Thérèse Hoven: 'Bij onze gestaarte broeders op visite'. In: De Huisvriend, Geïllustreerd Maandblad Lectuur voor iedereen. Schiedam: H.A.M. Roelants, 1891. Redactie Melati van Java. (p.175-178)
[175:]
Zooals vrij algemeen bekend is, zijn er hier in Soerabaia veel zonen van 't Hemelsche Rijk, die als arme marskramers overgekomen, eerst bescheiden hun matje uitrollen, om na jaren van onverpoosden arbeid zich een paleis te bouwen. Als men hier een bijzonder mooi huis, een prachtig span paarden of een [176:] fraai equipage ziet, dan kan men zeker zijn, dat een Chinees er de eigenaar van is. Gedurende jaren werken en zwoegen ze en vergenoegen ze zich met kleine woningen en schrale kost, doch is de man er eenmaal boven op, dan nemen ze het er goed van en dan komt hun Oostersche liefde voor weelde en pracht te voorschijn. Dan sparen ze geen geld, om den Europeaan en ook den Inlander te toonen, wat een Chinees kan en durft te doen, als hij zijn schaapjes op het droge heeft. Dat zag ik laatst op een feest, dat gegeven werd ter eere van den oud-Majoor der Chineezen The Boen Keh. Ten einde u een denkbeeld te geven van wat er alzoo te zien en te genieten viel, laat ik van het programma der feestelijkheden en het Menu van 't souper volgen.
PROGRAMMA DER FEESTELIJKHEDEN te geven ten huize van Luit. chinees The Toan Ing aangeboden bij gelegenheid van den 71sten geboortedag van den Majoor titulair der Chineezen THE BOEN KEH G.M. door zijne zonen Kapt. The Toan Lok en Luit. The Toan Ing
I.
Samenkomst van dames en heeren geïnviteerden.
II.
Ten half 9 ure zal de Majoor Titulair The Boen Keh door eene deputatie worden afgehaald. Op den terugweg naar het feestgebouw zal de stoet als volgt worden gerangschikt. 1. Een rijtuig met 2 H.H. leden der Commissie. 2. Een rijtuig met den Majoor-Titulair The Boen Keh, zijne vrouw en een lid der Commissie. 3. Een rijtuig met 2 H.H. der Commissie. 4. Een rijtuig met Chineesche Commissieleden. 5. Een rijtuig met den schoonzoon v. d. Majoor Chinees. 6. Rijtuigen met vrienden en kennissen. Bij aankomst aan het feestgebouw zullen onder het afsteken van bommen en bengaalsch vuur, de jubilaris en zijn echtgenoote door Commissieleden naar hunne plaats worden geleid terwijl alle muziekkorpsen zich zullen doen laten hooren.
III.
Links en rechts van de zitplaats van den Majoor Titulair The Boen Keh scharen zich de familieleden.
IV.
Bij aankomst van den Resident, van den Kolonel der Land- en Zeemacht zullen alle muziekkorpsen spelen en worden bommen en bengaalsch vuur afgestoken.
V.
Ten half 10 ure wordt een optoch verwacht, medebrengende alle voorwerpen, welke bij de Chineezen dienen tot bewijzen van eerbied en achting. Al deze voorwerpen nemen de Chineesche Commissieleden in ontvangst en worden dan den jubilaris aangeboden.
VI.
Na afloop van bovenstaande, zal de Residen beleefdworden uitgenodigd het woord te voeren, en wordt Z.H. Ed. G. door den Majoor The Boen Keh beantwoord.
VII.
Opening van het bal.
VIII.
Ten half 12 ure souper.
IX.
Ten 12 uur zal een dronk worden gewijd aan dames en heeren geïnviteerden.
X.
Vuurwerk.
XI.
Voortzetting van het feest.
