het teere wichtje, dat zoo geheel afhankelijk van haar was, niet genoeg bewonderen, thans hielp zij het werktuigelijk en vroeg ze zich af, wat haar nu te doen stond. - Ook nadat Dora's oogleden zich gesloten hadden en alle sporen der zooeven gestorte tranen van haar koontjes verdwenen waren, bleef Nelly in gedachten verzonken met haar op en neer loopen.
Hoofdstuk XXII. Goede Vrienden.
Malang Maart 18- Lieve Ouders. Mijn vorige brieven zullen u genoeg voorbereid hebben op den slag, die onze arme Nelly getroffen heeft. Toen ik u schreef, dat Theodoor ziek was en denkelijk niet herstellen zou, was hij reeds gestorven. Ik durfde het u echter niet in eens vertellen, uit vrees, dat u te veel schrikken zoudt, want 't is een bitter ongeluk. Arme Nelly, ze is nog geen 22 jaar en nu reeds weduwe! en dan de kleine Dora, dat hulpelooze wichtje, waar ze nu geheel voor zorgen moet.
Hoofdstuk XXIII. Alleen.
In het kleinste benedenhuisje, dat men zich denken kan in een der zijstraten - om niet te zeggen achterbuurten - van den Haag woont sedert eenige weken mevrouw de weduwe v.d. Elst met haar beide kinderen. Als ze uitgaat, hetgeen echter heel zelden gebeurt, kijken de buren altijd over de horretjes naar 't mooie, jonge vrouwtje, de eenige mevrouw uit de straat, waar enkel burgermenschen wonen.
Hoofdstuk XXIV. Getroost. Zoo verliep het eerste jaar na Theodoor's dood; de eenige verandering, welke er in Nelly's lot kwam, was dat de heer Wessels haar als een gunst verzocht de opvoeding van zijn dochtertje op zich te willen nemen. Ofschoon zij wel vermoedde, dat hij dit voorstel voornamelijk deed om haar finantieelen toestand waarmede hij volkomen bekend was, te verbeteren, voelde zij zich niet gerechtigd uit verkeerden trots dit verzoek te weigeren. Bovendien zou het een heerlijke afleiding voor haar zijn, als zij zich 's avonds met het meisje kon bezig houden. Fanny verliet dus de kostschool en ging in den Haag
Hoofdstuk XXV. Besluit.
Soerabaia Juni 188- Lieve Nelly. Zooals een jonge advokaat doet, die zijn zaak gaat bepleiten, roep ook ik de clementie van den rechter en de welwillendheid van 't publiek in, al is het ook om geheel andere redenen en al zijn hier de rechter en het publiek ook in één persoontje vertegenwoordigd. Na dit raadselachtige begin zal ik wat duidelijker worden, anders loop ik nog gevaar, dat je dit epistel ongelezen ter zijde legt en dat zou mij spijten, daar het een groot nieuws bevat. Gisteren avond moet je weten, heb ik voldaan aan het verlangen van den heer Verduijn om zijne vrouw en de moeder zijner kinderen te worden.
. In de twee jaren van scheiding is hun contact onderhouden door brieven. De liefde en hartstocht die daaruit spreekt, die zij eens deelden, voelt Annabel steeds bij het herlezen ervan. Lezen
II. Madelons broer Hans ontmoet Jacques in Brussel en schrijft Madelon over diens verouderd uiterlijk. Op hun eerste avond samen is Hans er op nadrukkelijk verzoek van Madelon ook bij. De hereniging loopt niet zoals gedacht. Lezen
Verantwoording*
Voor kennelijke fouten die aan mijn waarneming zijn ontsnapt, hou ik me aanbevolen.
Vilan van de Loo