doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Aletta Jacobs: Reisbrieven uit Afrika en Azië.
Benevens eenige brieven uit Zweden en Noorwegen.

Almelo: W. Hilarius, 1913


V.

Door de Bandoengsche kiesvereeniging was den 22en Mei een vergadering uitgeschreven, waarin ik over het vrouwenkiesrecht-vraagstuk sprak. De Bandoengsche kiesvereeniging, hoewel niet aan politiek doende, bestaat toch uit zeer vooruitstreevende menschen, die op de hoogte van hun tijd staan. Hoewel de vrouwen hier, in Indië, evenals haar zusters in het moederland, van kiesrecht en verkiesbaarheid verstoken zijn, heeft toch de kiesvereeniging van Bandoeng uitdrukkelijk in haar statuten gestipuleerd, dat ook vrouwen lid van de vereeniging kunnen zijn en doordat de vereeniging de candidaten kiest voor den gemeenteraad en deze candidaten tot nog toe steeds tot gemeenteraadslid gekozen zijn, kunnen dus de Bandoengsche vrouwen indirect invloed uitoefenen op deze keuze. Mrs. Catt had zich onttrokken om op deze vergadering te spreken, omdat zij zooveel achterstallig internationaal werk had te doen en er slechts weinigen onder het publiek zouden zijn, die haar goed zouden kunnen volgen. Een zeer groote opkomst van het Bandoengsche publiek toonde, dat het vrouwenkiesrecht-vraagstuk tegenwoordig overal belangstelling wekt en - en dat deze belangstellenden voorstanders worden, zoodra zij over deze belangrijke kwestie tot nadenken worden gebracht.
Na afloop van de vergadering bleek, dat meer dan 60 van de aanwezigen de lijsten geteekend hadden om lid der vereeniging te worden en dat een keur van vrouwen zich beschikbaar stelde om de Bandoengsche ledengroep der Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht te leiden. Als presidente werd gekozen mevrouw Reitsema-Brutel de la Rivière, die door haar kranige

[474:]

artikelen in de "Preangerbode" het bewijs reeds heeft geleverd, dat zij het vrouwenkiesrecht-vraagstuk kent en op een waardige wijze weet te verdedigen. Onder haar kundige leiding zal hier zeker vruchtbaar werk geleverd worden. Als vice-presidente liet mevrouw Lovius, leerares aan een school alhier zich benoemen; een passende aanvulling van de presidente; mevrouw Willy Berton werd eerst en mejuffrouw Becker tweede secretaresse. Ieder, die mevrouw Berton in de Amsterdamsche vereeniging aan het werk heeft gezien, zal zich overtuigd gevoelen, dat het secretariaat in haar handen, met de hulp van mejuffrouw Becker, alleszins goed geplaatst is, en met mevrouw Doyer tot penningmeesteres en mevrouw Douwes Dekker en mevrouw Gramberg tot adviseerende leden van dit bestuur, zal er een kracht van kunnen uitgaan, waarvan de goede gevolgen door de vereeniging in Nederland zeer zeker gevoeld zullen worden.
Onze oude stadgenoot, dr. Westhoff, was zoo vriendelijk mij in zijn mooi ziekenhuis en blindeninstituut rond te leiden. Deze beide inrichtingen zijn zeer zeker een bezoek overwaard. Het ziekenhuis voor ooglijders voldoet aan alle redelijke eischen, die men aan zoo'n inrichting heden ten dage mag stellen, het voorziet in een behoefte, zóó groot, dat onwillekeurig de vraag in ons opkomt: is het wel voldoende in onze kolonieën slechts één zoo'n inrichting te hebben? Hoewel gelukkig op Java en Sumatra niet zoovele oogziekten voorkomen als in de tropische landen, die wij vóór dezen bezochten, wij hier slechts bij uitzondering een blinde tegenkomen, terwijl toch in Jerusalem, Egypte, Ceylon, Britsch-Indië, die stumperds overal op onzen weg te vinden waren, toch zijn hier nog genoeg van deze ongelukkigen, die misschien bij doelmatige behandeling hun lot hadden kunnen voorkomen, zoodat het gerechtigd schijnt de vraag te uiten: zou ook in oost-Java niet een oogziekenhuis nog voldoend vruchtbaar werk vinden? Hoe keurig netjes. hoe hygiënisch en hoe practisch zag alles er uit, wat tot het oogziekenhuis behoort; vele menschen ontvangen er gratis een doeltreffende behandeling! ook het blindeninstituut mag zich laten zien. Met de grootsche menschlievendheid worden de blinden er behandeld en de beste zorgen worden aangewend, om deze ongelukkigen, die anders zichzelf en anderen tot last zijn, tot bruikbare menschen