MENU. SOUPER. Caisses en Risolles. Buf Pressé - Sauce Remoulade Croquettes de Pommes de Terre - Petits Pois Ris de Veauu - Pointes d'Asperges Charlotte Russe Bouillon
Behalve bovenstaande lekkernijen werden er den geheelen avond ververschingen rondgediend, als thee, koffie, koekjes, gebakjes, ijs, sorberts, Punch a la Romaine, Champagne, Grog en alle mogelijke wijnen en likeuren. Het was letterlijk "hartje wat begeer je mondje wat lust je?" In den tuin, die prachtig a la Girono verlicht was, waren hier en daar tentjes opgericht, waar men a private retraite kon hebben, of om Hollandsch te blijven, zich in zijn eentje te goed kon doen. Doch er liepen zooveel knechts met welvoorziene bladen rond, dat men niet uit den weg behoefde te gaan, om van het vette der aarde te genieten. Daarenboven waren er tal van ceremoniemeesters, wier aardsche roeping het scheen om anderen te laten smullen, tevens boden zij cigaren en lucifers aan de heeren en balboekjes aan de dames. Ook waren er binnenshuis tal van tafeltjes met bouquetjes en waaiers, ten dienste van de dames, terwijl een zaal, of zooals men hier zegt, een galerij voor spelers ingericht. Doch om nog even op den tuin terug te komen; het was er heel gezellig en de niet danslievende en speelsche- (of spel-lievende?) gasten zaten er bij voorkeur. De avondlucht onder de tropen is dan ook verrukkelijk en zephyr's zoele adem brengt u een heerlijk koeltje over. Achter in den tuin was een soort van panorama opgericht, waar men alle streken der wereld, photographisch afgebeld, kon bewonderen. Ter zijde had de firma Grimm en Co., de Vatels van Soerabaia, haar tenten of juister buffetten opgeslagen. De kosten van het souper alleen waren op f 4500 beraamd, ten minste, zooveel kreeg genoemde firma er voor; deze zorgde ook gedeeltelijk vooor de
[177:]
bediening in den vorm van een honderdtal Javaantjes, die, allen in gelijke baadjes en hoofddoeken gekleed, geen slecht figuur maakten en er vrij wat eigenaardiger uitzagen dan onze zwartgerokte en witgedaste Jannen. De gastheer en familie hadden nog zestig bedienden bij elkaar gescharreld om te helpen en zoo ontbrak het er niet aan dienaren. Vóór het huis was ook nog een aardig lapje grond, te midden waarvan 't fraaiste muziektempeltje, dat men zich denken kan, was opgericht. Hier gevane verschillende muziekkorpsen hun talenten ten beste. In dit gedeelte van 't feestterrein hadden de Chineesche gasten plaats genomen, doch toen 't vuurwerk werd afgestoken, vermengden de Europeanen er zich met hun Mongoolsche broeders. En nu 't huis zelf: de breede voorgalerij was ingenomen door zitplaatsen, van waar 't gezelschap den optocht en later 't vuurwerk kon aanschouwen, dan kwam men in de zoogenaamde tusschengalerij of salon, en van daar in de danszaal, waar de jubilaris, op een soort van troon gezeten, de gelukwenschen en hulde zijner gasten ontving. Zooals gezegd is, was de achtergalerij nu in een speelzaal herschapen, terwijl een der zijdegalerijen voor de Chineesche dames was gereserveerd. Daar zaten de fraai aangekleede poppen, stijf van 't goud en bijna onbeweeglijk. De meesten hadden lieve, zachte gezichtjes, doch geen schalksche glimlach of vriendelijke oogopslag verhelderden haar trekken. Allen droegen 't haar achterover gestreken met een k o n d e h in den nek. Deze k o n d e h of haarwrong was getooid en omwonden met allerlei kleinoodien; behalve gouden kettinkjes hadden ze er bloemen in, gewoon van wol gehaakt doch versierd met diamanten. Van deze steenen droegen ze ook lange oorhangers of groote knoppen, terwijl zij verscheiden gouden, met paarlen en juweelen bezette kettingen om den hals hadden. Haar toilet bestond uit een nauwen rok en een lang, tamelijk wijd jak van satijn of zij, meeste gebloemd en met echt gouddraad en verschillende kleuren van zijde geborduurd, Ik voor mij vond, dat dit twintig- of dertigtal Chineesche nonna's met hare vreemde, doch schilderachtige kleeding, een der meest interessante kijkjes van het feest opleverden. Nu en dan verlieten ze haar zitplaatsen en begaven zij zich in een der andere zalen, doch ze bemoeiden zich weinig met de overige gasten. Er waren ook eenige kinderen aanwezig, eveneens in Chineesche dracht; de zonen van 't Hemelsche Rijk ecdhter verloochenen in de koloniën hun nationaal gewaad en dragen Europeesche kleeding. Op dit feest hadden zij phantasiejasjes aan van blauw serge met vergulde knoopjes en hoog aan den hals sluitend. - Slechts bij officieele gelegenheden kleeden zij zich nog as echte Chineezen. - Hun grootste distinctief - de staart, behouden zij echter altijd en overal, evenals de tonsuur, waarop zij zeer precies zijn. Vreemd is hun verhouding met de Europeanen: zij vragen deze wel bij zich aan huis, als zij feest vieren, doch worden nooit teruggevraagd. Ofschoon het een eer heet, dat hun blanke broeders bij hen op visite komen, zoo kennen de slimme Chineezen ook wel de beteekenis van ons Oud-Hollandsch spreekwoord: "En ter wille van het smeer Likt de Kat de Kandeleer." Ten minste dat bewees The Boen Keh, toen hij, op de vraag van een zijner gasten, of bhij zich niet zeer gevleid gevoelde over de hulde, die men hem bewees, en over de talrijke opkomst van geïnviteerden, antwoordde: Banjak goelar, Banjak semoet! (Waar veel suiker is, daar zijn veel mieren). Van het duizendtal genoodigden, waren er ruim achthonderd gekomen, waaronder de eerste ambtenaren en handelslui van Soerabaia met hun dames waren, o.a. de Reisdent met zijne dochters. Van de bruine bevolking waren allen de Regent en een paar andere dignitarissen genoodigd. De Chinees bekleedt, als vreemde Oosterling, echter altijd nog een hoogere plaats dan de Javaann. Zooals op het Programma te lezen stond, zou er te half tien een optocht plaats hebben. Tegen dien tijd begaf een ieder zich dus naar de voorgalerij om te zien, wat er komen zou. En teleurgesteld werd zeker niemand, daar de optocht eenig mooi was. Westersche taal is haast niet in staat om de Oostersche weelde te beschrijven, [178:] die daarbij ten toon was gespreid, en onze Europeesche ideeën van decoratief halen het niet bij de phantastische voorstellingen, welke de Chineezen tot stand weten te brengen. Zulk een kleurenmengeling en rijkdom van tinten vindt men bij ons alleen in een tooverballet terug, en dan nog wel in de groote steden. Bij ons is 't echte de zachte ineensmelting der nuances, die ons bekoort, terwijl de Chineezen het effect meer zoeken door contrasten. Natuurlijk was het voor ons Europeanen moeielijk, ja, haast onmogelijk om te begrijpen, wat de verschillende zegekarren, er waren er ongeveer twaalf, moesten beteekenen, daar 't meest symbolische en allegorische voorstellingen waren, betrekking hebbende op den godsdienst en het huiselijk leven der Chineezen. De optocht, die bijna een half uur duurde, begon met eene afdeeling gewapenden, over wie hoofd zich eene reusachtige slang in de meest willekeurige bochten kronkelende. Hoe het gevaarte, dat de dikte van een mensch had, in beweging werd gebracht, weet ik niet, doch het effect was zóó vreemd, dat het ons verplaatste in-duizend- en-één nachtvertellingen. Deze afdeling werd gevolgd door een tafereel aan de dierenwereld ontleend. Een monstertijger nl hield een gevecht met een grooten draak; dat vrij lang duurde en vooral het Oostersche publiek zeer scheen te amuseeren. Onnoodig te zeggen, dat beide exemplaren namaak waren en in beweging werdene gebracht door mannen, die zich in hun huid hadden gestoken, zoo iets als men wel ten onzent in een café-chantant ziet; ik moet echter bekennen, dat 't geen ik bij Thje Boen Keh zag, verre overtrof, 't geen ik ooit in Europa van dat genre had gezien, met inbegrip van de beroemde Moore and Burgess Minstrels te Londen, die op een dergelijke manier een olifant voorstelden. Tpen de draak eindelijk overwonnen was en zieltogende was weggedragen, ging de tijger triomfantelijk zijns weegs en maakte plaats voor een paar zwaardvechters, die een krijgsdans uitvoerden, waarbij ze veel schreeuwden en veel wilde gebaren maakten. Daarna volgden eenige muziekkorpsen en was er een leven als een oordeel. Voor onzer ooren, gewend als ze zijn aan de melodiën der groote Fransche, Duitsche en Italiaansche meesterd, bevatte deze Chineesche muziek enkel wanklanken. Gelukkig waren het de eenige van het feest! En nu kwam de eigenlijke optocht, nl. de zegewagens, die door alle Chineesche koelies (werklieden) getrokken werden. De meeste waren prachtig met bloemen en planten versierd, waartusschen kleine meisjes schenen te zweven. Deze arme stumpers staan op een plankje, dat niet veel grooter is dan de palm eener hand; ze worden nl stijf gezwachteld tegen een ijzeren staaf, die van haar hals naar haar voeten reikt, zoodat het plankje alleen als steunpunt dienst doet. In zulk eene gedwongen houding moeten ze soms uren lang blijven; in elken Chineeschen optocht komen ze voor en hoezeer de Europeanen reeds tegen deze barbaarschheid geprotesteerd hebben, 't helpt niet. Arme Chineesche ouders vinden er een eer en een voordeeltje tevens in, om hun dochter aldus te laten gebruiken en de wet op kinderarbeid is nog niet in onze koloniën ingevoerd. Behalve kinderen, fungeerden er ook groote menschen bij den optocht, doch dezen hadden een natuurlijken stand; verder waren de meeste wagens rijk voorzien van visschen, draken of andere dieren uit de werkelijkheid of uit de wereld der phantasie. Het geheel was prachtig, doch de indrukken, welke men kreeg waren te gemengd, dan dat men ze gemakkelijk en geregeld weer zou kunnen geven. Bovendien zou men er het vertellingstalent van eene Sheherazade of de pen van eem Mirza Schaffy voor moeten bezitten en beide ontbraken mij helaas! Na de optocht begon het bal, dat echter, evenals de meeste bals hier, niet bijzonder opgewekt was. De aangekondigde speeches waren ook vrij gewoon en 't afsteken der eerste vuurpijlen werd met vreugde begroet. Nogmaals begaf men zich naar de voorgalerij en den voortuin; 't eerste nummer was het in brandvliegen van een groote eerepoort, die aan den ingang van 't erf stond en bleek uit vuurwerk te zijn samengesteld. In weinige seconden was de poort in een gloeiend netwerk herschapen, waartusschen met vlammende letters geschreven stond:
Hulde aan den Jubilaris van zijne dankbare Kinderen en Kleinkinderen.
Daarna volgde de stereotype vuurpijlen, batterijen, sterren, molens, vuurregens, enz., terwijl er nu en dan een groto stuk werd afgestoken. Daar men hier niet met Noorden- of Oostenwind te kampen had, kon alles uitmuntend afgestoken worden en was dit een der beste gedeelten van het programma. Onder de hand werden de verschillende schotels van het souper, benevens allerlei dranken, rondgediend. Het was vroeg in den morgen, toen men scheidde, over 't algemeen zeer voldaan over 't gesmaakte genot. Voor de Chineezen, die nooit genoeg aan één dag hebben, duurde het feest nog eene week lang, en gedurende dien tijd bleef de gasilluminatie staan, die men ter eere van de jubilaris had aangelegd van zijn huis naar het feestterrein. Veertien dagen later ontving de gastheer in optima forma degenen der gasten, die het zich een plicht rekenden om een digestie-visite te maken, en dat was het einde van het groote feest van The Boen Keh G.M. Soerabaia. Thérèse Hoven.
inhoud