Melati van Java: Eigen schuld Amsterdam: L.J. Veen, zonder jr. [eerste druk: 1884:]
Vl.
Den volgenden morgen reeds zeer vroeg, toen de eerste zonnestralen door de donkere gordijnen der slaapkamer drongen, sprong Dorine het bed uit, kleedde zich gauw aan en sloop naar buiten, waar zij een paar heerlijke uren in de vrije natuur doorbracht. In de boerderij kreeg zij lekkere pannekoeken tot ontbijt; zij zag hoe de koeien gemolken werden en mocht helpen de emmers te dragen; zij voerde de hoenders en zwanen, plukte erwtjes en boonen, ving kapellen; in éen woord: zij beleefde een der genotvolste ochtenden van haar leven.
[42:]
Emma daarentegen bleef rustig liggen. 't Was voor haar een eigenaardig genot, niet door tante Bertha's stem gewekt te worden, aan geen school of lessen te denken, maar rustig te blijven slapen, zoolang zij het goedvond. Het was reeds goed negen uur toen Emma eindelijk het besluit nam op te staan en zeer op haar gemak toilet te maken; zij was daar nog niet geheel meê klaar toen Dorine met verhit gezicht en een japon, waarop nog de sporen lagen van al haar landelijke bezigheden, binnen stormde en dadelijk van al haar lotgevallen begon te vertellen; "Foei, foei! Wat zie je er vreeselijk uit!" zei Emma; "hoe zal je met die japon toekomen al dien tijd, dat we hier blijven!" "'t Is mijn reisjurk!" "Dat moest er nog maar bijkomen dat dit je beste was. Heb je al ontbeten?" "Ja, in de boerderij; ik heb melk gedronken en pannekoek gegeten." "Neen, dat vraag ik je niet, wat je bij die boerenmenschen uitgevoerd hebt; maar hier in huis zal het ontbijt ook wel klaar staan." "Zou oom er bij wezen?" "Dat geloof ik niet; maar je kunt toch zoo gekleed niet in presentie van de bedienden verschijnen? Wat moeten ze denken van de nichtjes - ik bedoel van het nichtje van hun mijnheer!"
[43:]
"Och, help me dan, Em!" "Neen, dat zal ik liever niet meer doen. Ge moet de straf dragen van je wildheid en slordigheid, anders leer je het nooit af. Probeer maar zelf eens je op te knappen." "Och Em, wat is dat toch onaardig van je! Hoe kan ik mij nu van achteren afborstelen?" "Kom als je blieft niet aan mijn borsteltje; dat is veel te goed voor al die modder en melkvlekken." Dorine keek wanhopend rond; ach, waarom moest de napret altijd zoo onaangenaam zijn. Tante Bertha had voor haar geen borsteltje ingepakt, omdat Emma er een bij zich had en zij dit voldoende voor de twee meisjes vond; zij sprong op een stoeltje en bekeek zich in den spiegel. Zij zag er bestoven en bevlekt uit; ten einde raad trok zij haar kleedje uit en begon het tegen de kast zoo hard mogelijk uit te slaan. "Maar ben je gek geworden, kind?" riep Emma toornig. "Zie je dan niet, wat 'n stof je maakt en hoe dat over al mijn kleeren stuift en de meubels van oom!" Dorine hield haar japon voor genoeg uitgeklopt; nu nam zij de vlekken onderhanden, wreef ze uit, en toen ze niet gauw genoeg verdwenen, bevochtigde zij ze eenvoudig met water, zonder er aan te denken, hoe het geneesmiddel erger was dan de kwaal. Hoofdschuddend keek Emma haar aan.
[44:]
"Knoeister! let nu eens op, hoe je kleed er over een half uur uitziet; je hebt het totaal bedorven." "O neen, dat water droogt op en neemt de vlakken meê." "We zullen eens kijken." Dorine kamde haar gelukkig korte lokken, zoo glad mogelijk, deed een schoon boezelaartje voor en was nu recht tevreden over zich zelf. Emma was nu ook klaar, met keurig gevlochten haar, hetzelfde boezelaartje van gisteren, dat er nog even hagelwit en stijf uitzag als had het pas de kast verlaten, haar werktaschje in de hand, in éen woord: om door een ringetje te halen. Zij gingen de trap af, naar de tuinkamer, waar het ontbijt op haar stond te wachten; Dorine had geen lust meer tot eten, Emma liet zich den kop chocolade en de vanillebeschuiten heerlijk smaken; toen nam zij haar handwerkje en ging voor het raam zitten, alsof zij midden in de stad en niet buiten logeerde. Dorine bleef wat aan het raam staan kijken; toen sloop ze weg, en Emma zag haar niet terug vóor koffietijd. "O, wat heb ik weer een pleizier gehad; ik heb in den keuken bij Daatje aardappelen geschild en groenten schoon gemaakt, en nu heeft Piet mij beloofd dat hij me zou leeren paardrijden!" zoo juichte zij. "Ik vind het heel leelijk van je, dat je mij zoo'n heelen
[45:]
morgen in den steek laat; heel alleen moet ik mij maar zien te amuseeren." "Maar lieve Em, dat doe ik ook!" "Je loopt alle knechten en meiden na en gedraagt je als een echte boerin; daar heb ik geen lust toe." "Maar Emma, zal ik je dan straks alles laten zien? Ik weet overal nu goed den weg." "Dankje wel, zie maar eens hoe mooi je japon geworden is; wat heb ik je gezegd?" Dorine keek eens naar haar pakje, dat waarlijk van boven tot beneden als bezaaid was met vlekken; een oogenblik scheen zij verbluft, maar dadelijk troostte zij zich weêr. "Och, nu kan ik er ook meê doen wat ik wil en behoef haar niet meer te sparen; als ik t'huis kom, moet zij maar geverfd worden." "Denk je dat de vlekken misschien meeverven? Als je zoo voortgaat, duurt het niet lang of je zult nog nieuwe kleêren en een nieuwe parapluie moeten hebben." Na de koffie ging Dorine aan het zoeken en vond een mooi geïllustreerd boek over vogels en insecten; daarna ging zij op de canapé zitten en was spoedig verdiept in het lezen, terwijl Emma altijd maar door bleef werken. De gastheer had slecht geslapen en lag dus nog te bed. Plotseling legde Dorine haar boek weg, zocht naar een inktkoker, pen en papier en begon te schrijven, zijtjes vol.
[46:]
"Schrijf je naar huis?" vroeg Emma. "Ja, aan Papa en aan tante en de broêrs!" "'t Is anders niet noodig: ik heb reeds een briefkaart gezonden om hun meê te deelen dat wij goed en wel zijn aangekomen." "Dat schrijf ik ook niet meer, maar ik heb zooveel te vertellen." De lust was nog nooit bij Emma opgekomen een brief te schrijven, omdat zij niet mondeling vertellen kon; die Dorine was toch een rare meid. Zoo werd het dan vijf uur; en Emma zag er nog zoo netjes uit, dat zij er niet aan behoefde te denken toilet te maken. Dorine daarentegen moest zich verkleeden om behoorlijk voor oom te verschijnen. De oude heer klaagde nog erger dan gisteren over al zijn kwalen; hij had niets geslapen; een uil had zoo akelig geroepen, dat was zeker het teeken van zijn aanstaanden dood; de nichtjes moesten maar spoedig heengaan, want pleizier konden zij toch niet hebben bij zoo'n ouden, ziekelijken, knorrigen man. Dorine had gaarne iets geantwoord maar de klanken staken haar in de keel: zij voelde zich niets op haar gemak; en toen oom haar vroeg: "Ben je bang voor mij, kind?" was het haar niet mogelijk "neen" te zeggen. Emma daarentegen kuste haar oom op het voorhoofd en vroeg hem belangstellend:
[47:]
"Heeft u werkelijk niets geslapen, oom? Wat moet dat vervelend zijn, zoo'n heelen nacht geen oog dicht te doen; ik wou dat ik u een beetje van mijn slaap kon geven." "Neen, lieve meid, jonge menschen hebben juist den meesten slaap noodig; ouden zullen spoedig voorgoed inslapen, en dus moeten ze maar zoo lang mogelijk wakker blijven, dat is de loop van de wereld. En hoe heb jelui den tijd doorgebracht'?" "Ik heb oom Theo geschreven, en zie eens, oom, wat ik hier voor u begonnen ben!" "Een paar pantoffels!" "Ja oom, ik wou er u eerst meê verrassen als zè klaar waren; maar dan kan ik er 's avonds niet aan werken als ik bij u zit." "Je bedoeling is goed, kindlief, maar ik zal geen pantoffels meer verslijten." "Dat willen we niet hopen, oom." "Och Emma, je moet het juist hopen, als je mijn bestwil wenscht; wat heb ik aan mijn leven? 't Geeft niets dan ziekte en ellende, En wat heb jij gedaan, Dorine?" De strenge toon, waarop dit gezegd was, bracht Dorine geheel van streek. "Ik heb buiten gewandeld oom, en ik heb gelezen." "Foei, alweer lezen en buiten loopen; Emma besteedt haar tijd veel nuttiger. Kom eens wat dichter bij; waarom
[48:]
heb je zoo'n mooie japon aan? Die is vrij wat deftiger dan die van Emma!" "Omdat. . . omdat . . ." "Och, oom, vraag het haar niet, zij kan 't niet helpen," sprak Emma met een diepen zucht. Oom keek Dorine ernstig aan; hij begreep de meisjes verkeerd en vroeg na een poos nadenken: "Heeft zij alles mooier dan gij?" Emma zweeg; nu wist zij wat oom bedoelde. Dorine echter was zoo vol over haar slordigheid en eigen schuld, dat zij geen acht sloeg op oom's vraag en Emma's zacht gegeven antwoord. "Och oom, 't kan niet anders: zij is oom's eenige dochter en ik maar zijn nichtje, ik ben er tevreden meê." "Zoo!" Op dit oogenblik besloot Emma haar beste japon niet aan te doen, maar stil in het koffertje te laten rusten. Emma sprak met oom, terwijl Dorine, met een breikous in de hand, onmogelijke pogingen deed om wakker te blijven, over allerlei dingen hoogst verstandig en bedaard, als ware zij niet 15 maar 25 jaar oud geweest. Zij zat aan de theetafel, schonk de kopjes vol, trachtte precies te weten, hoeveel suiker oom beliefde; zij was zoo zorgvol, zoo vriendelijk als Dorine haar nooit te voren had gezien.
[49:]
"Emma schijnt meer van oom te houden dan van mij en de broêrs en tante en zelfs van Papa, tegen wien zij t' huis toch altijd het liefste is," dacht zij half sluimerend; "wij krijgen nooit anders dan snibbige lessen van haar." Bij het naar bed gaan vroeg Emma: "Mag ik morgenmiddag ook koffie voor u schenken, lieve oom? Ik zit anders den heelen dag zoo alleen, wanneer Dorine naar buiten is." "Maar kind, je zult je in die donkere ziekenkamer vervelen." "Neen oom, ik vind het zoo prettig met u te praten, ik leer er zoo veel door." "We zullen kijken, lieve meid! Ga nu maar rustig slapen!" "Wel te rusten, oom; ik zal bidden dat u goed slaapt."
inhoud | vorige pagina | volgende pagina