[475:]

in de maatschappij te maken. Niet alleen wordt hun allerlei handwerk geleerd, waarmede zij later, als zij weder aan de maatschappij worden afgeleverd, voor zichzelf den kost kunnen verdienen, maar de geestelijk hooger ontwikkelenden ontvangen zooveel onderwijs, dat zij het onderwijzersexamen kunnen afleggen of het tot pianostemmer of muziekonderwijzer gebracht hebben. Ook voor goede voeding en uitspanning wordt uitstekend gezorgd. Hier vindt dr. Westhoff, bij zoovele Amsterdammers nog zeker in vriendelijke en dankbare herinnering, een hoogst belangrijken werkkring. Niemand, die deze inrichtingen bezichtigt, kan een gevoel van dankbaarheid onderdrukken voor dezen man, die met in het leven roepen van beide gestichten, de menschheid hier een niet te hoog te schatten dienst bewees. Moge het heerlijke klimaat van Bandoeng, dat oude menschen jong maakt en elkeen levenslust en werkkracht geeft, nog heel lang zijn heilzamen invloed ook op onzen oud-stadgenoot uitoefenen.
Met mevrouw Oudemans, de beschermvrouw van de school, bezocht ik hier de school voor inlandsche meisjes. De oprichtster en leidster van deze school is Raden Devi, de vrouw van een inlandschen onderwijzer. Zij-zelf heeft slechts tot haar twaalfde jaar school gegaan en verder onderricht, eerst van haar moeder, die een hoogstaande vrouw moet geweest zijn, en later van haar man, genoten. Acht jaren geleden, zij was toen reeds moeder van eenige kinderen, gevoelde zij zich geroepen om van de weinige kennis, die zij bezit, doch die toch hemelsbreed boven de kennis staat van de meeste Javaansche vrouwen, zooveel in haar vermogen is aan andere vrouwen mede te deelen. Zij bracht toen zeven of acht meisjes bijeen en begon die te leeren lezen en schrijven. Spoedig kwamen andere meisjes vragen, of zij ook mochten komen, en dat getal breidde zich zóó snel uit, dat thans deze school 230 leerlingen telt. De echtgenooten der opeenvolgenden residenten hebben Raden Devi gesteund in haar pogen door een vereeniging tot stand te brengen, waarvan de geïnde contributies der leden de school ten goede komt. Daardoor kon een uiterst primitief lokaal voor schoollokaal worden ingericht, konden schoolbehoeften worden aangeschaft en een paar onderwijzeressen worden aangesteld. Ook het schoolgeld der kinderen helpt een beetje de lasten dragen.

[476:]

De overheid trekt zich echter van deze hoogst noodige instelling nog niet veel aan. De aan de school werkzame krachten zijn niet-gediplomeerde Javaansche meisjes, die, evenals Raden Devi, hare intellectueele krachten wenshen dienstbaar te maken tot verheffing van haar Javaansche zusters. Bezoldiging, wat m.i. dien naam mag dragen, ontvangen zij niet. Het onderwijs strekt zich niet verder uit dan tot lezen en schrijven van het Javaansch en rekenen. Het sommetje, dat ik een van die kleine, aardige, bruine kindertjes zag maken, leek mij al heel practisch, het was direct ontleend aan het leven, dat haar weldra wacht. Zij moest op het bord uitrekenen hoeveel zij te betalen zou hebben, als zij naar de Passar ging en kocht een flesch kokosnootolie van 32 cents, een paar sinaasappelen van 6 cents, en nog iets van 15 cts. Daarna moest zij uitrekenen, hoeveel zij moest terugontvangen als zij die zaken met een gulden betaalde.Het zeven- of achtjarige poppetje, met haar opgestoken haar, en in een sarong en kabaai gekleed, als een heel mensch, schreef haar antwoorden zóó vlug op het bord, dat men overtuigd kan zijn, dat zij zich later als huisvrouw niet zal laten bedotten, maar die ook bij mij den wensch deed opkomen, om toch al de kinderen wat meer onderricht te doen geven. Wat een macht van ongecultiveerde gaven ligt er voor ons land nog te oogsten, als wij de Javaansche vrouwen, evengoed als de mannen, de gelegenheid tot ontwikkeling openen.
Verder werd op die school handwerkles gegeven, in hoofdzaak in nuttige handwerken, zoodat de leerlingen later in staat zullen zijn haar eigen kabaaitjes te maken en hun kleeding netjes te verstellen.
Ook wasschen, strijken en koken werd er onderwezen. De kooklessen zijn er natuurlijk ook alleen op ingericht om de kinderen de Indische keuken te leeren. De rijsttafel met haar groote verscheidenheid van bijgerechten werd daar door de meisjes onder goede leiding klaargemaakt en later gezamenlijk opgegeten.
Als een uitvloeisel van deze school en onder dezelfde omstandigheden en op dezelfde voet werkende, is er nu een te Garoet opgericht, die het in een minimum van tijd tot 100 leerlingen bracht. Is er grooter bewijs noodig, hoezeer goede meisjesscholen hier een levensbehoefte zijn?

