doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Raden Adjeng Kartini: Door duisternis tot licht. Gedachten over en voor het Javaansche volk,
Den Haag 1912 (derde dr, eerste d. 1911)


[77:]

Augustus 1900. (IL)

Nu, als wij niet-naar Holland gaan, mag ik dan naar Batavia orn voor dokter te studeeren ? Wat Vader hierop antwoordde, is in 't kort samen te vatten: "dat ik niet moest vergeten, dat ik ben een Javaan, dat het nu nog niet mogelijk is, dat ik die richting opga - over 20 jaar zal 't anders zijn - maar nu kan 't nog niet - of ik zou 't verschrikkelijk moeilijk moeten hebben - "omdat ik dan de eerste zou zijn". Vader kon niet zoo maar op stel en sprong beslissen. Vader zou er eerst lang en breed over nadenken, met anderen er over spreken en velen raadplegen.
Dit laatste bewijst, dat Vader mijn idee niet geheel en al verwerpt; dat Vader weet, dat ik tot eiken prijs vrij, zelfstandig, onafhankelijk wil worden; en dat ik werkelijk niet gelukkig zal kunnen zijn in een huwelijksleven, zooals dat tot nu toe is.
Toen vroeg ik: "maar als de Inlandsche meisjesschool van Mr. Abendanon tot stand komt, mag ik dan onderwijzeres worden?" en ik vertelde wat mevrouw Abendanon me vroeg en voorstelde.
O! Moedertje, 't was alsof de hemel openging, een eindelooze heerlijkheid zich aan rnij vertoonde, die me verblindde en bedwelmde, toen ik daarop Vader hoorde zeggen: "Dat is mooi, dat is prachtig! dat mag je wel!"
"Maar ik moet er eerst voor opgeleid worden; ik moet een jaar of vier naar 't klooster om te leeren en dan examen te doen. Zonder akte wil ik er niet komen."
En Vader vond 't goed, billijkte mijn verlangen.
O! Moedertje, hoe zalig gelukkig gevoelde ik me; ik had niet gedacht dat 't zóó gemakkelijk zou gaan. Er was geen enkel hard, bitter of scherp woord gevallen; ik kreeg heel wat op mijn kop - ja - doch ik heb 't verdiend; dat erken ik zelf gulweg. Maar Vader deed 't zoo zachtzinnig, zoo liefderijk. O! ik heb mij dan toch niet in zijn onmetelijke liefde voor mij vergist, in zijn geheel meevoelen, meeleven met zijn kind; dat Vader méér nog dan ik zelf zou lijden, als hij mij dat leed moest aandoen, en dat hij even vurig als ik zelf hoopte, dat er eene uitkomst voor niij mocht wezen.
O! welk eene woeste, jubelende vreugde maakte zich van mij meester, toen ik die zalige zekerheid had; wist, dat Vader, mijn

[78:]

afgodisch beminde Vader, zich zonder verdriet bij mijne ideeën, wenschen en verlangens neerlegde!
't Was om hém, dat ik mij zoo ellendig gevoelde, maanden lang, dat ik wankelmoedig, zwak, ja laf was, want ik kon zijn hart niet breken; en ik moest, omdat ik niet kon, niet wilde mij vernederen, mijn vrouwenhart, mijn waarde als vrouw, als mensch laten vertrappen; ik moest mij tegen hunne plannen verzetten; ik was 't zedelijk verplicht aan mijn eigen fierheid, die ik 't zwijgen niet vermocht op te leggen. Hard was die innerlijke strijd geweest.
O! en Vadertje heb ik voor mij gewonnen; daarmee is de grootste moeilijkheid, overwonnen, het grootste struikelblok uit den weg geruimd. Waar ik Vader aan mijne zijde weet, heb, ga ik onverschrokken, blij en opgewekt, met luchtigen tred, en een glimlach om den mond den vijand tegemoet!
Nu hangt het alleen van mijn eigen willen en kunnen af of ik mijn doel al dan niet bereiken zal! Ik ben vol hoop, vol moed, houd u dien moed frisch in me, Moes! Ik heb Vader dadelijk gevraagd of ik Mevrouw Abendanon die goede tijding mocht berichten, en ik mocht! Dien zelfden avond nog schreef ik haar en u dit regeltje.
't Is wel nog een vraag, of de Inlandsche meisjesschool tot stand komt, maar ik wanhoop niet; 't een en ander wijzen op een ernstig streven van eenige, zoo niet vele, invloedrijke personen om de Inlandsche wereld op te heffen, en om "licht" te brengen der Inlandsche vrouwenwereld, haar op te heffen uit haar treurigen staat.
Op Djokja zochten we Mevrouw Ter Horst op, zooals ik u reeds schreef. Ze was heel aardig voor ons, haalde ons van 't station af, waar ze ons echter misliep, daar we een station eerder waren afgestapt; zij had eene rijsttafel voor ons klaar. We kwamen alleen orn haar te groeten, doch zij had wat met me te bespreken. Zij vertelde mij dat Resident de B. [Welke resident bedoeld wordt, blijkt niet.] afgescheiden van Mr. Abendanon's plannen, waarvan hij niets wist, ernstige plannen had, om zoo mogelijk van Regeeringswege, zoo niet, dan uit particuliere middelen, een kostschool voor dochters van Inlandsche hoofden op te richten. De Resident vroeg haar daarvoor een plan te ontwerpen, dat hij dan verder zou uitwerken,

[79:]

en ze vroeg nu hoe ik daarover dacht, en wat ik noodig vond, dat de Inlandsche meisjes, dochters van hoofden, hoog en laag, weten en kennen moesten om tot meer zedelijke welvaart te geraken. Onlangs vroeg de directeur der hoofdenschool te Probolinggo me dit onderwerp: "'t Inlandsch onderwijs voor meisjes" te willen behandelen voor een Hollandsch tijdschrift voor Inlanders. Er bestaat dus werkelijk een ernstig streven om de ïnlandsche meisjes onderwijs te geven. Mochten de pogingen van Mr. Abendanon om Inlandsche meisjesscholen op te richten, mislukken, wat de hemel verhoede! en ik dus geen onderwijzeres worden, dan laat u mij niet alleen, nietwaar, Moedertje ? Maar wil mij wel helpen om Vader's toestemming te verkrijgen voor 't dokter worden? Of mag ik 't van u beiden ook niet? U beiden kunt zoo veel van Vadertje gedaan krijgen, als u maar wilt.
Vader is sedert dien gedenkwaardigen middag dubbel lief voor me; hij kan zoo zacht, zoo teeder mijn hoofd tusschen zijn beide handen nemen, zoo warm en innig zijn arm om mij heen slaan, als om me te beschermen tegen naderend onheil. Ik voel uit alles en alles zijne onmetelijke liefde, en ik ben daar trotsch op, en er o zoo gelukkig méé!
Sedert we van Batavia terug zijn, hebben we een gevoel alsof wij thuis komen, alleen om even uit te rusten, goeden dag te zeggen en weer uit te vliegen. Waarheen??? Ik wil volop genieten van mijn thuis-zijn, want nergens in de heele wereld zal ik 't zoo goed hebben als bij mijn eigen ouders thuis, en 't stemt mij zoo oneindig dankbaar te weten, dat wanneer ik vandaag of morgen 't huis verlaat, 't zal zijn met zijn zegen, en ik hoop innig ook met dien van de anderen.
Vroeger kon ik nogal gemakkelijk leeren - ik was niet achterlijk - maar tusschen't toen en nu ligt al zoo'n heel menschen-leven. Alles wat ik op de "bewaarschool" geleerd heb, ben ik vergeten, - ik was 12-^ jaar, toen ik die school verliet. Maar willen is bijna altijd kunnen, nietwaar, Moedertje. Ik zal in elk geval goed, goed mijn best doen en hard werken. Geef mij uw beider zegen! houd den goeden geest, wil en moed steeds wakker in me, liefsten! Nu heb ik u alles trouw en eerlijk opgebiecht, Moedertje! Hoe denkt u beiden over dit alles ? Zeg mij ronduit uw beider meening, ik ben geheel uw kind, en u weet, hoeveel waarde ik aan uw beider opinie hecht.
Ik heb deze biecht geschreven in de volle overtuiging - in

[80:]

't vaste vertrouwen, dat niemand warmer belang kan stellen in al mijn aangelegenheden, dan u beiden, en deze betreft heel mijne verdere toekomst. Ik weet ook dat ik ten allen tijde bij u komen mag, wanneer ik raad en steun en troost behoef. En in de komende tijden zal ik zeker dikwijls daarom tot u komen.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina