doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Melati van Java: Johan's Avontuur. Een vertelling uit Indië
Baarn: Uitgeversmaatschappij E.J. Bosch Jbzn, 1922 (1890)


HOOFDSTUK XI.

Den volgenden morgen ging Johan met de andere knapen zich bij den put baden. Een jongen, Birin genaamd, die een paar jaar ouder was dan Johan en ook in zijn kamer sliep, was 's nachts door het geschrei van het hollandsche kind wakker geworden. Toen de kinderen allerlei javaansche spelen uitvoerden op het grasveld en Jo bedroefd bij de haag zat, te vergeefs naar een plekje uitziende waardoor hij kruipen kon, kwam Birin naast hem hurken.
"Is Sinjo nog bedroefd?" vroeg hij in gebroken maleisch.
"Ja, mijn hart doet me zeer," antwoordde Johan,

[76:]

"als ik denk aan mijn ouders, die niet weten, waar ik ben en zich zoo ongerust zullen maken."
"Zou je hier anders graag blijven?"
Johan vergat heelemaal, dat hij besloten had aan niemand iets van zijn ware gevoelens te zeggen, en antwoordde:
"O neen, ik wou graag thuis zijn."
"En Pah Sintroh zei, dat je zoo graag Javaan wil worden en daarvoor hier komt leeren."
"Dat wilde ik vroeger," bekende Johan, "toen ik nog zoo dom was, maar toen wist ik ook niet, wat het is Javaan te zijn; hier heb ik 't pas ingezien en nu verlang ik het niet meer."
"Ik begrijp ook niet hoe iemand, die Hollander is, daarnaar verlangen kan; ik zou niets liever willen dan bij de blanken te dienen, maar ik mag niet."
"Waarom niet?"
"Mijn ouders zijn dood; mijn oom wilde van mij een Hadji maken en heeft me daarom bij Pah Sintroh in de leer gedaan, maar ik ben hier niets graag, ik zou niets liever willen dan wegloopen."
"Ik ook!" verzekerde Johan met schitterende oogen.
"Stil, Amat kijkt naar ons! Ga wat met mij spelen! Toe, loop me maar eens na!"

[78:]

De jongen zette het op een loopen en Johan liep hem zoo hard hij kon na; vatte hem bij het einde van de haag.
"Mag je nooit van hier weg?" vroeg Johan, toen zij op dezen afstand buiten bereik van Amats ooren waren.
"Neen nooit! Met nieuwjaar mogen we eens naar de naaste kampong gaan, maar dat is ook alles. De Hadji is bang, dat wij met anderen in aanraking komen en nu vooral, nu hij zoo'n hollandsch kind heeft, zal hij ons des te meer binnen houden. Loop nog maar eens flink op, ik jou achterna!"
Op die manier werd het gesprek in brokstukken gevoerd.
"Als ik met je wegloop, en je komt weer bij je ouders thuis, kan ik dan tali-api-jongen [Het tali-api of vuurtouw is een soort kleine lont waarmee sigaren enz. aangestoken worden. Als de heeren zitten te rooken, staat de tali-api-jongen gereed om hen zoo noodig van vuur te voorzien.] bij hen worden? Dan hoop ik later op te klimmen tot huisjongen en koetsier."
"O zeker! Pa zal je stellig in dienst nemen en geld geven bovendien! Maar wanneer zullen wij dan gaan?"
"Dat kan ik je nog niet dadelijk zeggen; de Hadji

[79:]

moet uit zijn, anders is er geen kans op en dan moeten we dien Amat zijn oogen ook laten toedoen."
"Maar hoe zal dat nu kunnen, Birin!"
"Laat mij maar begaan, Sinjo en spreek nu vandaag niet meer met mij, dat is veel beter Anders krijgen zij een kwaad vermoeden."
Door dit gesprek was Johan's moed weer zoo aangewakkerd, dat hij lust kreeg om opnieuw te spelen en zich vroolijker aan te stellen, dan hij tot nu toe gedaan had.
De Hadji zag hem tevreden aan en dacht, dat hij zich reeds in zijn lot begon te schikken. Wanneer er menschen bij waren, hield Birin zich altijd op een afstand van Johan; in slimheid was deze knaap bepaald zijn meerdere.
's Middags reed de Hadji in zijn karretje dikwijls uit; hij trachte op alle manieren invloed te verkrijgen op het volk, dat in de naburige dorpen woonde. Zijn afgezonderde levenswijze, het steen en huis, dat hij betrokken had, de hulp, die hij aan de menschen betoonde welke schijnbaar geheel belangeloos geschiedde - geschenken nam hij wel aan, maar altijd met een gezicht alsof hij het alleen deed om de gevers niet te beleedigen, - maakten hem zeer gezien.
Hij speelde ook voor dokter en wie zal zeggen, hoe

[80:]

veel menschen na het gebruik van zijn medicijnen een te vroegen dood stierven?
Op zekeren middag dat hij weer was weggereden, zat de heele familie in de voorgalerij, op de trappen of in het tuintje. De jongens waren aan het vlechten van manden of aan het spelen op den dakôn [Een soort van trictracbord.]; het ging er woest toe, aan slaan en vechten geen gebrek.
Eenige vrouwen met kleine kinderen zaten op den grond met elkander te praten. Hoe die familie in elkaar zat, begreep Johan niet, maar hij deed ook geen moeite het te begrijpen.
Hij voelde zich nu weer erg eenzaam en vreemd te mloede: het gezelschap van die sirih-kauwende en spuwende Javanen verveelde hem en hij zou niets liever willen dan nu maar zoo spoedig mogelijk weg te vluchten. Doch hoe zou dat gaan? Birin had hem hem niet meer over de zaak gesproken, want Amat en de oude Nénèk oefende bij afwezigheid van den baas streng toezicht uit.
Daar sloeg Birin aan Amat voor te gaan tandakken [Dansen.], hetgeen deze aannam; zij vroegen Nénèk te zingen en met haar oude versleten stem hied de vrouw een dansdeun aan.

[81:]

De jongens dansten en zongen tot groot vermaak der anderen, die zich om hen heen verzamelden.
Al dansende kwam Birin het dichtst bij Johan en fluisterde hem snel toe:
"Ga naar de achtergalerij, zonder dat iemand het ziet, en steek een spijker in het slot."
Zoo verdiept waren allen in de bewondering der dansende jongens, dat niemand er op lette, hoe Johan langzaam wegsloop en naar de achterzijde van het huis ging; de deur van de achtergalerij werd steeds 's nachts zorgvuldig afgesloten, terwijl zij nog bovendien door een boom werd verzekerd.
Een spijker had Johan spoedig gevonden en met meer handigheid dan men van hem verwacht zou hebben, verborg hij den spijker zoo diep in 't slot, dat men dien niet licht vinden kon.
Dien nacht, dat wist Birin, kwam de Hadji niet thuis, en zoodra het dansen afgeloopen was, sloeg hij Johan voor met hem dakon te spelen. Tusschen het spelen legde hij hem zijn plan bloot.
Wanneer men de achterdeur niet sluiten kon, dan zou Amat zeker zijn mat nemen en daarvoor gaan slapen; dat deed hij meer.
"En dan moet jij wakker zien te blijven," ging Birin voort, terwijl hij de pitjes, waarmede men speelde met

[82:]

veel geweld over het speelbord liet rollen, "en zoodra ik je roep, sta je op en volgt mij!"
Johan begreep nog niets van zijn bedoeling, maar hij vertrouwde op Birin en besloot geduldig te wachten.
De Javanen gaan altijd vroeg slapen, en nu werd er geen uitzondering gemaakt. Amat ging eerst rond om alle deuren en hekken te sluiten.
Toen hij aan de achterdeur kwam, morrelde hij een heele poos aan het slot, maar vergeefs; juist zooals Birin gedacht had, nam hij na den boom aangelegd te hebben zijn matje, ontrolde het voor de deur en ging daar slapen.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina