doorzoek de gehele Leestrommel

Leestrommel
Leestrommel
a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Thérèse Hoven: Op eigen verantwoording
Apeldoorn: A.F. van Wieringen, [1895]
Uitgegeven tot bevordering van de verspreiding van het heilserum legen Diphtherie.


[5:]

Het was een aardige groep: die forsche man, die slanke vrouw - die rozige kinderen en dan 't Grootje er bij - kalm en stil. Als een beeld van den dag: de heerlijke, vroolijke morgenvol tinteling en belofte - dat waren de kinderen: de middag, schoon en vol en rijk - dat waren de ouders en de rustige avond — dat was grootmoeder .... voor wie 't wel 't eerst nacht zou worden.
"Ja, jongen,"zegt ze, haar hand bevend op den arm van haar zoon leggend, "mij zul-je niet meer terugzien, ik voel 't... .
Hij antwoordt niet dadelijk, er ligt zoo iets profetisch in den toon, waarop ze die heel gewone woorden uitspreekt.
Dan, zich vermannend: "Nee - moeder - dat moet u nu niet denken, u bent zoo kras, zoo flink en dan - u hebt 't hier zoo goed bij Mary en de kinderen."
"0! Henk, ik heb een gezegenden, ouden dag,

[6:]

"maar toch .... zeven kruisjes heb ik achter mijn rug, weet-je, - zeven!"
"Welnu - dat zegt niets - u komt van een oud geslacht - u kunt ons allemaal wel overleven."
"Nee - dat niet,"valt de oude vrouw met snelheid in, "nee, Henk; God geef.... datje ons allen over drie en een half jaar net zoo terug vindt,maar als er een moet ontbreken, jongen - dan hoop ik maar dat ik 't zal zijn .... maar wat is dat achter mijn stoel", herneemt ze op een heel anderen toon.
't Was Taco, de oudste, die op grootmoeders stoel geklommen was.
"Wat doe-je-vent?"vroeg Mama verbaasd.
"Ik zoek de kruisjes,"antwoordde 't jongske bedaard.
"De wat?"informeerde zijn moeder, die er niets van begreep.
"Wel de kruisjes op Oma's rug, de zeven «kruisjes - ze heeft zelf gezegd - dat ze er waren, niet waar Oma?"
Grootje schudde 't grijze hoofd: "Neen, mannnetje- die kun-je niet op Oma's rug zien, wel hier .... en hier".... en ze wees op haar gerimpelde wangen en op haar grijze haren.
't Ventje begreep er niets van en dat hoefde ook niet - dat waren dingen, die nog te hoog waren voor zijn vierjarig verstand.

[7:]

"Kom - ga maar zitten - klein mannetje," vermaande Papa, "wil-je nog een stukje taart?"
"Hè - ja"- hij hield zijn bordje al op, maar toch keek hij Mama vragend aan.
"Zou-je 't wel doen, vent? je hebt al zoo'n groot stuk gehad."
"Toe - moesje - omdat Paatje weggaat"en hij zeide het even vroolijk, alsof Paatje's weggaan een heerlijk feest in plaats van een droevige gebeurtenis ware geweest. Maar Taco vond een taart ook zoo iets feestelijks!
"Itte oot een tuttie", klonk het van den anderen kant en 't drie-jarig Miesje hield ook al haar bordje op.
"Wel ja,"riep Papa vroolijk, "zoo meteen komt Hanneman ook al en zus."
"Zus slaapt in de wieg," vertelde Taco, zijn mond vol van de begeerde lekkernij.
"En Hanneman slaapt bijna,"meende Mama, haar jongsten zoon van ter zijde aanziende, "hij "is ook eigenlijk nog te klein om aan tafel te zitten - maar- 't was maar omdat het de laatste avond van Henk was" voegde ze er - bij wijze van verontschuldiging, bij.
«Je doet al net als Taco," begon haar man.
"Nu, maar ik vind 't geen feest,"en toen op eens, zonder dat ze ' t wist, rolden er twee groote tranen langs haar wangen. Ze veegde ze snel af

[8:]

en zei: "0! 'tis afschuwelijk, .... Henk en dan voor drie - en - een half jaar."
"Kind, je wist 't vooruit,"antwoordde hij somber - "'t is 't lot van een zee-officier."
En toen keken ze ieder voor zich uit, want ze wilden zich groot houden voor elkander en Grootje zocht ook naar haar zakdoek, - doch ze herstelde zich het eerst, ze had ook het meeste leed ondervonden en doorleefd.
"Kom, nu moeten we eens drinken op je goede reis, Henk, en dan ga ik met Rika mee de kinders naar bed brengen."
"En laat u ons alleen - net als toen we geëngageerd waren?"lachte Mary, maar 't ging niet van harte.
Toen ze geëngageerd waren .... toen ze haar jawoord gegeven had aan den knappen zee-ofiicier, die pas uit Indië was teruggekomen.
Ja, toen had hij haar wel dadelijk gezegd, dat hij over een jaar of vier, mogelijk vijf weer een lange reis zou moeten maken, maar 't, was nog zoo'n heerlijke tijd in 't verschiet.
Ze waren nog zoo jong, zoo vol illusies enGodlof .... die illusies hadden ze niet verloren. Vijf jaren waren er verloopen sedert de stoere zeeman 't ranke meisje als bruid in zijn armen drukte en nog hadden ze elkander lief als op dien dag.

[9:]

Wat Henk deed, vond Mary goed, ze vertrouwden elkander en geloofden elkander en het viertal kinderen, dat belet had komen vragen aan hun haard - het was er welkom geweest.
Ze hielden dol van hun kindertjes .... ze waren wel wat gauw op elkander gekomen, maar ach! zij was een wees en had een aardig kapitaaltje mee ten huwelijk gebracht en hij had ook wel wat van zich zelf; .... zorgen .... ten minste geldelijke zorgen hadden ze dus niet.
Och! en 't was ook zoo'n aardig troepje! En nu waren de kleine levenmakers naar bed en zaten ze met hun beiden in 't schemeruurtje .... net als voor vijf jaar.
"0! Henk - wat zal ik je missen .... man .... wat zal mijn leven arm zijn zonder jou."
"Mary - jij hebt de kinderen nog maar ik .... denk eens .... alleen"..
"En de lange winteravonden .... als ze naar "bed zijn."
"En de donkere nachten, Mary als ik rondzwalk op zee". ...
En ze drukte zich stijf tegen hem aan, als wilde ze hem nu reeds beschutten voor naderend onheil en hij omklemde haar - als wilde hij haar nu reeds troosten -- voor als ze alleen zou zijn.
'Vrouwtje - - lief vrouwtje moedig zijn, hè?"
"En jij - Henk -- vroolijk wezen, niet tobben

[10:]

"over huis - 't zal alles zoo best gaan .... de «kinderen zijn zoo flink."
"Ja, Goddank en als er iets is, Mary, je weet dadelijk den dokter - geen huismiddeltjes. Dat is 't eenige, waar we 'tniet over eens waren - in die vijf jaar - vrouwke."
"Jij wilt er ook altijd een dokter bij hebben".
"Ja, zeker - ik houd niet van dat dokteren op eigen handje .... en dan Mary-lief.... geen proeven «op de kinderen, geen nieuwe middelen, hè?"
"Maar Henk, dat is toch vreeselijk conservatief, ik vind 't juist zoo erg interessant - zooals nu weer, dat middel van Professor Koch .... ik «zou er mij dadelijk mee laten inspuiten, als ik tering had."
Hij sloot de welgevormde gestalte in zijn armen en bekeek het blozende gezichtje, zoover de wegstervende dag het hem toeliet, met innig welgevallen.
"Jij tering? je ziet er nog al naar uit."
Ze lachte, ze voelde zich zoo kerngezond, zoo vol van 't jonge, opbruisende leven, en ze antwoordde zoo overmoedig: "Ja, dat bedoel ik ook niet, ik ben er niet in 't minste bang voor, ik meen ook maar - als er nu eens iets was met mij of de kinderen. Als we nu eens een van allen een gevaarlijke ziekte kregen en er was zoo'n nieuw middel uitgevonden, dan zou ik"...


vorige pagina | inhoud | volgende pagina