Tante Etiquette: In Optima Forma. Brieven over vormen in Indië Bandoeng: G. Kolff & Co, 1904
BANDOENG, 24 September.
BESTE TOM.
't Kleine briefje, dat ik eergisteren ingesloten vond in Dolly's epistel; deed mij groote, verbaasde oogen opzetten, en als ik je niet door en door kende, zou ik heusch bang worden, dat je nu je oude tante eens in 't zonnetje wil zetten. Je vraagt me echter zoo vriendelijk je nu ook
[55:]
eens een preekbriefje te sturen, dat ik niet anders doen kan, dan me hoog vereerd voelen en ik me haast om een nieuwe pen voor den dag te halen, ten einde je zoo sierlijk mogelijk te schrijven. Je moet in mijn brief volstrekt geen hatelijkheden of steekjes onder water zoeken; ik stel op den voorgrond, dat jij je zelden schuldig zult maken aan fouten tegen de vormen, daarvoor ken ik je te goed; maar toch is het niet kwaad zoo alles en alles eens de revue te laten passeeren; licht zeg je hier of daar: "hé, daar heb ik nooit over gedacht". Vooreerst, hooggeschatte neef, begin ik met eene teere quaestie, in 't oog der heeren ten minste, nl: het rooken; op dat punt is het voor menig hartstochtelijk liefhebber van sigaar of sigaret soms al heel hard niet te zondigen tegen de etiquette, want zoo ergens, dan is er hier dikwijls sprake van opoffering. De Indische huizen zijn gelukkig te open en te frisch, dan dat het hinderlijk zou zijn binnenshuis te rooken; alleen zou ik een draconisch verbod willen uitvaardigen het nooit in de slaapkamer ten mogen doen. Ik weet niet of jij ook die liefhebberij er op na houdt, maar geloof me, er zijn een massa heeren, die 's middags hun siësta gaan houden met een sigaar in den mond. Heel bevordelijk voor de witheid van klamboe's en gordijnen is het zeker niet, en gevaarlijk is het wel. Maar overtuig eens een man van het verkeerde van iets, als zijn genoegen er mee op 't spel staat. (dit tusschen haakjes Tom).
[56:]
Dan mag men niet rooken als men met een dame loopt; zelfs al wandelt men met zijne vrouw, staat 't toch niet netjes. Dat men zijn sigaar onmiddellijlc uit den mond neemt, als men door iemand aangesproken wordt, en niet met een dergeltjk machine tusschen de lippen gaat antwoorden, spreekt haast van zelf, en toch gebeurt zoo iets dikwijls. Komt men bij iemand een bezoek brengen, dan werpt men zijn sigaar weg; is het voor enkele minuten, dat men iemand spreken wil, dan kan men desnoods zoolang ztjn sigaar ergens in de voorgalerij neerleggen. Maakt men bij iemand eene visite of bezoekt men eene receptie, dan worden daar natuurlijk ook sigaren gepresenteerd, maar is deze btj het heengaan nog niet opgerookt, dan legt men dit eind op een aschbakje neer; 't zou onbeleefd zijn met een sigaar in de hand afscheid te nemen van gastvrouw en gastheer. Ik herinner mij wel, dat er eens een generaal was, die zeer op vormen was gesteld en dit ook gaarne zag bij zijn officieren; menigmaal liet hij ver voor het einde der receptie sigaren presenteeren, om eens te zien wie in dit opzicht zijn wereld kende en wie niet. Als je roolct en je ziet dat de wind of tocht maakt, dat de dame naast je al den rook in haar ge zicht krijgt, maak dan je excuses, ga een beetje verzitten en wuif af en toe don rook weg met je hand. Ook op de manier van rooken wordt soms zoo weinig gelet; ik vond 't altijd een wee, onhebbelijk gezicht, als iemand zoo genoegelijk op zijn
[57:]
sigaar zat te kauwen of 't een stuk zoethout was, en dan dat afgeknabbelde eindje van tijd tot tijd tusschen de vingers ronddraaide om 't weer in zijn fatsoen te brengen; met diezelfde vingers werd een beetje later een gebakje van de schotel genomen en een damelLan haar doekje of hoed geholpen. Smakelijk! Dat er gasten zijn, die voor een sigaar tien lucifers noodig hebben, omdat ze die telkens laten uitgaan, is zoo erg niet, als ze maar niet ieder oogenblik om een lucifer roepen of vragen; zoo iemand moet maar zijn eigen doosje leegmaken. Steek altijd je sigaren met de puntjes naar beneden in je sigarenkoker, dan wordt nooit het einde, dat men in de mond steekt, aangeraakt; leg ze ook zoo in 't vaasje of doosje dat voor je gasten bestemd is. Hier in Indië zijn op de spoorlijnen geen afzonderlijke coupé's in gebruik voor rookers en niet-rookers, en damescoupé's heeft men, behalve in de derde klasse, ook niet; daar zeker wordt dus dubbel een wisseltje getrokken op de beleefdheid, van heeren rookers. Niet dat ze op de lange vervelende reis zich het genot behoeven te ontzeggen eens een trekje te doen, maar laat het met mate zijn en het woord schoorsteen niet op hen van toepassing wezen. Ook in de eetzalen van hotels wordt soms met zoo bitter weinig égards gehandeld. Ik herinner mij eens in een hotel op een der hoofdplaatsen een officier van gezondheid ontmoet te hebben. Het was geen Hollander, dat moet ik, er bij zeggen, want die doen niet, wat hij deed.
[58:]
Hij kwam 't eerst aan tafel, slikte zijn voedsel in een minimum van tijd op en tegen dat de andere gasten dikwijls nog pas aan de croquetjes waren, had mijnheer zijn maaltijd geëindigd. Dan werden de ellebogen op tafel gelegd en een bizonder dikke sigaar werd aangestoken en, of 't om een weddenschap ging, snel opgerookt, zoodat dat hoekje steeds vol rook was. Of er al eens iemand met waaier of zakdoek wuifde, dat kon hem niets schelen, hij zou ze wel eens toonen, dat hij vrij was aan de table d'höte. Ach, de man toonde alleen, dat hij niet de minste opvoeding had genoten en dat men het indische leger weinig kon geluk wenschen met dit verworven artikel "Made in Germany". En nu komt het hoofdstuk "groeten" aan de beurt; me dunkt ik zie je al lachen want, natuurlijk, daar weet iedereen alles van. Zoo Tom, geloof je dat, nu neefje er wordt dagelijks verkeerd gegroet, dat kan ik je dan vertellen. Zou je denken, dat iedere heer, bijvoorbeeld, weet of er altijd aan denkt, dat hij bij het groeten van eene dame haar steeds aankijken moet en daarom met de rechterhand groeten zal, als ze hem links passeert, daarentegen de linkerhand gebruiken zal, bij 't afnemen van zijn hoed, als ze aan zijn rechterkant voorbij gaat. Loopt hij iemand voorbij, die hem eerst vóór was, dan zal hij bij voorkeur aan de linkerhand passeeren, even de dame aanzien en dan dus ook zijn linkerhand gebruiken. Niet iedereen denkt er aan bij het groeten de
[59:]
sigaar uit den mond te nemen en stok en sigaar in de eene hand te houden, terwijl de andere voor het afnemen van den hoed dienst doet. En dan: het afnemen zelf geschiedt niet altijd even juist en netjes; de een neemt zijn hoofddeksel af met een zwaai of hij een zwerm muggen wil doodslaan; een ander met een gebaar, alsof hij je allervriendelijkst wil uitnoodigen een aalmoes in zijn hoed te leggen, een derde ligt den hoed even op, als of 't hem te veel van zijn krachten vergt behoorlijk te groeten. Dikwijls is de groet niet in overeenstemming met. den persoon, wien ze gebracht wordt en vergeten jongelieden zoo vaak dat oude menschen altijd recht hebben op een behoorlijk saluut. Maar helaas, men groet al heel dikwijls de positie en niet de persoon zelf. Zie je, Tom, ik kan me best begrijpen dat, wanneer een jongmensch zijn aangebedene ontmoet, hij zijn hoed zoo diep mogelijk afneemt en er desnoods een buiging bij maakt, maar als datzelfde jongmensch de oude arme nicht van zijn moeder tegenkomt en haar heel onverschillig groet door even tegen den rand van zijn hoed te tikken, dan bewijst hij geen ware beschaving te bezitten. Zoo zal ieder zijn superieur het eerste groeten of deze alleen of met eene dame wandelt; is het geval echter dat de hooger geplaatste alleen en de ondergeschikte vergezeld is door eene dame dan groet de superieur het eerst. Dikwijls wordt hiertegen gezondigd doordat de ondergeschikte bang is zijn chef te beleedigen door hem niet 't eerst te groeten, en toch toont hij hierdoor
[60:]
juist, dat hij vermoedt dat zijn Vorgesetzter zijn wereld niet kent. Mij trof het, toen ik langen tijd in Frankrijk was, dat wanneer een heer op straat eene dame aansprak, hij zoolang het gesprek duurde den hoed in de hand hield; in den winter vond ik deze beleefdheid wel wat bedenkelijk, maar 't bleek voor mijn jonge oogen toch iets zeer ridderlijks. Dat een heer nooit 't eerst zijn hand uitsteekt maar aan de dame overlaat, hem dit bewijs van vriendelijkheid te geven, weet een ieder, maar niet iedereen weet een behoorlijken handdruk te geven. Het is wel waar: "O, tintel uw hart in den druk van uw hand" maar ik geloof, dat men wel zal doen, dat tintelen een beetje te beperken; ik zag tenminste hoe menige dergelijke "hartelijke" handdruk een allerpijnlijkst glimlachje te voorschijn riep. Een heer mag de hand eener dame niet vasthouden, dat is niet beleefd, maar veel erger is het haar onverschillig een paar vingers toe te steken; zulk een toegestoken hand mag men gerust weigeren. Een tijd lang was de mode heerschend, dat de menschen elkander de hand aanboden, alsof ze plotseling kramp in de polsgewrichten hadden gekregen, en dan hing de hand sierlijk naar beneden als een haak; de eerste maal, dat een zeer jong Haagsch meisje mij op die wijze de hand toestak, dacht ik, dat zij mij heel brutaal voor de gek hield, en ach, de stumpert vond zich zelf nu eens 't toppunt van élégance.
[61:]
Sommige niet heel handige lui vinden het noodig als ze ergens binnenkomen, waar reeds eenig gezelschap vereenigd is, 't heele rijtje af handen te gaan geven; vóór een dergelijk iemand bij nummer 6 is, kan je er op aan, dat zijn hand warm en vochtig is en ik beklaag hem uit den grond van mijn hart. Waarom niet even een buiging in 't rond gemaakt, dat was immers voldoende. Wat hoor ik dikwijls de verzuchting, dat de jongelui van tegenwoordig heel wat minder op hun manieren letten dan vroeger, en als ik eens na ga, wat ik in deze enkele maanden in Indië zag en hoorde, dan, moet ik ook eerlijk bekennen, dat het jonge geslacht er niet op is vooruit gegaan. Daar heb je bijvoorbeeld de questie van dansen. Als een heer een geëngageerd meisje ten dans wil vragen, dan eischt de wellevendheid, dat hij eerst daartoe de vergunning vraagt aan haar aanstaande, Ja, ik zeg zelfs menigmaal, dat aan den echtgênoot verlof werd gevraagd om met zijne vrouw te mogen dansen. En het zou nooit mogen voorkomen, dat een jong meisje ten dans werd genoodigd, zonder dat haar danser eerst niet de vormen in acht had genomen door zich aan hare ouders voor te stellen. Hoe tallooze malen wordt hier niet tegen gezondigd; ach, de heeren vinden het de moeite niet waard en vooral niet als er gedanst wordt in de een of andere societeit of club. Als men zich in gezelschap van dames bevindt is het per se niet netjes met de been en over elkaar geslagen te zitten, let eens op Tom, hoe velen zich hieraan schuldig maken.
[62:]
En dan de gesprekkendie gevoerd worden! Nu ja, ik wensch den tijd van Ferdihand Huyg niet terug met zijn zinnen vol sierlijke wendin gen en zijn tallooze UEdels, maar menig jong mensch maakt van de onervarenheid of jeugdige ovennoed van zijn danseuse misbruik om tegen haar te spreken op eene wijze, die eigenlijk eene beleediging voor haar is, en die hij zeker niet zou verdragen als een ander zich die jegens zijn verloofde of zuster zou veroorloven. En als er dan braaf gelachen en geflirt is en het meisje opgewonden naar huis gaat, met gloeiende wangen en vol van de genoten pret om misschien te droomen van dien alleraardigsten danseur, die zooveel grapjes maakte en wel een beetje brutaal was ook, dan blijft die alleraar digste danseur nog een uurtje plakken en steekt aan de vroolijke kletstafel den draak met dat jonge, domme goedje, dat zoo goedgeloovig alles voor goede munt opneemt, en waar je nu alles tegen zeggen kunt. Gaat 't niet zoo Tom, en is nooit de lust bij je opgekomen, ze eens het heelleelijke van hun gedrag onder het oog te brengen van al die licht zinnigen en gedachteloozen, die de. schouders ophalen voor al wat naar gevoel zweemt. O, ik ben het volkomen met je eens, menig meisje wil niet anders en bij haar ligt dikwijls de schuld. Er zijn er zoovelen, die de ware beschaving missen en door hard praten en lachen, opzich tige toiletjes en vrUpostige mani,eren de aandacht zoeken te trekken, neen zij willen niet anders behandeld worden. En wanneer dan een jong
[63:]
