doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Anne Busken Huet-van der Tholl: Brieven aan Sophie Potgieter


Buitenzorg, 5 Julijk 1871

Lieve Sophie,

Wat was dat komiek laatst. - Klokke 12 zend ik mijn brief naar de post,w aarin ik schreef dat wij onze portretten zouden zende nwanneer wij eerst de uwen obtvangen zouden hebben; en geen uur later of de mail brengt een zeer welkomen amsterdamschen brief, en daaruit valt - uw beminnelijk gezigt. Welk eene verrassing! En zo weinig dagen daarna dat van M.[ijnheer] P.[otgieter] - Nu de photographie heeft edelmoedig wraak genomen op zijne lange verguizing; een mooijer portret heb ik nooit gezien! mij dunkt zelf M.[ijnheer] P. moet tevreden zijn. Wij hebben maar ééne aanmerking: dat wij zo zuinigjes, van elk maar één exemplaar gekregen hebben. Er is een beetje om gekibbeld geworden; en Gi hoopt slechts als de Liedekens van Bontekoe komen dat er dan een portret van den dichter voor hem, in het boekje zal liggen. Mij dunkt gij zult er zelve ook zeer mede in uw schik zijn. Bakhuijzen, die hier met de races 8 dagen geloogeerd heeft, zal ook komen bedelen, of heeft het misschien eerder gedaan, Bakhuijzen [toewan] Bakkies, zooals de jongens hem hier noemen, heeft hier wát een pleizier gehad de vorige week!

Wij hadden nog 2 jongelui gelogeerd; een kleinzoon van den overleden beroemden Leidschen professor Tydeman, en Walther Huet. Wat hebben die jongens hun hart opgehaald: van het eene feest rolden zij in het andere, en kwamen wel eens 's nachts, klokke, uit de societeit thuis aanzwaaijen, de heeren hadden een enkel partijtje gebillard; en dat nog wel met die "buitenzorgdsche geurmakers van beroep" waarvan H. eens een tafereel heeft opgehangen in een zijner Indiesche brieven. De ééne, Touissant, de vrome neef van mevr. Bosbooms heeft Toewan Bakkies zelfs eene queue op zijn rug stuk geslagen; waarschijnlijk uit oude familie veete, ondanks dat alles beweerden zij de nvolgenden dag om strijd dat zij dol veel pleizier gehad hadden.-

Laat M. [ijnheer] P. er Bakhuijzen niet mede plagen, hij zou denken dat ik had geklikt, en het was niets dan onschuldige joligheid, hoor! - En wat hadden wij van onze komedie een pleizier gehad! Wij hadden een volmaakt toneel, met een prachtig scherm van Raden Saleh en voor een publiek van ruim 300 menschen zijn wij opgetreden. De zaal was zoo propvol dat de resident ononophoudelijk naar beneden liep om te zien of het gebouw, dat op palen is gebouwd, ook begon door te zakken. Doch het liep gelukkig goed af. En wij hebben zóó veel succès gehad, vooral ook het stuk dat H. zelf had gemaakt; dat er plan bestaat met de volgende races in Aug. een nieuwe voorstelling te geven. Wij denken over "Le médecin malgré lui." Nu plus ni moins que cela. Och, och, wat is het jammer dat gij bij dat alles niet tegenwoordig wezen kunt! -

Als Mijnheer P. zoo prettig verteld van de prettige bezoeken van M.[ijnheer] Bosboom en zoo, dan krijgen wij heusch het heimwee tusschen beiden. De oudste neef Bosboom is hier nu ook in garnizoen gekomen en heeft ons verleden zatedag een bezoek gebragt. Hij vertelde ons dat hij eene brochure ter perse had over de Indiesche armée; ik vrees dat zulks een waagstukje is, dat hem geen goed zal doen bij zijne supérieuren. Doe jonge luitenantjes hoer zijn over het algemeen niet de prettigste menschen; pedant en pruttelziek.
Ik vergat u nog te melden dat onze eigen portretten nog niet komen, omdat de Buitenzorgsche photograaf er niet in is kunnen slagen van Gi en mij een dragelijk beeldje te maken; wij zullen moeten wachten op den Bataviaschen, die Gi te paard heeft geleverd. -

Daarentegen zend ik u een programma van onze tooneelvoorstelling; het eenige dat nog over was, omdat het toevallig nie twerd afgehaald. Het ziet er zeer indrukwekkend uit, vindt gij niet? -
Ik had gedacht hier nog meer bij te voegen, doch men heeft mij met allerlei zaken verschrikkelijk opgehouden en de post vertrekt. In Holland, als de Joden kwaad op u zijn, slaken zij wel eens de verwensching: "Na, ik gun je 12 boden." Ze weten wel wat de zeggen, die smousjes; en één goede Hollandsche meis is vrij wat rustiger dan een half 25 zwarte jongens hier. Groet Betje eens van mij, en zeg haar dat ik zulk een knappen en vrolijken kok heb hier, of zij ook lust heeft zijn bijwijf te worden. Als ik wegga, zegt hij. wil hij niet meer dienen; hij bezit nu reeds eene kleine kudde schapen en een vrachtkar met 2 paarden: een deftige burgerman dus. Hoort gij nooit meer iets van mijn trouwe Keetje?- Met onze allerhartelijkste groeten aan u[w] beiden

Uwe Anne Busken Huet


inhoud | vorige pagina | volgende pagina