Mina Kruseman: Paria's (Tweede Deel) Dordrecht: Revers, 1900
DRIEENDERTIGSTE HOOFDSTUK. OUDE VRIENDEN.
Na afloop van de voorstelling reed Paria naar haar hotel, in de Champs Elyces terug, met haar zoon, haar beide meisjes en Henri Derban, de vader van haar kinderen. Zij wierp zich in de kussens, liet haar geparfumeerd hoofd tegen zijn schouder rusten en vroeg zacht. "Ben je tevreden over me geweest?" "Ja Lena, dappere Lena! je hebt veel gewaagd, maar ,je hebt heerlijk overwonnen en ik heb me den geheelen avond door recht gelukkig gevoeld!" "Ik houd van zoo'n tegenstribbelend publiek, dat stimuleert! En jullie, kinderen hoe heb jullie je gevoeld?" "Ik ben een oogenblik bang geweest," antwoqrdde Peter, die voor Peter gespeeld had, maar het heeft niet lang geduurd. Toen de baryton zweeg, was de scène gêred, tegen de stelp van Paria kunnen ze niet op, als ze die hooren zijn ze weg." "Gelukkig! anders was ik weg geweest! Het is juist daarvan dat ik gebruik moet maken om onze stellingen te verdedigen, als ik ze aan anderen toevertrouwde kwamen ze er niet, als ik
[267:]
ze zelf op me neem, sleep ik ze er altijd door, hoe gewaagd ze ook. zijn mogen. Het is niet gemakkelijk om in een maatschappij die nog zoo bekrompen en bevooroordeeld is als de fransche, een rechtschapen idée ingang te doen vinden bij het publiek. In deze catholieke landen hebben de menschen geen begrip van rechtvaardigheid. Ze denken hier niet en ze accepteeren niets anders dan wat aanbevolen wordt door hun priesters en goedgekeurd door hun vermolmde wetten."
"Ja, daar heb je gelijk in!" riep Henri, "ze durven alles wat niet goed is, onder voorwaarden dat niemand het te weten komt, maar als ze voor zich zelf op moeten komen en oprecht en openlijk leven moeten,
á la face du monde, dan zakken ze in elkaar en vind je niemand meer!"
"A la face de Dieu, dat kan hun minder schelen!" riep Hanna een mooie blondine van vijftien jaar. "God weet toch alles zeggen ze, dus die geldt niet mee!"
"Mijn God," riep Paria, "Is voor het oogenblik Elmire Remy, zal zij tevreden over me zijn?"
"Ja, ja, zeker," antwoordde Henri. "Ze heeft gelachen toen je donker gekeken hebt, om het publiek in toom te houden."
"Ik heb de twee schreeuwers recht in de oogen gezien, dat amuseerde me!"
"En ze heeft het trio geapplaudisseerd je afscheid van het paard en je wiegelied."
"Dat was om me ontemoedigen misschien."
"Neen, neen, ze meende het, dat heb ik wel gezien."
"We moeten morgen de costumen wat opfrisschen," zei Paria, "zal jullie me helpen, kinderen? Die knielscènes maken je vreeselijk vuil."
"Ja, en dat is niet te veranderen, wel?"
"Neen, neen, ik doe als de jezuieten, het is al knielend dat ik God verloochen!"
"Ja dat doe je ook!" riep Henri, "maar ze hebben het niet begrepen."
"Ja! een deftigheid, vlak voor me, wist het wel, hij was woedend maar hij heeft toch geapplaudisseerd."
[268:]
"Zoo'n langen, zwarten man meen je, die naast een oudje zat, met spier wit haar?" "Ja." "Dat is een journaliste, ik ken hem wel, een cagot, een man die tegen allen vooruitgang strijdt. Hij beweerde verleden dat de wereld van de vrouwen beperkt moest blijven tusschen de keuken en de slaapkamer." "Och, daar zou menige vrouw niets tegen hebben, als ze in die keuken en in die slaapkamer alles kon vinden wat ze noodig had. Maar een keuken zonder eten en een slaapkamer zonder rust, die hebben de vrouwen de deur uitgejaagd en nu gaan ze verder." "Daar staat Madame Rémy al op stoep!" riep Peter toen het rijtuig den tuin inreed, van het prachtige Paria-hotel, dat conservatoire tevens was. Elmire was oud geworden, haar donker haar was zilver wit geworden, en dit vooral gaf haar leeftijd aan, daar zij overigens nog vlug was en levendig van geest als in haar besten tijd. Zij was het die aan het hoofd van het conservatoire stond, en met Paria de lessen dirigeerde en alles regelde wat voor de scène noodig was. Derban schreef of corrigeerde de libretto's en de kinderen speelden nu en dan mee, ofschoon Peter studeerde voor ingénieur en Hanna voor advokaat. Hilda was nog geen dertien jaar oud en haspelde maar zoo wat mee, zonder zelve nog recht te weten wat ze worden wilde. Intusschen verlangde Henri dat al z'n kinderen behoorlijk zouden leeren spreken in publiek, daar had hij het nut van leeren inzien gedurende de lange carrière van zijn geliefde Paria, die al wat te strijden had gehad, om het zoo ver te brengen als zij het nu gebracht had, en waarschijnlijk nog lang niet aan het eind van de moeilijkheden was, welke eigen waren aan haar werkkring. Elmire ontving de familie met een vreugdekreet. "Goed zóó!" riep ze binnengaande. "En jij Hilda, je hebt je dapper gehouden in je nieuwe rol, je scheen volkomen thuis op de scène, en je bent heel goed weggegaan met het paard; met je hoofd tegen z'n schouder, dat heeft me de tranen in de oogen geroepen, je heele figuurtje teekende droefheid."
[269:]
"Ja, ik verbeeldde me dat het waar was, dat onze arme Itam naar den oorlog moest, en dood geschoten zou worden, en ik had zoo'n medelijden met hem..." "Daar is Grootmama!" riep Hanna, "en Netje kwam binnen met Willem en Betsy. Derban was gestorven, en Jeanne was als liefdezuster, met een ambulance, naar den Transvaal vertrokken. Dora en Marie waren getrouwd. Netje was erg verouderd en leefde geheel voor haar twee jongste kinderen, die ze in alles toegaf, ja, men zou haast kunnen zeggen, in alles volgde. Willem was artiste geworden, even als Henri en de beide broers hadden schilderijen geëxposeerd op de tentoonstelling. Betsy was advokaat en had te Parijs met glans haar studies volbracht en haar examens afgelegd, maar de jalousie van de heeren collega's gedoogde, zelfs in de wereldstad, geen concurentie van dames, zoodat arme Bets niet tot de balie kon doordringen. "Dat is niets," had ze dadelijk gezegd. 'lk sluit me bij jullie aan en als je drama's of çomèdies spelen wilt met een doel dan zal ik je helpen, jullie kunt altijd op me rekenen als ik je van dienst kan zijn." En zoo was het al een paar keer gebeurd dat de jonge advokaat op het affiche had gestaan van het Paria-thèatre.. en menig mannelijk collega in de zaal, jaloursch gemaakt had van haar succès als artistiek advokaat. Toen Paria al haar gasten naar den salon had geleid, die veel van een museum had, riep ze vroolijk: "Nu de Dorbly's nog - maar dan zijn we au comple!" Peter bloosde en deed alsof hij iets opraapte. "Komt, Mathilde mee?" vroeg hij eindelijk. "Ja, voor deze keer heeft ze op mogen blijven, ze is mee naar den opéra geweest en komt dus ook mee soupeeren." "Ben je blij? fluisterde Hanna. "Zeker." Daar waren ze. Lize was zwaar geworden, maar ze was nog altijd mooi imposante zoo als haar bewonderaars haar noemden; het rijke haar was nog even blond als vroeger en de fijne regel,
[270:]
