doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Aletta Jacobs: Reisbrieven uit Afrika en Azië.
Benevens eenige brieven uit Zweden en Noorwegen.

Almelo: W. Hilarius, 1913


[447:]

III.

Onze inlandsche geleider bracht ons vervolgens naar een plek, die allermerkwaardigst is en ook in de Padangsche bovenlanden eenig is in haar soort. Het was de plaats, waar de hoofden van het district Matoër alle drie maanden hunne bijeenkomst houden. Het is een groot open terrein, in de rondte afgepaald met honderd en twintig zerken, even zoovele hoofden als er zijn; zerken, die alle zeer verschillen in hoogte en breedte. Tijdens eene vergadering zit elk hoofd voor zijn eigen zerk en naarnate zijn gezag of stand hooger is, naar die mate is ook de afmeting van den steen, waarvoor hij zit. Er is er een van naar gissing twee meter hoog en er zijn er die geen vijf-en-twintig centimeter boven den grond uitsteken.
In de inlandsche school op Matoër, waarvan het hoofd der school uitstekend Hollandsch sprak, konden wij ons, beter dan in eene der voorgaan,de scholen, die wij bezochten, overtuigen van de bevattelijkheid der inlandsche leerlingen. Hier liet het hoofd der school de kinderen eenige proeven van bekwaamheid afleggien. Het meest verbaasden wij ons over de vlugheid, waarmiedie de zeven en achtjarige joggies en meisjes, die nog slechts zeven maanden de school hadden bezocht, eenvoudige rekensommen met krijt op het bord uitrekenden. Geene der kinderen, die wij zelf uit de klasse mochten

[448:]

uitpikken, maakte een enkele fout in de eenvoudige vermenigvuldig- en aftreksommetjes, die wij hun opgaven, terwijl zij daarbij zeer duidelijke en gelijkmatige cijfers op het bord schreven. Trouwens over het mooie schrijven der inlandsche schoolkinderen verbazen wij ons steeds, daarmede kunnen de kinderen op onze scholen niet wedijveren. Het hoofd der school had voor eigen rekening de laagste klasse genomen; toen ik hem vroeg, waarom hij zelf de laagste klasse onderrichtte, gaf hij ten antwoord: "dat doe ik om twee redenen; de eerste is, om;dat ik de eerste klasse het belangrijkste vind; als de grond eerst goed bereid is, gaat het volgend onderricht veel gemakkelijker; de tweede is, omdat het onderricht in de aanvangklasse het moeilijkst is en ik als hoofd der school het moeilijkst werk voor eigen rekening moet nemen". Worden in Amsterdam niet de onderwijzeressen in de aanvangklassen geplaatst ,en meent de overheid daar niet, dat dit het minst belangrijkie werk van de school is?
Wij bezochten in Fort de Kock o.a. ook de kweekschool voor inlandsche onderwijzers. Deze school, die acht-en-dertig jaar geteden met het oog op vijftig leerlingen was ingericht, bevat nu reeds honderd-en-twintig leerlingen. De jongelui zijn daar allen intern. Zij hebben ieder een eigen frisch en licht kamertje met ledikant, stoel, tafel, waschtafel en kast, dat hun gratis wordt verstrekt, alleen ,de kamerversiering moet door de jongens zelf worden aangebracht. Boven de zeer goede kost- en inwoning, die het gouvernement dezen jongelingen kosteloos verschaft, ontvangen deze toekomstige onderwijzers maandelijks nog eene geldelijke toelage. Op deze school zijn ook enkele inlandsche meisjes, die voor onderwijzeres worden opgeleid. Aan inlandsche onderwijzeressen is zeer groote behoefte; in alle inlandsche scholen in Sumatra, die wij bezochten werd door het hoofd der school geklaagd, dat hij geen vrouwelijke leerkracht had, met een onderwijzeres aan de school zou hij beter de vrouwelijke leerlingen in de klasse kunnen houden, die nu op veel te jongen leeftijd die school verlaten, omdat zij dan niet meer dagelijks alleen met mannen in contact mogen komen. Een gevolg van de Mohammedaansche invloeden. Niettegenstaande de behoefte aan onderwijzeressen worden de meisjes aan de kweekschool toch niet met open armen ontvangen. Zij moeten bijzonder uitmunten, willen zij toe

[449:]

gelaten worden, zij moeten zelf voor kost en inwoning zorgen en ontvangen geen maandelijksche toelage en bovendien werden er bij de laatste toelating zes meisjes geweigerd, die een uitstekend ,examen hadden afgelegd, omdat de klasse te vol zou worden en er voor een gesplitste klasse geen leerkrachten aanwezig zijn. Is dat niet meten met twee maten? Dit is natuurlijk niet aan de directie van de school te wijten, maar wel aan de directie van Onderwijs in Batavia. Hoezeer ook de Minangkabausche vrouwen naar onderricht verlangen, is er toch voor haar nog maar een begin gemaakt om haar te ontwikkelen.
Het had mijne reisgezellin en mij reeds lang gehinderd, dat wij er niet achter konden kom,en wat toch de naam Minang Kabau te betekenen en heeft, maar eindelijk gelukte het ons toch van een der inlandsche onderwijzers eene uitlegging te verkrij,en. Deze uitlegging, die ons door andere inlanders bevestigd werd, is te merkwaardig om haar niet hier mede te,deelen. Zij luidt aldus: De Maleiers van de Padangsche bovenlanden lagen onophoudelijk in twist en tweedracht met een naburige groep Maleiers. Deze onophoudelijke twisten kostten beide partijen steeds menschenlevens, have en goed en daarom kwam men overeen door één flinken strijd de veete uit den weg te ruimen. De overwinnende partij zou werkelijk daarna de overmacht krijgen. Wat deden nu deze primitieven menschen? Zij lieten niet hunne flinke. gezonde krachtige jonge mannen een strijd op leven en dood aangaan en zoodoende de beide, partijen berooven van de beste elementen uit hunne samenleving, maar zij kozen beiden hun sterksten os en lieten die twee samen de zaak uitvechten. De os van de Padangsche bovenlanders overwon en sedert dien tijd noemen zij zich Minang, in het Maleisch overwinnaar, en Kabau, wat os beteekent. Ook de boogvormige daken ontleenen daaraan hun oorsprong. De middelste groote boog heeft den vorm van de beide hoorns van een kabau en de kleinere uitbouwsels stellen elk één hoorn, de helft van de twee voor.
Wat mij in dezen oorlog zoo bijzonder trekt, is het feit, dat de Maleiers, die in dien tijd nog allen in matriarchaat leefden, vorstinnen bezaten, die het oppergezag uitoefenden, al werd zo'o'n vorstin naar buiten uit toen reeds vertegenwoordigd

[450:]

door Radjas. Deze vrouwen moeten het dus geweest zijn, die het oorlogvoeren toen reeds in de ware beteekenis hebben opgevat, als een strijd om wie de physiek sterkste is, een strijd, die evengoed door een paar ossen als door gehuurde soldaten kan worden uitgevochten. Zouden wij alle Europeesche landen niet er toe kunnen brengen hunne veeten ook op die wijze te bevechten, het zou jaarlijks honderden millioenen aan leger- en vlootgaven sparen; gelden, die in alle land'en zooveel beter dienst kunnen doen, en onze jonge mannen, die nu als kanonnenvleesch gebruikt worden, zouden dan voor nuttiger doeleinden kunnen strekken.
Fort de Kock is een heel mooi plaatsje met een heerlijk koel klimaat, maar bezit ongelukkig geen goede hotelgelegenheid, zoodat wij ons verblijf er zeer kort maakten en naar Padang Pandjang terugkeerden. Het eerste wat wij daar vernamen, was dat de Merapi dien morgen opnieuw eene uitbarsting had gehad, zoo mooi als slechts zelden gezien werd. Dat hadden wij dus weder gemist en ik vrees, dat wij er nu wel geene meer zien zullen.
Wij zagen in dat lieve, vriendelijke stadje allerlei andere dingen. Den geheelen dag stootte de Merapi nog mooie gele vlokkige wolken uit, die zich langzaam in het heelal oplosten. Nu en ,dan werd eens een klein pufje vernomen, dat aantoonde, dat de kolossus een beetje buikpijn had, maar tot eene regelrechte uitbarsting kwam het toch niet meer.
Hadden wij op Ceylon de kaneeltuinen gezien, hier konden wij ons verrijken met de kennis van het verder proces, dat de kaneelpijp ondergaat, alvorens het in Holland voor vijf cents een heele zakvol in de winkels verkocht wordt. Omdat die onschuldige kaneelstokjes, die in gemalen vorm meestal zoo - ongekookt en ongewasschen - genuttigd worden, een bron van ziekte kunnen opleveren, wil ik er op wijzen. Van dat de takken de rose-getinte boompjes verlaten hebben, totdat zij buiten in de zon gedroogd, gesorteerd en in bundels bijeengebracht zijn, gaan zij door tal van inlandershanden. Dan staan die bundels kaneelstokken open en bloot uren, soms dagen, voor een station opgestapeld en worden zoo naar de markt afgeleverd. Hoe gemakkelijk kunnen zij niet de overbrengers zijn van tal van besmettelijke ziekten, die min of meer onder de inlanders voorkomen. Ik weet wel, dat

