Anna Neys-Ekker: 'De doodenmarsch'. In: Het Soerabaiasch Handelsblad, 1904; aflevering 1: zaterdag 2 april 1904
Hij was met vlug gezwenk het erfhek binnengekomen en had zich dadelijk laten neervallen in een stoel. Hij was daarmee niet gaan schommelen, maar had stilzittend zich het zweet van het hoosd geveegd. Zij had deze zonderlinge manier van doen gadegeslagen en even flauw geglimlacht. Hij had getracht tegen haar 't solide te doen, maar het anders vriendelijke jonge gezicht vertoonde nu pijn. Toen was haar lach verdwenen en zij had gevraagd of hij niet wel was. "Niet wel," had hij geantwoord zonder meer en had zich nogmaals het vocht van 't klamme hoofd en uit de pet geveegd. Daarop had zij hem aangekeken met diep peilend oog van achter de hand die haar hoofd ondersteunde; toen rees ze op uit de rottan chaise-longue. Zijn wijze van binnenkomen was niet gelijk anders geweest. Hij was binnengewerveld met een haast van iemand die voelt niet veel meer te kunnen, maar de taak af wil hebben om dan te rusten. En 't was zonder de gebruikelijke begroeting van den handdruk geschied. Hij was op den eersten den besten stoel neergevallen, duidelijk te kennen gevend slap en moe te zijn. "Kromo," riep zij aan den inlandschen jongen, "breng de dranken." "Gaarne," zeide de dokter, als was het bevel tot den inlander een vraag aan hem. "Ik heb onleschbaren dorst." Meteen liet bij een gesmoord gekreun hooren, greep zich ineen om de hevige kramp te onderdrukken."U moet zoo in de hitte niet uitgaan", vermaande zij goedig, hem met bezorgde oogen aanziend. "En u is komen loopen? Waarom niet met den wagen? Niet goed. Niet verstandig", had ze met korte zinnen gevraagd en uitgebracht. "Kromo." De jongen zette de dranken en het water op tafel. Zij had wat whisky in een tumler geschonken en dat aangerold met spetterend appolinaria. "Hier, drink dit," zeide zij, hem het glas overreikend, "of en weer terugnemend heeft u liever wat whisky of brandy puur?" "Neen," schudde hij, en strekte den arm om het glas te pakken. "'t Is goed Ik heb dorst." En drinkend herhaalde hij nogmaals, "onleschbaren dorst." Hij drukte zich weer in den stoel, uit vrees opstaande te zullen vallen en ineenzakken "Kromo!"; riep zij weer, maar liep tegelijkertijd zoo vlug als haar pas beterende krachten het toelieten, dezen reeds in de tegemoet, en gaf bevel oogenblikkelijk den wagen vóór,te brengen. "Gauw, gauw," had zij met een beweging van de doorzichtige, bloedelooze hand aangedikt. "Saja,' zeide de jongen, op wiens gezicht niets te lezen viel van 't geen wel zijn innerlijke gedachten waren. Maar hij had zooeven op den toewan gelet en teruggaande naar zijn eeuwig messengeslijp, het eigenaardig getongklak van den inlander met het Allah, als ze onheil bespeuren, laten hooren. Hij had den staljongen geroepen en de printa's gegeven. Samen hadden die twee even gefluisterd, waarop een oogenblik later de vos met de Victoria vóór stond. De dokter, het wielgeratel bij het achterhuis hoorend, voelde een goeddoening door zijn wezen stroomen, ea zicb oprichtend eindelijk, zeide hij: "Ik maak er gebruik van dank u. Maar hoe is 't met u? Slaapt u beter en voelt u zich sterker? De bergen zullen u heelemaal opknappen. - Laat Harden nu deze week nog gaan. Zeg hem dat ik het ik bevéél. Het moét. . . het moét." Hij rustte even van het sspreken uit en vervolgde haar den pols voelend: "'t is voor hem ook noodig. Wie weet welke goede gevolgen het verblijf daar voor de toekomst voor u heeft." Mevrouw Harden, een jonge blonde vrouw, die den zoo vurig gewenschten schat aan den wreeden palmengrond had moeten en wier ziekte de smart en het lichamelijk lijden was van een moeilijke verlossing die met den dood van het wichtje eindigde voelde het lichte bloed gutsen naar de wangen terwijl haar oogen plotseling volstonden met tranen. Zij sloeg de handen coor het gezicht en barstte in snikken uit. "Kalm zijn, mevrouwtje - niet overspannen. U krijgt eker betere tijden dan u gehad heeft. Niet wanhopen u is jong - en zijt samen gelukkig. U is altijd gezond geweest niet al te sterk, maar gezond en Harden heeft een krachtig gestel. Alles zal best gaan-ik heb goedê hoop... voor u beiden..." De laatste woorden zakten met een vreemd, dalende triller. De jonge vrouw keek op en in het lijdende gezicht van de spreker, droogde haar tranen en verweet zich haar zelfzucht.
inhoud | volgende pagina