matige trekken hadden iets hoogs gekregen, dat op een afstand hield, ook als de lachende oogen aantrokken. Dorbly was slank gebleven, zijn trekken waren scherper geworden, maar de uitdrukking van z'n gelaat was rustiger en minder trotsch. En Mathilde Dorbly-den Toom was een snoesje. Ze was nauwelijks vijftien jaar oud en levendig als een jong hondje. Peter hielp haar hoed en mantel af te doen, en kon niet laten haar even bij het weelderige, blonde haar te trekken, dat hij opzettelijk verwarde met de groote, veeren boa. "Je bent mooi geweest, Peter," fluisterde ze hem lachend toe. "Niemand was zoo mooi als jij!" En Peter verloor al het voordeel van z'n lessen, hij vond geen woord om haar behoorlijk te antwoorden. "Paria! Je bent heel mooi geweest!" riep Dorbly. "Ja, en je hebt beelderig gezongen!" vervolgde Lize. Weet je waaraan je me deed denken?" "Neen, zeg het." "Aan dien dag te Napels, gezongen hebt." "Ja, dat heb ik ook gevonden," riep Elmire. "Misschien omdat ik nu, evenals toen gevoelde, dat van dat duo met den baryton een toekomst af zou hangen. Ik had de koorts, ik tintelde, m'n geheel bestaan straillde door m'n lichaam, m'n oogen, m'n stem, m'n vingers, ik, gevoelde me uitstralen als een electrische lamp... en dat moest, anders was ik meegegaan met m'n baryton en dan hadden we het samen afgelegd. Nu heb ik hem opgehouden." "Ja, dat heeft i gezegd," riep Wiliem. "Wat Paria heeft als ze zingt, dat weet ik niet, maar haar handdruk is voldoende om je te électriseeren en op-te-voeren tot een hoogte die je nooit bereiken kunt zonder haar. Dat effekt maakt ze op fillen die met haar samen. spelen, de geheele troep wordt beter als zij mee doet en het is alsof de nacht valt als ze aftreedt..." "Arme man!" riep Paria. En ze nam Elmire onder den arm om haar naar de etenszaal te geleiden, waar het souper gereed stond. Henri volgde met Lize, en Dorbly met Netje, Peter had
[271:]
zich van Mathilde geëmpareerd en Willem, Betsy, Harina en Hilda kwamen achteraan. "Kinderen, riep Paria, wil jullie dienen van avond, dan zenden we Pierre weg, dat zal veel gezelliger wezen?" "Ja, Ma, ja! en Willem kan ons helpen! Die goeie Willem bleef' maar altijd jong! Hij was nu drie en dertig jaar oud, en nog werd hij door de jeugd behandeld als den onbesuisden, vroolijken jongen van vroeger. Hij had ook veel chance in z'n leven gehad, vlug van bevatting en handig als een aap, met de noodige fantaisie en een groote flux de bouche, had hij geleerd al wat i leeren wilde, en met z'n penceelen en z'n viool had i zich overal binnen gedrongen en was i l´enfant cheri geworden van alle families die hem kenden. Aan trouwen had hij nooit gedacht, evenmin als iemand anders er aan gedacht scheen te hebben. Nu was hij Oom Willem voor de vrienden, maar de meisjes noemden hem nooit anders dan Willem tout court en sprongen met hem om als met een ouderen schoolkameraad. Netje was hoogst gelukkig als ze bij Henri en Paria was. Die lieve kinderen hadden haar al wat zorgen gegeven! Henri, die van het eerste oogenblik af, dat i haar gezien had, een grenzenlooze liefde voor Mathilde had opgevat, en Mathilde die van geen huwelijk wilde hooren; het had al wat moeite gekost om dien armen jongen geduld te leeren en Mathilde helder te laten zien in haar eigen hart! Zij die zich aan Rijnsma gehecht had, als een kloosterlinge aan den Heiland, zij wilde niet aan Henri denken, en toch hield ze innig van hem en gevoelde ze zich gelukkig als hij, bij haar was. Netje had begrepen hoe ze Mathilde voor hem winnen kon. Het was de avond na Paria's début in de opéra geweest. Zij had Elizabeth in Don Carlos gespeeld met een ongehoord succès. Henri was ziek geworden van émotie, eerst van angst en daarna van geluk en toch was dat geluk niet onvermengd geweest, want hij zag Mathilde groeien, klimmen, al hooger en hooier steigen, weldra zou ze haar vlucht nemen en geheel verdwijnen misschien. Netje kwam hem te hulp. Zij beweerde dat ze de copie wilde hebben van een schilderijtje wat ze eens in een museum
[272:]
te Rome gezien had, het stelde voor een Vestaalsche maagd die ter dood veroordeeld, in een dicht gemetselden kelder, met een pelita naast zich, zat te wachten op den dood."
