doorzoek de gehele Leestrommel
A. Köhler-Diehl: verzamelde artikelen In:De Hollandsche Lelie, rondom 1905
De Hollandsche Lelie. Jaargang 19 (1905-1906)
Passer malam te Soerabaja. Tegelijk met de Senènan - Javaansch tournooi - onlangs in de Holl. Lelie beschreven, was het passer malam of avondpasser voor den inlander. Deze passer malam kan men het best vergelijken met onze kermis, ze draagt tenminste 't zelfde feestelijke karakter en duurt ongeveer een week... Reeds dagen van te voren zijn bij zulk een feest de Javanen in een opgewonden stemming, niet dat men dit merkt door gejoel en geschreeuw, zooals men dat bij het beschaafde ras onder de bevolking vindt, echter kan men het merken aan hun werk. Zij zijn dan wat men noemt bingoeng d.w.z. het hoofd kwijt en doen niet liever dan in clubjes bij mekaar hurken om te ommongen (babbelen). Ook kan men in die dagen niet ontkomen aan het verfoeilijke leensysteem dat met den Javaan is samengegroeid. Alle bedienden vragen namelijk een maand voorschot op hun salaris en al geeft men dan ook niet een hèele maand, de helft mòet men wel geven, anders kan men geen bedienden houden. Uit pindjem bestaat nu eenmaal een Javaan, zelfs zijn eten aan den warong haalt hij op voorschot. Mais revenons à nos moutons. De passer malam is dáar, 't feestterrein is ontsloten.... en een zee van licht door tallooze electrische ballons verspreid, straalt den bezoeker te
[478:]
gemoet. Daar de passer malam meteen een tentoonstelling is van Inlandsche kunstnijverheid is er entrée geheven; voor den Javaan slechts gering... Duizenden menschen, blank en zwart verdringen zich nu aan den ingang en kunnen eerst ruimer ademen als zij den ingang achter den rug hebben en zich naar alle richtingen verdeelen kunnen. Maar toch wat is het vol... op sommige plaatsen is als 't ware een verstopping en kan men wel over de hoofden loopen... maar hier geen onaangenaam gedrang, beleefd en zonder eenige luidruchtigheid wijkt de Inlander voor den Blanda, ja wat meer is, zelfs tegenover zijn rasgenooten heeft de Javaan égards... Werkelijk beschamend tegenover den Europeaan. Nemen we eerst de eene zijde van het terrein op; hier vindt men naast de groote bier en restauratietent van Oei Moo Liem, een reeks van vermakelijkheden voor den Javaan. Danshuizen met tandakkende ronggèngs, inlandsche restaurants! wajangtenten en last not least een draaimolen. Voor de danshuizen staat 't vol, ook van Europeanen, die, zoo zij nog nooit zoo iets zagen, hun oogen uitkijken aan het vreemde wat zij zien en hooren. Voor hen in de tent tusschen de bespelers van de gamelan in, zitten eenige dansmeiden (ronggings) ongegeneerd, ten aanschouwe van het publiek haar toilet te maken. Zij zijn nog niet in danscostuum, doch zijn met onverstoorbare kalmte bezig in een verweerden spiegel die voor haar op den grond staat en waarvoor zij gehurkt liggen, het bruine gelaat te bedakken en te verven. Een doos met potjes en pannetjes staat naast haar en telkens beweegt zich de slanke welgevormde hand van het gezicht naar de verfpotjes en omgekeerd. Met de pink worden de oogleden zwart gemaakt, ook de wenkbrauwen worden bijgepenseeld en als de mond de gewenschte roode kleur heeft en nog een laatst laagje bedak (rijstpoeder) op gezicht, hals en armen zijn gewreven is het toiletmaken geëindigd, op haar kleeding na... Rustig staat de ronggèng op en verdwijnt achter den grooten gong om daar van sarong en baadje te verwisselen. Zooveel zedelijkheidsgevoel heeft de dansjuffer ook nog wel. Na lang getreuzel is zij klaar en verschijnt No. 1 ten tooneele. Ze is als gemetamorphoseerd... Een laag uitgesneden nauwsluitend pakje van rood of blauw fluweel, versierd met gouden of zilveren motieven van loovertjes omsluit de lenige tengere gestalte. Een zijden sarong en een breed ceintuur met schitterenden gesp voltooien 't geheel op de diamanten! na, die ooren, hals, haar en polsen versieren... Een slendang van dunne soupele zijde heeft zij bevallig in de beide handen... Bij het kunstlicht ziet ze er waarlijk niet kwaad uit.... En nu begint de gamelan... even hurkt de ronggèng neer, dan als de muziek zwijgt, verrijst zij langzaam op de punten van haar voeten en begint te tandakken, rillende bewegingen uitgaande van de vingertoppen verglijdende langs de armen tot over de mollige borst. ... De slendang golft daarbij als een sluier om haar heen. Doch dan ineens haar stem.... zij zingt...... Met de slendang voor den mond, de oogen verdraaiend van links naar rechts, van boven naar beneden gilt zij haar schelle onbegrijpelijke liederen uit, niet in 't minst uit het veld geslagen door lachbuien die haar gezang en manoeuvres onder het Europeesche publiek verwekken. Zij zingt voor haar bruine zusters en broeders, en die vinden 't moòi.... Nu eens verder, naar de restauraties er naast...... Van alles is hier te krijgen plât du jours!, compleete diners!, kwé-kwé, en drinkwaren.... Aan lange tafels zitten ze geschaard, keurig uitgedoste mannen en vrouwen met hun aardige zwartoogige kinderen. Sommige eten saté (geroosterd geitenvleesch in kleine stukjes gesneden en aan een stokje gestoken) 't eene ritsje voor, 't andere na. Daarbij smaakt den Javaan een glas stroop, liefst de zoetste die er is, voortreffelijk. Anderen rijsttafelen... nassi met rauwe lombok en allerlei andere bedisse (heete) spijzen........ Een groote attractie van deze tent is ook de Arabier die een soort pannekoeken bakt. Naast hem staat een groote bak met deeg, hier uit neemt hij een handje vol, kneedt dat en rekt dat uit tot 't een halve el of langer wordt. Vervolgens rolt hij 't uit op een plaat tot 't zoo dun is als een loovertje en werpt 't dan met een achteloos gebaar op den bakplaat. Dan volgt een andere en dit alles gaat met een routine en vivaciteit die bijna niet te volgen is...... Erg smakelijk ziet die taaie substantie er niet uit, 't lijkt wel op een mengsel van deeg en lijm maar de Javaantjes zijn er fel op......... Daar de weeë geur van geroosterd geitenvleesch - in dit keurige restaurant hangen daarenboven de pas geslachte geiten ter verhooging van den appétit in het volle gezicht van den bezoeker - en de vette geur van de zooeven beschreven koeken ons hinderen, gaan we verder en zoeken een doorgang tusschen den drom Javanen die voor de wajangtent is opgesteld.... Hier klinken de melancholieke tonen van den gamelan weer tot ons door, en voor ons zit op den grond gehurkt bij hun instrumenten een vol orchest, met domme slaperige gezichten. Geheel automatisch bewegen zich hun handen en
[479:]
vingers, en niet 't minste gevoel voor de muziek die zij spelen weerspiegelt zich op hun gelaat...... Zij staren als slaapwandelaars.... 't geheel geeft den indruk of zij droomende spelen..... En intusschen wordt de Wajang-geschiedenis vertoond... Misschien, als men in de finesses van den Wajang is doorgedrongen, kan men iets voelen voor de wangedrochten die daar langs de eene zijde der tent zijn opgesteld; de meesten echter kennen niets van die Javaansche legenden en kunnen niet nalaten te lachen om die gekke vertooning. Want alle poppen hebben lang slungelende scharnierarmen en deze worden in beweging gebracht met touwtjes, welke de man die den Wajang vertoont in zijn hand houdt. En met zoo onvergelijkelijken ernst vertoont hij die Wajang gebaren en met zooveel aandacht zien en luisteren de Javaansche toeschouwers, dat men zich onwillekeurig afvraagt wat voor ongeziene grootheid en schoonheid zij aanschouwen in die wel kunstig uitgesneden, maar toch zoo affreus monsterachtige poppenkoppen met die lijzige lichamen en lange bungelarmen...... De drom Javaantjes achter ons wordt echter zoo groot dat 't ons benauwt, we banen ons een doorweg en komen aan een volgende tent waar met groote letters boven staat Topèng. Dit nu is de levende Wajang, hier vertoonen personen de geschiedenis. Ieder van hen draagt een mombakkes imiteerende de koppen van de poppen, zooeven omschreven; dus ook deze zijn afzichtelijk en ook zij maken dezelfde automatische belachelijke handbewegingen en men begrijpt niets van dit bizarre, taaie gebarenspel. Nu komen we aan den draaimolen, die stampvol is van bruintjes en half-caste en waar 't zeer vroolijk toegaat. Dan is er nog een poffertjeskraam en eenige biertenten voor den Blanda en daarmee is het eetdrink- en pleizierterrein afgesloten en zijn we op het tentoonstellingsgebied. Om alles op te sommen wat hier te vinden is, vervaardigd door Javaansche handen, zou ondoenlijk zijn, echter wil ik eenige dingen opnoemen die mij het meest bewondering afdwongen.... Dat was het prachtige batikwerk, zoowel van Java als Sumatra; de sierlijke smaakvolle Palembangsche kantwerken, zooals tafelloopers, strooken voor bedden, zakdoeken enz. Dan die kunstig uitgesneden koperen voorwerpen, een kunst die de meeste Javanen verstaan; en die toch waarlijk niet zoo licht te schatten is... Ook het vlechtwerk van riet en bamboe was de moeite waard, en de in speksteen uitgesneden stempeltjes met Wajangpoppen erop vonden veel koopers... Verderop vond men kleine kampongs, geheel in miniatuur nagemaakt en allerlei sierlijke voorwerpen geknutseld uit kruidnagelen. Ook bewonderde ik er eenige waarlijk zeer goede schilderstukken door Javanen gemaakt. Vooral eener van een waterval nabij Prigen was bizonder mooi. 't Was mij bijna onmogelijk te moeten gelooven dat dit 't werk was van een Inlander; als 't van een onzer Hollandsche schilders was zou men zeggen dit is een knap stuk. En nu heb ik nog niet de helft opgenoemd van al 't moois dat op die tentoonstelling te zien was, maar dit weet ik wel.... dat ik gevoel van bewondering voor het eenvoudigbescheiden, kunstlievende Javaansche volk in me groot voelde worden en dat ik ze met gansch andere oogen bekeek dan te voren...... Na een keurig mooi vuurwerk genoten te hebben, ging het grootste publiek 's avonds laat naar huis, sommigen bleven nog naplakken tot het terrein gesloten werd om de volgende dagen weer opnieuw te beginnen, want voor pretmaken is Soerabaja de stad bij uitnemendheid..... Soerabaja. A. Köhler-Diehl
inhoud | volgende pagina