[477:]

Op de school voor opleiding tot inlandsche ambtenaren trof het mij beschaafde en intelligente uiterlijk van de meeste jongelieden, die daar tot toekomstige ambtenaren worden opgeleid. Als deze jonge mannen als staalkaart mogen dienen van de inlandsche mannelijke bevolking op Java, dan staat die bevolking ongetwijfeld op een hoog standpunt. Het muziekkorps, door een der leeraren uit deze jongelui samengesteld, dat hij-zelf onderricht, gaf ook het bewijs, dat de muzikale ontwikkeling van den Javaan ver verheven is boven die van alle Oostersche volken, die wij tot nu toe zagen.
Op de Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers waren twee meisjes. Het spijt mij te moeten zeggen, dat deze twee meisjes niet tot de besten onder hare zusters behooren. Dat zij slechts zeer moeilijk met de jonge mannen konden meekomen, was op de gezichten te lezen. Voor de meisjes geldt echter tot verontschuldiging, dat zij niet, evenals de jongens, een goede voor-opleiding hadden genoten. het meten van krachten is ook hier onbillijk, omdat van den aanvang af niet dezelfde zorg aan de opleiding is besteed.
Iets moet ik nog vertellen, dat op de school van Raden Devi mij zeer pijnlijk trof. Op geen enkele school heb ik dat nog gezien. Als een van de meisjes daar voor het bord werd geroepen om iets uit te rekenen of op te zeggen, dan kwam zij kruipende uit haar bang tot voor de voeten van de onderwijzeres, boog dan haar hoofd tot bijna op den grond, raapte het stukje krijt van den grond en verhief zich dan om haar som uit te rekenen. op diezelfde kruipende wijze ging zij ook naar haar bankje terug. Zelfs in de kook-afdeeling bewogen de kinderen zich kruipende achter ons om. Dat is de adat, werd mij geruststellend gezegd, maar het is een verderfelijke adat, die niet anders dan verkeerd kan werken en die liefst zoo gauw mogelijk verdwijnen moet.
Een van de vele avonden, die wij hier doorbrachten, gebruikten wij om een voorstelling in een Indo-theater bij te wonen. Geisha, zou worden opgevoerd; wij zouden er wel niets van verstaan, maar wij kenden den inhoud van dit operettetje genoegzaam om te begrijpen wat gezegd en gezongen zou worden. Het was een heerlijke avond. Wij smaakten niet zoozeer muzikaal of simpel artistiek genot, maar gelachen hebben wij toch, zelfs, toen wij reeds lang den

[478:]

schouwburg verlaten hadden. Wat de vele inlanders - want wij tweeën waren waarschijnlijk de eenige niet-inlanders - in deze voorstellingen trekt, ben ik niet te weten kunnen komen - er schijnt het geheele jaar door genoeg belangstelling te bestaan in deze vertooningen, om avond aan avond volle zalen te trekken. Het was eigenlijk in elk opzicht een parodie. Het zwakke stemmetje van de prima-donna klonk net als het gemiauw van een veertiendaagsch katje, en de jeune-premier zong, alsof hij het met de geheele wereld aan den stok had. Neen, zoo zong hij eigenlijk niet, want het geluid, dat hij te voorschijn bracht, mag niet zingen genoemd worden.
Toen de prima-donna besloten had om naar Japan te gaan, om haar kinderen te zoeken, zag men op het toneel een zee met grasgroen golven, die door bandjes op en neer werden bewogen en waar tusschen de prima-donna, de kapitein en een matroos het schip, waarop zij zich bevonden, voortrolden. Toen het schip van het eene eind van het ongeveer twee en een halve meter breede toneel naar het andere eind was gerold, verscheen de juffrouw op 't toneel vóór de golven en miauwde haar liedje, dat zij aan boord had moeten zingen.
Wij hebben het slot van deze zielverheffende vertooning niet bijgewoond en zijn er ook niet achter gekomen, of daar op het tooneel Javaansch, Maleisch of Soendaneesch werd gesproken.
Over een van onze mooie uitstapjes wil ik ook nog wat vertellen. Het betreft onzen tocht naar den krater van Prahoe. Wij hadden ons voorgenomen één van de vele kraters op Java te gaan zien en daar wij waarschijnlijk nergens zoo lang zullen vertoeven als in Bandoeng, besloten wij tot een bezoek aan Tangkoeban-Prahoe. Wij hadden alles den dag van te voren besteld, zoodat wij nergens oponthoud behoefden te hebben en den heelen tocht in een halven dag konden doen. Direct na zonsopgang vertrokken wij in een gemakkelijk auto naar Lembang, alwaar wij nog voor half acht aankwamen. De weg van Bandoeng naar Lembang, die zacht bergopwaarts gaat, is verrukkelijk mooi. Overal die weelderige plantengroei. die mooie bloesems aan allerlei boomen, dat elegante bamboeriet, dat met zoo'n zwierigen draai zijn kop naar beneden keert, die kleurige meisjes aan het theeplukken en nog zooveel meer,

[479:]

dat het oog boeit. In Lembang stonden de beide tandoe's, elk met vijf koeli's (een om onderweg in te vallen) reeds gereed, zoodat wij direct uit de auto's in den draagstoel konden overwippen en toen zonder dralen verder konden gaan. Ruim twee uur gingen de stevige kerels in flinken pas reeds steil naar boven, over een weg, zoo vol gaten en afgronden, dat wij blij waren, liever de veilige tandoe, dan een rijpaard voor deze toch gekozen te hebben. Eerst passeerden wij nog eenige theeplantages, hooger gekomen gingen wij door kina-ondernemingen, tot wij het laatste uur midden door een oerwoud trokken. Het was een hoogst interessante tocht. Om tien uur waren wij boven met den krater aan onze voeten. De rookkolommen, die van verschillende kanten opstegen, de sterke zwaveldampen en de nu en dan even opkomende borrelingen laten geen oogenblik twijfel bestaan, dat er in het binnenste van deze kolos nog steeds leven is en hij best den een of anderen dag eens weder flink aan het sputteren kan gaan. Wij troffen een zeer helderen dag, waardoor wij een prachtig vergezicht hadden. Toen wij uitgekeken waren, keerden wij terug. De schommelingen van de tandoe waren veel gemakkelijker te verdragen, doordat wij, door ondervinding wijs geworden, de koelies verzichten niet in de pas te loopen. Dat hielp.
Morgenochtend gaan wij van hier in eens door naar Djocjacarta. Wij zijn verplicht Garoet uit onzen tocht over Java uit te schakelen. Toen reeds onze geheele route was vastgesteld en overal de vergaderingen voor vrouwenkiesrecht waren bepaald, kwam Magelang nog achteraan, om ook een vergadering te willen hebben. Daardoor moest nu Garoet vervallen om dien tijd aan Magalang te kunne besteden.
Met ons vertrek uit Bandoeng, verlaten wij ook de Preanger Regentschappen. ik ben hier reeds zo gewend aan de vraag: "of ik de Padangsche Bovenlanden mooier vind dan de Preanger Regentschappen", dat ik mij verbeeld, daarop hier nu ook een antwoord te moeten geven. Naar mijne meening zijn de Padangsche Bovenlanden en de Preanger Regentschappen beide zeer mooi, doch niet met elkander te vergelijken, omdat zij beide zoo geheel iets anders zijn. Van beide kan men zeggen, dat zij liefelijk mooi zijn, doch beide missen een grootsche natuur.

[480:]

In de Preanger mist men de schilderachtige Sumatra'sche huizen met haar poppige rijsthuisjes, die zoo'n goed effect maken tusschen het veelkleurige groen; daarentegen vindt men in de Preanger de in helle kleuren gekleede vrouwen, die aan de omgeving de levendigheid geven, die ze anders zou missen. De Preanger schoonen durven zich in bonte klederen te steeken. Zij vertoonen daarbij echter niet altijd goeden smaak. Soms ziet men een jong meisje met een blauwe sarong. een groen baaitje en een paarse slendang. En de kleuren zijn hard en leelijk. Hier en daar vertoonen de meisjes neiging om zich Europeesch te kleeden. Waar ik ze zag, kon ik den smaak der jonge meisjes niet bewonderen. Het is nog te onbeholpen. Maar waarom zouden zij niet? Onze Hollandsche dames loopen soms den geheelen dag in sarong en kabaai en zien er dan dikwijls ook lang niet zo goed in uit als de Javaansche vrouwen, waarom zouden deze nu ook niet, als zij mooi willen zijn, onze kleederdracht overnemen? Ik zag hier een Javaansche huwelijksstoet door de straten trekken, bruid en bruidegom en naaste familie in drie auto's voorop, alle genoodigden in verschillende soorten rijtuigen achteraan. Bruid en bruidegom in Europeesche kleederen en ook verschillende der genoodigden. Ik geloof echter niet, dat iemand zich in het ras vergissen zal. Zoo'n Javaansche kop is niet gemaakt voor een Europeeschen hoed, of omgekeerd. Nabootsen is altijd leelijk, onverschillig of het door Europeanen of anderen geschiedt.
29 Mei 1912


inhoud | vorige pagina | volgende pagina