"Zou je dat niet voor me willen gaan copieeren?" vroeg ze aan Henri, daar zou je me zoo'n groot plaisir mee doen. Ik vind dat die Vestaalsche maagd op Paria gelijkt."
Henri had liever willen blijven, maar hij ging.
Den dag van zijn vertrek moest Paria weer optreden. Alle Derbans waren in hun loge, Henri alleen miste.
Waarom miste hij?
Elmire begreep niet wat Mathilde had.
"Ben je bang?" vroeg zij verwonderd.
"Neen."
"Wat heb je dan?"
"Ik weet het niet."
"Je stem is onzeker je mist convictie, hoe komt dat?"
"Waar is Henri?" vroeg ze op eens.
"Op reis, z'n moeder heeft hem naar Rome gezonden."
"O, dan is het goed!"
De vrouw was gerust en de rol was gered. Dien avond was haar succès even groot als de eerste keer, maar toen ze na de opvoering met Elmire naar huis terug reed, zei ze zacht:
"Wat heb ik Henri gemist! Ik wou dat i terug was... hij steunt me, en hij moedigt me aan... als hij niet dáár is gevoel ik me geheel verloren... het was me alsof de zaal leeg was."
"Willen we hem terug roepen?" vroeg Elmire.
"Ja,"{ antwoordde Mathilde eenvoudig, "Ik kan niet meer buiten hem."
Henri kwam terug en sprak terstond van trouwen.
"Ja," zei Mathilde haar hand in de zijne leggende, "zooals Lize en Dorbly getrouwd zijn. Ik wil je vrouw worden omdat we elkander lief hebben, maar ik wil geen beslag leggen op je toekomst, die mag aan niemand toebehooren."
"Goed kind, ik wil alles wat jij wilt, wat kunnen mij de wetten schelen! Mijn wet is mijn geloof in jou."
[273:]
hadden ze alle lief en leed samen gedeeld, zonder verder aan wetten gedacht te hebben. De kinderen behoorden aan Paria alleen, volgens de wet, maar ze werden Paria Derban genoemd en geen wet had hun een beteren vader kunnen geven dan Henri was. "Wij behooren tot de hoogste vrouwen had Lize eens gezegd, "want wij zijn de meest onafhankelijken. Het zal mogelijk nog lang duren eer de menschen dit begrijpen zullen, maar toch is het zoo, hun maatschappij vol schijn en bedrog, is rot, onze oprechtheid is zuiver menschelijk en rein." Elmire, ofschoon niet de oudste, werd door allen zoowat als de algemeene mama behandeld, zelfs Netje zag tegen haar op en behandelde haar met de grootste onderscheiding. "Ze is zoo goed en ze weet zooveel, had ze met zijn huwelijk tegen Henri gezegd, dat jullie je altijd bij haar aan moet sluiten zorg vooral dat er nooit misverstand ontstaan tusschen Paria en haar." Och welk misverstanden zouden er kunnen bestaan tusschen twee zulke nobele naturen? Elmire was gelukkig dat ze een erfgename gevonden had, aan wie ze haar ziel en haar talent kon nalaten en Paria was trotsch op de vriendschap van de kunstenares, die, haar leven gemaakt had tot een nuttig en gelukkig bestaan.
22 Februari 1900.
vorige pagina | inhoud | volgende pagina