meisje tennist en fietst en danst met een heer, die zich nog nooit de moeite gaf bij hare ouders een bezoek te brengen, dan is zij zelve er de oorzaak van, wanneer zij niet met die égards behandeld wordt, waarop iedere beschaafde vrouw recht heeft. Ik deed, niet nu alleen maar weds vroeger, helaas de ervaring op, dat hier in Indië de ouders zelven in het geheel niet beleedigd zijn, zoo als quantité négligeable beschouwd te worden, ze voelden er eenvoudig niets van; de hoofdzaak was dat Fietje of Mientje veel pleizier hadden en kans kregen een echtvriend te vinden, dan hadden ze hun illusie bereikt. Maar op den werkelijk fijngevoeligen, wel-opgevoed en man rust dan toch zeker de taak nooit eenig misbruik te maken van een dergelijk gemis aan beschaving, vooral waar hij weet en dagelijks ziet, dat de wereld nooit hem, den man, tot onderwerp van haar praatjes zal kiezen, maar wel het meisje, dat dikwijls uit onwetendheid gehandeld heeft en wier huisgenooten haar misschien nog wel versterkten in hare onnoozele ideeën. Dan is er het chapiter trappen op en af loopen, dat doet ook lang niet iedereen zooalshet hoort, nl. bij het opgaan van een trap eerst de heer en dan de dame, bij het afgaan de heer een trede lager dan de dame, om haar zoo noodig de behulpzame hand te kunnen bieden. Ik herionner me, hoe ik als jong meisje eens een hoogen trap moest bestijgen en de mijnheer die mij begêleidde steeds maar buigende zei: "O neen, pardon, na u, na u". Eindelijk verveelde
[64:]
het mij en zei ik eenigszins kortaf: "Neemt u 't mij niet kwalijk mijnheer, maar een heer stijgt toch voor de dame de trappen op". Hij kreeg natuurlijk een kleur van boosheid, vond mij natuurlijk een nest, en heeft 't mij natuurlijk ook nooit vergeven, dat ik hem op zulk een verzuim attent maakte, en ik dacht, dat 't toch vervelend was, als de menschen niet wisten hoe het hoorde. Denk er ook aan, dat waar heeren en dames samen zijn het erg hinderlijk is, als twee heeren plotseling samen gaan fluisteren en lachen; gewoonlijk zijn de grappen, die dan verkocht worden niet zeer uitgelezen, en zouden ze best bewaard kunnen blijven tot later; 't bewijst niet veel achting voor 't damesgezelschap, zulk een gedrag. Over het gebruik van ruwe woorden zal ik maar niet spreken; de tijden zijn gelukkig voorbij, dat een welopgevoede vrouw angstig moest opzien tegen den omgang met zoogenaamde joviale oudgasten met hun dubbelzinnige aardigheden, ongepaste uitdrukkingen en ruwe manieren; ze waren niet allen zoo, dat zou een grove onwaarheid zijn, maar heel velen waren wel zoo, dat is een feit. Neen die periode zijn wij te boven, nu Indië niet meer het toevluchtsoord is van allerlei maatschappelijke schipbreukelingen, maar het land waar dikwijls de beste en meest energieke jongelui heen gaan om zich de toekomst te veroveren, zooals ze zich die in hun stoutste droomen voorgesteld hebben. Wel zijn er nog heel wat, die een schaafje hoog noodig hebben, maar dat is niets, als ze 't zelve maar weten en erkennen willen.
[65:]
Er wordt hier in Indië nog al veel paard gereden, en dan ziet men juist zoo duidelijk uitkomen welke ruiters daarin wel, welke niet de vormen in acht nemen. Let eens op, hoe weinige, in draf zijnde, hun paard in stap laten overgaan, als ze een dame willen groeten en toch hoort dat zoo. En dan te weten; dat waar men overal de dame aan zijn rechterhand laat wandelen, plaats nemen, zitten etc. juist bij het paard rijden de plaats der amazone links van den cavalier is, dat doet ook niet iedereen. Natuurlijk als er twee heeren zijn, rijdt zij in het midden, maar dan zal de echtgenoot, broeder of bloedverwant rechts rijden. En nu, Tom, is dit een jongelui's preekje met een staartje geworden. Ik dank je voorloopig voor je groote geduld, en noem mij. vriendschappelijk je oude tante E. SALATIGA, 15 October.
inhoud | vorige pagina | volgende pagina