[451:]

ditzelfde geldt voor vele andere specerijen, die in menig gezinongewasschen gebruikt worden, maar ik wilde op dit eene voorbeeld wijzen, misschien zal dan wel de gevolgtrekking gemaakt worden, beter te doen, met al de specerijen wat zinidelijker te werk te gaan.
Van Padang Pandjang uit zijn vete interessante uitstapjes te maken, die ons dubbel belang inboezemden, omdat overal de sawahs geel stonden, zoodat de vrouwen allen druk op het veld bezig waren om de paddi binnen te halen. Dit was bijna uitsluitend vrouwenwerk, slechts in enkele gevallen hielpen daarbij mannenhanden. Het schilderachtige, het poëtische van dit werk is reeds zoo dikwijls door daarvoor beter in staat zijnde pennen dan de mijne beschreven, dat ik mij gerust ontheven kan achten voor Hollandsche lezers daarop te wijzen. Voor ons was het gezicht op die drukwerkende vrouwen daarom zoo vol interesse, omdat deze opgewekte, gelukkig uitziende menschen zoo'n heerlijk contrast vormden met de zwaarmoedige, met haar lot ontevreden uitziende vrouwen in Egypte en Britsch-Indië. Wil men zich overtuigen dat de vrouw slechts gelukkig kan zijn, als verantwoordelijke arbeid op hare schouders rust, dat de aard van de vrouw medebrengt, dat zij nuttig bezig is en dat zij zich alleen onder zulke omstandigheden tevreden kan gevoelen, men begeve zich naar de Padangsche bovenlanden en vergelijke deze werkzame vrouwen met die in de landen, waar de ontwikkeling der nijverheid of de heerschende zeden en gewoonten, haar alle nuttige werkzaamheden gaandeweg uit de handen hebben genomen. De geheele vrouwenbeweging, overal in de beschaafde wereld, die zich oogenschijnlijk beweegt op verschillende paden, heeft toch feitelijk geen andere oorzaak en geen ander doel, dan het willen terugwinnen van de beteekenis, die de vrouw in de oorspronkelijke wereld voor het ras bezat, het weder willen deelnemen aan het werk voor het algemeen, weder verantwoordelijk gesteld worden voor de helft van den arbeid, die gedaan moet worden tot instandhouding van het ras en den vooruitgang der menschheid.
Maandag 6 Mei, verlieten wij reeds vroeg Padang Pandjang, omldat wij nog dienzelfden dag in Padang moesten spreken in eene vergadering door warme voorstanders van vrouwenkiesrecht aldaar voor ons belegd. Was het niet, dat wij

[452:]

