Melati van Java: 'Wie was zij?' in: Miss Campbell en andere verhalen Schiedam: H.A.M. Roelants, 1924 (vierde dr.) eerste dr. 1902
VIII. VERDWENEN.
's Morgens bij 't krieken van den dag, onder een ratelenden stortregen, vertrokken de van Breugelen's uit "Der wilde Mann". Na een reis vol onuitsprekelijke ellende in den lekkenden wagen, langs modderige wegen, met de zieke, moedelooze of lijdende dames, kwam men tegen den middag in Ems aan. Hoe gaarne ook, Otto kon dien dag niet meer terugkeeren en eerst den volgenden morgen nadat hij zijn doodzieke tante
[104:]
haar neerslachtige of knorrige reisgenooten in een goed hotel tweeden rang had geïnstalleerd, nam hij afscheiden snelde naar 't dorpje, waar hij haar weer hoopte terug te zien, die hij reeds als zijn bruid beschouwde. Na een moeilijke, vervelende reis, alleen verhelderd door 't heerlijke einddoel, kwam hij in 't dal, dat er nat, verregend, troosteloos uitzag. Toch toefde hij niet lang in "Der wilde Mann", maar snelde, beschut door de familie-parapluie van den hotelhouder, langs de in modderpoelen herschapen straten, den heuvel op. De regen droop van het breede dak af in ontelbare stroomen, de trap was één water al water; wat deerde het hem? Hij was in een paar sprongen boven en nu eerst viel 't hem op dat alle blinden gesloten waren; hij schudde aan deuren en vensters, geen antwoord, alles zag er even eenzaam en verlaten uit; daar hoorde hij van beneden luid roepen. "Herr Mein Herr " 't Was de tuinman, die de onderverdieping bewoonde en hem de trap afriep. Otto ging naar beneden en hoorde daar tot zijn onuitsprekelijke schrik dat de "gnädige Frauen" gisteren middag vertrokken waren en een brief voor hem hadden achtergelaten. "Geef hier!" zeide met de kalmte der wanhoop de arme teleurgestelde. Eerst in zijn kamer in "Der wilde Mann", brak Otto de fijne, rose enveloppe, uit de hand beschilderd met een takje viooltjes, open en las:
"Mijn goede vriend! "Vergeef mij zoo ik met U gespeeld heb. "De dochter van Jephta werd, voordat zij haar lot moest ondergaan, ook in het gebergte een korte speeltijd gelaten. "Gij hebt mij een zoete herinnering geschonken en het zoetste wat het leven geven kan is immers herinnering? Vraag me niets meer, ik volg mijn bestemming. Het spelen is gedaan, de ernstige plicht begint; ge zult mij nooit meer terugzien of slechts in de verte. "Vaarwel, gij moogt zelf uw lot kiezen! "Een ander zal U zoo gelukkig maken als Gretchen het gaarne had gedaan, wanneer zij 't slechts mocht. "Nogmaals vergeef mij! Ik dank U voor de aangename uren, die uw gezelschap mij geschonken heeft, en wilt ge een raad van mij aannemen? Trouw niet met uw nichtje! 't Is niet noodig dat we beiden van het leven niets schooners kennen dan een herinnering. GRETCHEN."
Den volgenden morgen had ook Otto Rathemhausert verlaten.
inhoud | vorige pagina | volgende pagina