Emma van Angelbeek: Gedichtjes [Uitgever onbekend], Salatiga, 1911
Bruidje
In wit bruidskleed, gesluierd in gaas, Verschijnt er de mooie bruid, Er gaat van haar een heerlijk waas, Van geluk en liefde uit! -
't Donkergitten zwarte haar, Prijkt er met bloemen, wit, En wit zijn de bloemen allegaar, Waartusschen 't bruidje zit!-
Daar rijst ze op en achter haar, Komen de sleepdraagsters aan, De koets staat voor 't bruidje klaar, Ook voor hen, die met haar gaan!-
Naar 't stadhuis is d'eerste rit, Er wordt wettig gesloten haar band, Vol geluk ze naast haar bruigom zit, De bloesem in haar hand!-
Nu naar Gods beehuis allegaar; Voor bei wordt 'n Zegen gesmeekt, Ze knielen eerbiedig voor 't altaar, Terwijl Gods dienaar spreekt:
"Ge belooft dus eeuwig elkander trouw, Gij bruidje aan uwen man? Beschermt ge bruigom steeds uw vrouw? Bevestig 't beiden dan!"-
"Ja", knikt er bruidjes mooie hoofd, "Ja", knikt er ook haar man; Ze hebben elkander trouw beloofd, God was getuige ervan!-
En zegenend spreidt er d'armen uit De dienaar in naam van God, En zegt tot bruidegom en bruid "God zegene uw beider lot!"-
Ze gaan naar huis waar 't bruidsfeest wacht, Aan geluk en liefd 'gewijd, Het duurt er door tot in den nacht, Totdat mooi bruidje scheidt!-
Ze gaat hem volgen, dien ze koos, Voor eeuwig tot haar man, Ze behoort hem toe nu voor altoos, En biedt al haar liefde hem aan!
inhoud | vorige pagina | volgende pagina