om die reden beneden moesten zijn, dan hadden wij ons verblijf in de bovenland,en nog wat gerekt, waar wij zulke heerlijke dagen hadden doorgebiracht. Dat ons kort verblijf aldaar zoo vol afwisseling was, dat wij in dien korten tijd, om zoo te zeggen, alles zagen, wat er voor ons bezienswaardig en van belang was, danken wij grootendeels aan de niet genoeg te waaroeeren vriendelijkheid van den gouverneur van Sumatra's Westkust, die te voren de assistent-residenten en de controleurs der verschillende plaatsen, die wij gingen bezoeken, schriftelijk had verzocht, ons bij ons bezoek in elk opzicht van dienst te willen zijn. Aan dit schriftelijk verzoek hadden wij het te danken, dat deze heeren, die zich allen op de meest voorkomende wijze van deze taak hebben gekweten, van onze komst op de hoogte waren en ons daardoor zoo goed hebben kunnen helpen.
In Padang werden wij met de grootste hartelijkheid bij onze beide gastvrouwen en gastheeren ontvangen. De vergadering was ten 7 uur uitgeschreven en toen wij op dien tijd in het logegebouw aankwamen, was de vergaderzaal reeds geheel gevuld met een belangstellend publiek, zoowel heeren als dames. Ook hier bleek, dat het vrouwenkiesrechtvraagstuk thans aller aandacht trekt, en dat men het slechts heeft te bespreken om uit die belangstellenden voorstanders te maken. Wel werd er na afloop der voordrachten van mrs. Catt en mij gebruik gemaakt van de gelegenheid om bezwaren te opperen of vragen te stellen, maar geen der aanwezig,en scheen eenig bezwaar te hebben, wel wenschte men op enkele punten nadere inlichtingen. Van een kant werd de vraag geopperd, of niet de vrouwen het kiesrecht zouden deelachtig worden, ook zonder dat er voor gestreden werd, of wel de tijd rijp 'was voor de invoering ervan en of de mannen 't ons niet zouden geven, ook wanneer wij er niet om vragen, doch deze illusie kon gemakkelijk en met succes bestreden worden. Het gevolg van deze vergadering was, dat er ook in Padang eene afdeeling, tot stand kwam.
Van de vier dagen, die wij nog in Padang moesten vertoeven, alvorens de boot ons weder naar Batavia zal terugvoeren, maakten eenige goede vrienden gebruik, om diners, en gardenpartij, een automobieltocht enz. te arrangeeren, en stelden ons daardoor in de gelegenheid niet alleen met de

[453:]

ingezetenen van het schilderachtige stadje, maar ook met zijne mooie omgeving kennis te doen maken.
Maar van idie gardenpartij moet ik iets meer zeggen. De heer en mevrouw Schlüter hadden die voor ons belegd. Hun prachtige tuin, die met lampions en lichtpotjes feeëriek geillumineerd was, leende zich bij uitstek voor zulk een feest. Wat echter voor ons het biijzonder aantrekkelijke was en ons dien dag nooit zal doen vergeten, dat waren de Indische muziek en de Indische amusementen, waarmede wij voor het eerst kennis maakten. Midden op een groot groen grasveld, fantastisch beschenen door het licht uit de ontelbare lichtpotjes rondom geplaatst, speelde de gamelan en werd er door een Javaansche schoone, in hofgewaad, getandakt, nu en dan in hare mooie, gracileuse bewegingen bijgestaan door een mannelijken tandakker. En was het fijne, ]avaansche poppetje - 't was als,of zij van Porcelein was - moe dan zweeg de gamelan en dan keerden wij onze stoelen om en verlustigden ons in het gezicht van een groote groep mannen, die mêmantjakten, dat is krijgsdans,en en schermutselingen uitvoerden, waarbij hun eigen opgewekt, melodieus gezang de maat aangaf. Wat steekt dat dansen van deze inlanders, dat eigenlijk niets anders dan elegante, rhytmische bewegingen is, toch hemelsbreed gunstig af bij onze danspartijen! Wat staan hunne amusementen toch veel hooger dan de onze!
De Indische bevolking, die op de muziek van de gamelan van heinde en ver was toegestroomd en in honderden zich driestweg in den tuin had gewaagd, schaarde zich zittende en staande rondom de gam,elan en de dansende Maleiers en vormde in hare schilderachtige bonte kleeding een achtergrond, die niet mooier kon worden uitgedacht. Ook bij deze gelegenheid toonde de bevolking weder haar hoog peil van beschaving; uit deze tallooze menigte werd geen luide stem vernomen; stil, bijna geruischloos, waren zij binnengekomen en stonden daar even bewonderend als wij naar het tandakken en mêmantjakken te zien. Alleen als wij de uitvoerders door handgeklap toejuichten, waren het in hoofdzaak de inlandsche kinderen, die ons in dit tevredenheidsbewijs steunden. Onder deze vertooningen, waarbij ook nog de muziek van een Chineesch orkest gevoegd moet worden, werden de gasten onophoudelijk van spijzen en verfrisschende dranken voorzien,

