Melati van Java: Eigen schuld Amsterdam: L.J. Veen, zonder jr. [eerste druk: 1884:]
IX.
Bij het ontbijt ging alles zoo naar gewoonte dat Emma zich dikwijls afvragen moest, of het gehoorde van gisteravond werkelijkheid dan wel droom geweest was. Alleen oom zag er even bezorgd uit en aan tante kon men duidelijk zien dat zij geschreid had. Emma maakte niets geen haast om weg te komen; zij opende haar boek niet om de lessen te leeren. "Heb je weer lust om school te blijven zooals Zaterdag" vroeg tante scherp "je hebt gister geen boek in handen gehad. Wat zal de juffrouw toch zeggen?" Emma zag haar tante met minachting aan en dacht: "Tante, het zal u spijten mij niet liever behandeld te hebben." Zij keek het boek in zonder te bemerken, dat zij het ten onderste boven hield. "Waar zitten je gedachten. prinses" riep Kees, "lees je tegenwoordig de letters op den kop?" "'t Gaat je niets aan!" snauwde Emma. "Foei, hoe snibbig!"
[71:]
En een der kereltjes trok haar aan de vlecht. "Spin, maak jij je web" plaagde een ander. "Ondeugende jongens! ik zal 't je leeren!" "Wat ben je ook kribbig van morgen. Waarom kan je dat niet velen?" "Ik verkies niet voor hun speelpop door te gaan!" "Maar foei, welk een toon!" Emma zocht haar schoolboeken bijeen want zij voelde dat zij op het punt stond zich te verraden; zij bleef nog een beetje treuzelen, hopende dat wanneer de kinderen weg waren oom haar de tijding zou mededeelen, maar als gewoonlijk kuste hij haar goeden dag en zeide zijn dagelijks " Leer nu braaf!" als ware zij een gewoon schoolmeisje en geen rijke erfgename geweest. "Ik zal zorgen, dat ik niet te veel last van die familie krijg," dacht Emma, "die jongens zal ik nooit op Bergerode te logeeren vragen en tante ook niet, die kijk ik niet meer aan als ik meerderjarig ben, maar acht jaar wat is dat nog vreeselijk lang." "Ziet ge nu wel, hoe trotsch dat kind haar hoofd zal dragen, wanneer zij alles weet," zei tante Bertha tot haar broeder. "Och, ze zal er nog geen begrip van hebben. Maar wij kunnen dat toch niet geheim voor haar houden." "Neen, dat zal ook moeilijk gaan! Ik geloof dat het beter
[72:]
zou geweest zijn, als zij het niet wist voor zij goed en wel haar examen gedaan had, want het beetje studiegeest, dat er nog inzit, gaat er nu uit zoodra zij hoort dat het examen een noodzakelijkheid meer is. Ach, hoeveel beter zou het onze lieve Dorine zijn te pas gekomen!" "Ik bid je Bertha, laat die klachten over het onveranderlijke liever rusten. De zaak is nu eenmaal zoo en niet anders, wat moeten we nu doen in het belang van het meisje en in overeenstemming met oom's wenschen?" "'t Is een moeilijk geval? "Zeg liever dat het ellendig is, zooals dat testament van oom ons geheele leven in de war brengt. Voordeel hebben we er niets van, niets dan last en zorg." Eindelijk werd besloten dat oom Theo in persoon Emma's goederen zou gaan besturen, dat de oudste jongens naar een pensionaat moesten en de andere kinderen op de dorpsschool; zoodat dus de geheele familie naar Bergerode ging verhuizen. Dien avond riep de Heer de Ridder zijn oudste zoons, Emma en Dorine bij elkander. "Kinderen," sprak hij, " er is een groote verandering met ons op til. Uw oud-oom Bergerink heeft goedgevonden al zijn goed na te laten aan Emma; ge zijt nu een rijk meisje, kind, maar bedenk dat ge daar niet trotsch over moogt wezen; 't is het geld niet dat ons maakt tot hetgeen
[73:]
we zijn, maar het gebruik dat we er van maken, toont eerst duidelijk hoe ons hart en karakter is. Onze Lieve Heer geeft rijkdommen zooals hij verstand en schoonheid wegschenkt, at zijn alle groote gaven, welke hij ons toevertrouwt, maar waarvan Hij ons eene strenge rekenschap zal vragen." Emma zat met neergeslagen oogen als ging niets van dit alles haar aan; de broers en Dorine zagen haar met zeker soort van ontzag aan. "Verwondert het je niet Emma?" vroeg oom Theo. "Jawel, oom, maar ik begrijp het nog niet goed!" antwoordde zij met gemaakte onverschilligheid. "Krijgt Emma nu alles, pa, ook al de koeien en de ponny en de eenden?" vroeg Dorine. "Ja kind, alles!" "Wat doe je met dat alles. Mag ik er wat uitzoeken?" "Weeg niet zoo kinderachtig, Dorine, we moeten nu niet als kinderen maar als groote menschen doen," zeide Emma. "En wat zal er nu gebeuren, hoeft ze niet meer naar school?" vroeg Dorine. "Wel zeker, zij zal nu nog veel ernstiger zich op de studie toeleggen, die haar leeren moet een goed gebruik te maken van haar rijkdommen. We gaan in Bergerode wonen!" "O, papa, hoe heerlijk," zeide Willem, "wat zullen we pret hebben en dan gaan we rijden en koeien melken en door het bosch wandelen en als de appelen rijp zijn. . ."
[74:]
"Vraag eerst of ik het je toesta!" beet Emma hem toe. Oom Theo werd bleek; nu begon hij in te zien dat zijn zuster gelijk had en beter het karakter van Emma doorgrondde dan hij zelf. "Kind," zeide hij vriendelijk maar ernstig, "tot een goed gebruik van je rijkdom behoort, dat je anderen ook iets er van gunt." "Zeker oom, maar dat is wat anders dan Dorine mijn paarden en mijn koeien te laten afbeulen en mijn vruchten te laten opeten." "Dat kind heeft al een goed begrip van het mijne en dijne, " sprak de Heer de Ridder met een droevigen glimlach en zich weer tot Emma wendend, "wees er van overtuigd Emma dat ik je belangen met nog meer nauwgezetheid zal behartigen dan als ze mijn eigen waren, en alle maatregelen, die ik neem, zullen geheel tot je voordeel strekken." "Daar twijfel ik niet aan, oom, maar als we in Bergerode wonen, komt tante Bertha dan mee en Dorine en al die jongens?" "Wel zeker, dacht je dan van niet?" "En neemt u uw ontslag uit uw betrekking?" "Wel zeker, ik moet je goederen administreeren; maar bemoei je daar niet mee, laat dat aan mij, je voogd, over." "Bertha," zeide hij zoodra hij alleen was met zijn zuster, "ik geloof dat je gelijk hebt en dat oom een betere keus
[75:]
had kunnen doen, in elk geval dat het voor Emma beter zou geweest zijn als ze een vlijtige onderwijzeres geworden was." "Dat heb ik je altijd gezegd; ik geloof niet dat er een prettige tijd voor ons aanbreekt." Op school haastte Emma zich het groote nieuws mee te deelen en zorgde er natuurlijk voor dat de meesteres het ook vernam. "Nu als dat waar is," zeide de juffrouw droog, "moet je die dialogue maar eens overschrijven en het werkwoord "negliger sa leçon" vervoegen, want je nieuwe rijkdom schijnt je leeren heelemaal in de war te hebben gebracht." Emma keek verontwaardigd; zij begreep niet .dat men zoo weinig eerbied voor haar nieuwe waardigheid van erfgename aan den dag legde. Alleen de meisjes Penner tegen wie Emma zoo hoog placht op te zien, en die tot nu toe weinig notitie van haar namen, waren nu geheel veranderd; uit naam van Mama werd Emma uitgenoodigd om den volgenden avond bij haar door te brengen. Dorine mocht te huis blijven; er scheen niet aan haar gedacht te worden; tante Bertha had er echter meer verdriet van dan het meisje, want zij ging met de jongens wandelen door het Vondelpark en gevoelde zich innig blijde dat zij niet naar zoo'n vervelende avondpartij behoefde te gaan. De meisjes Penner en Emma zaten zeer netjes in een
[76:]
groote helder verlichte kamer om de tafel; zij hadden allen handwerkjes, en spraken zeer wijs als oude vrouwtjes over allerlei onderwerpen, maar vooral over Emma's lotverwisseling. De eene raadde haar aan peluche te nemen voor haar wintermantel, de ander een blauwe fluweel en japon met gebrocheerd satijn en de derde beklaagde haar dat zij nu juist Amsterdam moest verlaten, nu zij juist zoo recht van alle genoegens der wereldstad kon profiteeren. "Ik doe 't ook niet voor mijn pleizier Bergerode te betrekken, maar mijn oud-oom heeft het zoo bepaald." "En waar ga je nu naar school? Toch niet op het dorp?" "Dat weet ik niet, ik geloof niet dat ik nog leeren moet." "Maar dat kan niet anders, men behoeft natuurlijk als men rijk is niet meer te studeeren voor zijn examen, maar er zijn veel dingen die men juist moet kennen als men rijk is." "Welke dan?" "Pianospelen en zingen en mooie handwerken en manieren, Fransch spreken en vooral dansen." "Ja, dat wil ik alles heel graag kennen maar hoe zal ik dat buiten kunnen leeren!" "Wel, je moet een gouvernante nemen of anders een paar jaar op een deftig pensionnaat gaan." "Nu ik zal het mijn voogd aanraden," verzekerde Emma
[77:]
met een hoogst gewichtig gezichtje. "En jelui komt toch eens logeeren bij mij." "O ja, dat. willen we heel gaarne eens doen als je voogd het goedvindt. Je zult overigens wel gezelschap vinden op het buiten als die geheele familie meegaat." "Zullen die nu voor je kosten moeten leven?" vroeg Anna de oudste, die reeds 16 jaar oud was. "Papa en Mama spraken er van middag aan tafel over en vonden dat toch een beetje te erg." "Wat kan ik er aan doen'? Ik ben zoo wanhopend jong." "Maar ik zou niet al te goed zijn, je weet al te goed is buurmans gek." "O neen, ik zal wel zorgen, dat zij niet vergeten, hoe alles eigenlijk van mij is."
inhoud | vorige pagina | volgende pagina