[454:]

en ook daarbij werd van de aanwezigheid van zooveel inlanders, waarornder toch ook vele kinderen, niet de minste overlast ondervonden. Vergelijk met dit alles eens iets dergelijks in ons land!
Padang en de Padangsche bovenlanden hebben op ons beiden een diepen, blijvenden indruk gemaakt. Noch de prachtige natuur, noch de buitengewone omstandigheden, waaronder de bevolking daar leeft, noch de vele hartelijke menschen die wij er hebben ontmoet, die ons vriendschappelijk tegemoet zijn getreden en ons bezoek zoo vruchtdragend hebben gemaakt, zullen ooit uit onze herinnering verdwijnen. Sumatra's Westkust is alleen een bezoek aan onze koloniën waard.
Nu wij op het punt staan, Sumatra voorgoed te verlaten wil ik met een enkel woord den indruk weergeven, dien over het algemeen de Maleier op mij heeft gemaakt, omdat wij dezen nu niet meer zullen ontmoeten en in hoofdzaak met den Javaan kennw maken.
Het is niet gemakkelijk, in een paar woorden te omschrijven, welke die indruk is en daarom neem ik mijn toevlucht tot eene vergelijking van de Maleiers, zoo als wij die hier op Sumatra's Westkust ontmoet hebben, met de inlanders in andere landen, In Zuid-Afrika boezemden de inlanders mij groote sympathie in; ik gevoelde voor hen als een moederlijke vriendin. Ik beschouwde hen als kinderen, die met tact moeten worden opgevoed, waarbij er waren met moeilijke karakters, maar zoo zeer velen, die slechts goede leiding noodig hebben om tot bruikbare, zeer goede menschen op te groeien. Van de Afrikaansche inlanders is m.i. alles te maken; komen zij niet of niet goed terecht, dan kunnen wij ,dat toeschrijven aan de verkeerde leiding, aan de dikwijls verdervende omstandigheden, waaronder zij opgroeien.
In Britsch-Indië heeft de inlander mijn sympathie niet kunnen verwerven. De weerzinwekkende indruk, dien de Hindoe in het Zuiden van het land op mij maakte is wel langzamerhand wat verzacht, maar de druk-doende, schreeuwerige Hindoe en Mohammed aan in Britsch-Indië, de slimheid en geslepenheid in zijn optreden, zijn aanstellerige manier om zijn godsdienst ,en kaste aan de wereld te openbaren door middel van groene, gele en roode verf op zijn gezicht te smeren,

[455:]

maar vooral ook zijn geloof en ongeloof, zijn afgodsdienst enz. zijn zoo walgingwekkend, dat ik mij in geen enkel opzicht met deze menschen verwant kan gevoelen.
De Maleische bevolking in Padang, doch vooral in de Padangsche bovenlanden, hebben heelemaal niet den indruk verwekt, dat wij zoo ver boven hen staan. Hun zelfbewust, waardig optreden, hun kalme natuur, hun werkzame aard, (vooral wat de vrouwen betreft), hun getoonde behoefte aan ontwikkeling, stellen hen op nagenoeg één lijn met ons zelven. Wij mogen hen beschouwen als een jongeren vriend, die goede leiding noodig heeft, die intellectueel hoog genoeg staat, maar wien tot dusver de noodige opleiding onthouden is en die, zoodra de gelegenheid tot geestelijke ontwikkeling maar genoegzaam geboden wordt, met reuzensprongen zal vooruitgaan, om weldra in menschelijke ontwikkeling geheel met ons gelijkgesteld te kunnen worden.
Men zegt hier: "de Maleier is lui"; in Deli vindt men den Maleier ongenegen om koeliewerk voor ons te verrichten, maar ,dat laatste stempelt hem in mijn oog hooger dan den Javaan en den Chinees, die zich daarvoor wel gebruiken laten. Dat de Maleiers, en dit geldt alleen voo,r de mannen, lui zouden zijn, is ook voor een d,eel toe te schrijven aan de rechtsverhouding, waaronder deze menschen nog leven. Hun rechtstoestand dateert nog van vele eeuwen her, toentertijd was het misschien wijs en rechtvaardig, hunne wetgeving zoo in te richten zooals die nu nog is, maar met hunne tegenwoordige ontwikkeling en levensopvatting is deze dikwijls zeer in strijd.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina