Annie Foore: De koloniaal en zijn overste (dl.1) Den Haag: Thieme, 1879 (eerste dr.1876) (Guldens-Editie no.123)
XXIII.
Maer Thymna riep gestaeg: Eylaes. myn jeught verout! Welaen, wort haer geseyt. 't ja tyt dan dat je trout. CATS.
"Ik geloof dat het een goed gangetje gaat. . .. met je minnaars; is 't niet Kitty?" "Ja. . .. ten minste Neef! ik moet u eens iets zeggen. Hebt u niets opgemerkt, gisteravond in de opera?" "Neen, niets bijzonders! Of meen je misschien die lieve chanteuse?" "Juist! U moet weten, neef, Kreisfeldt heeft den heelen avond naar haar zitten kijken, en Halekamp leende mijn binocle telkens als zij optrad. Nu Altens beweerde, dat hij nog nooit zoo had hooren zingen en. . . . en Duriau was zoo hatelijk; hij zei, dat zulke mooie chanteuses de jonge meisjes meer schade doen, dan in jaren was te berekenen." De heer Bugg barstte, uit in zulk een uitbundig gelach dat al de wandelaars - neef en nicht zaten op een bank in de Public Gardens, - dat al de wandelaars naar hem omkeken. Kitty deelde echter volstrekt niet in de vroolijkheid van haar geleider. "Neen nee!" begon ze, "laten we nu eens ernstig zijn! Ik kan u verzekeren, dat het voor mij heel onaangenaam is, - ik vind het volstrekt niet iets
[183:]
om te lachen! U zegt zelf, neef, dat het zoo goed zou zijn, als ik geëngageerd kon raken. voor we aan wal komen, ... U zegt zelf, dat nicht Dollie er misschien bezwaar in zou vinden, mij bij zich te houden!" "En nu komt dat mooie zangeresje daar tusschen Maar kind, wat nu nicht Dollie betreft, dat moet je je zoo erg niet voorstellen! Je moet weten, Kitty," en de heer Bugg kucht, "je moet weten, mijne vrouw is het beste mensch van de wereld, maar - het is een nonna." "Wat is dat eigenlijk - een nonna, neef?" "Een nonna? Dat is een heel lief, handig, goedhartig schepseltje, met heerlijke oogen en prachtig haar, met snoeperige handjes en keurige voetjes, met een heel klein beetje verstand en een heel groote massa kuren; een nonna, dat is een poppetje, dat liefst in sarong en kabaai, met haar 'fijne vingertjes katoepat [Een soort visgerecht] zit te eten en ondertusschen haar jeit [Naaister] uithoort, over de njonja, seblas [Mevrouw hiernaast] of de toewan sabrang [Mijnheer hierover] die uren lang bij den Chinees staat af te dingen om een paar stuivers te besparen, maar groote sommen uitgeeft aan bloedkoralen en gouden armbanden en fijne sarongs en mooie sloffen; die je van tijd tot tijd het doodsbenauwd maakt met haar liefkoozingen, en je een anderen keer de huid volscheldt zonder reden; - die, als je eens verstandig met haar praten wilt, nooit iets anders antwoordt dan: Soedah! en - die jaloersch is op en daarom een hekel heeft aan de europeesche vrouwen!" "Dat belooft niet veel!" zei Kitty. "Neen. Maar wat is er nu eigenlijk met je minnaars? Die actrice ?" "Ja. Ze is zoo mooi, neef!" "Dat is ze," zei Rugg, "verduiveld mooi!"
[184:]
En hij had gelijk; de blonde zangeres was een van de oerliefste persoontjes, die men zich denken kan, vooral in de rol, die ze gisteravond had vervuld, die van page. "Maar daarom niet getreurd! Vertel me liever eens; Kitty, nu we toch eenmaal aan de confidenties zijn, wie van de heeren aan boord zou je wel het liefst hebben, dat je zijn hart en, hand aanbood?" "Ik geloof dat Halekamp er wel over denkt, neef!" "Dat vraag ik niet. Wien vin je het knapst, het aardigst?" "Den dokter, dat spreekt vanzelf. Maar over hem denk ik natuurlijk niet. . .. ik zou al heel tevreden zijn, als Halekamp me vroeg." Dit met een zucht. "Vin je hem dan zoo bijzonder beminlijk, kind?" "Och Hemel, neen I Hij is vreeselijk vervelend! En ondraaglijk verwaand! Maar ziet u neef, ik kan het natuurlijk niet zoo nauw nemen als andere meisjes, die mooi zijn en jong en knap. . . ." Een veel dieper zucht. "Dus wou je maar trouwen ook zonder liefde?" "Maar, neef!" vroeg het meisje, het gezicht tot hem keerende, waarin de zorg reeds vroegtijdig rimpels had geploegd, "wat moet ik anders doen?" "Arme meid!" Er sprak diepe deernis uit zijn blik, toen die een oogenblik rustte op het droevig gelaat naast Kem, en hij wendde het hoofd af, terwijl hij zeide: "Neen, Kitty, dát mag niet zijn, dat nooit! zoolang ik het verhinderen kan ten minste! Jullie meisjes praat maar over trouwen zonder liefde, alsof dat zoo'n kleinigheid was en - er is geen ellende op aarde grooter, dan die ellende! Zoolang ik een jong meisje verhinderen kan het te doen, zal ik het verhinderen, zoo waar ik Samuel Bugg heet!" Na een poosje ging hij op bedaarder toon voort: "Hoor eens, meid lief! ik zal openhartig met je
[185:]
zijn. "De m.enscben zeggen dat ik onder de plak zit -- - dat is een leugen; als ik wil, ben ik de baas in mijn huis!" "Maar u wilt zeker niet dikwerf, neef?" voeg Kitty schertsend. "Neen, met dikwerf, daar heb je gelijk in, kind!" en een goedhartig lachje spelde om Bugg's lippen. "Maar nu zal ik dan toch eens willen! Nu zal ik aan jullie zeggen, dat je lang genoeg gezworven hebt in de wereld, en dat je bij ons in huis blijft en er niet uitgaat. Dol is in den grond een goed schepsel en ze zal wel kassian met je hebben en ik, ik zal je zooveel pleizier doen, als ik kan, dat beloof ik je, kind!" Kitty omhelsde neef in het gezicht van al de roodrokken en kindermeisjes, die door den tuin drentelden, en Bugg deed alsof bij de zaak heel grappig vond en veegde met zijn mouw over zijn oogen. Het arme kind gevoelde zich onuitsprekelijk verlicht, toen ze met neef naar het hotel terugwandelde. "Dus behoefde ze zich niet meer zoo ongerust te maken over den invloed dier chanteuse; ze kon het vooreerst schikken zonder echtgenoot - dus behoefde ze dien verwaanden Halekamp niet te trouwen; neef zou voor haar zorgen, nicht was een goedhartige vrouw, en ze zou een prettig thuis hebben in die heerlijke Oost, waar de dames zoo'n gemakkelijk leventje leiden.. . . . Tot dusver was haar leven ver van gemakkelijk geweest. Ze bad nu tien jaar lang gezworven, nu eens bij familie, quasi als logée, in werkelijkheid niet veel meer dan dienstbode, nu eens als bonne, dan tot gezelschap, eens zelfs als winkeljuffrouw! Eindelijk had de rijke indische neef haar gevonden in een achterstraatje van Amsterdam, waar ze sinds twee jaar een zieke, menschenschuwe dame oppaste en wegkwijnde als een plantje in een kelder.
[186:]
Het warme hart van Samuel Bugg was ineengekrompen van medelijden bij het zien van het arme nichtje; bij oordeelde dat ze eens wat pleizier moest hebben in haar leven, hij ging zes weken lang iederen dag met haar rijden en rossen, kocht haar een massa mooie kIeeren, bracht haar op de Elwine, en - wist niet wat verder met haar aan te vangen! Hij had Kitty aangeraden maar te beproeven, of ze niet een goed huwelijk doen kon. Maar toen hij zag hoe ze haar best deed, en tot nog toe zonder resultaat, toen zij hem zoo openhartig haar leed meedeelde, kreeg hij medelijden met het arme kind en beloofde haar wat hij haar niet schenken kon en wat toch het noodzakelijkst voor haar was - een thuis. Terwijl zij daar zoo vroolijk naast hem voorttrippelde, overdacht bij eens bedaard wat hij had gedaan, en wat hem wachtte als hij zijne vrouw een jong meisje, een totok [Europeesche dame] in huis bracht; hij stelde zich voor hoe Dollie hem zou aanzien, wat ze zou zeggen - in het Maleisch natuurlijk, want, als ze boos was, sprak ze bij voorkeur die taal, - - - - en het koude zweet brak hem aan alle kanten uit. De eenige persoon, die den heer Bugg gewoon was te beknorren en uit te schelden, was Samuel Bugg zelf en hij begon nu dapper daarmede: "Lafaard, schaam je, bang voor een vrouw, bah! Kun je dan niet voor één keer in je leven eens flink zijn? Moet dat arme kind nog langer onder vreemden blijven? Ben jij een man, en zie je zoo op tegen een booze bui?" Helaas! niettegenstaande al deze verontwaardigde vragen, was het eind van Bugg's overpeinzing een overeenkomst tusschen zijn geweten en zijne vreesachtigheid. "Kitty!" begon hij aarzelend, "hoe zou je het vinden - - - - enfin, je weet mijn huis zal altijd voor
[187:]
je open staan, - maar hoe zou je het vinden als ik je eens bij heel lieve menschen bezorgde om een paar aardige kinderen te leeren?" Kitty's gezichtje betrok. Moest nu haar droom reeds worden verstoord? Maar het kwam haar niet onverwacht; ze was gewoon geraakt aan zulke verstoorde droomen, alleen beefde hare stem wat, toen ze zeide: "Daar ben ik niet knap genoeg voor, neef!" "Nu tot gezelschap dan bij een paar goede luitjes bij voorbeeld zonder kinderen. Je maakt toch muziek?" "Neen neef!" "Je kent toch genoeg Fransch en Engelsch om voor te lezen " "Neen, neef; ik ken alleen maar een beetje Fransch; het Engelsch ben ik vergeten." "Maar, kind, heb je dan niets geleerd?" "Ja, ik zou mischien wel voor huishoudster" "Dat is heelemaal buiten kwestie. Huishoudsters worden in Indië maar zelden gevraagd, En dan - je hebt twee jaar noodig voor je het maleisch machtig zijt en met de bedienden weet om te gaan en dan - kan iedere vrouw, die in het land geboren is, het nog voordeeliger' en lekkerder doen dan jij " "Jammer, dat je niets geleerd hebt! Als je een beetje muziek en wat talen kendet, dan kon je nog fortuin maken in Indië. Ik heb meer dan één meisje, even arm als jij, zien uitkomen, die naar Holland terugging als een groote dame! Natuurlijk! Er is gebrek in Indië aan welopgevoede meisjes, groot gebrek! en er zijn heel veel heeren, die graag zouden trouwen, maar - geen europeesche vrouw kunnen krijgen. Denk je," vroeg de heer Bugg, meer en meer in vuur gerakend, "denk je dat, als er een europeesch meisje twintig uur in den omtrek te vinden was geweest, dat ik een indische zou getrouwd hebben; denk je dat er zoovelen met hun huishoudster zouden leven, als er beschaafde vrouwen
[188:]
waren om een keus uit te doen? Waarom laten de vaders in Holland hun dochters niet flink leeren, om ze dan naar Indië te sturen? In Indië ligt haar toekomst, in Indië is de vraag groot en het aanbod gering, terwijl in Europa de markt overvoerd is! 't Is onverantwoordelijk van je vader, onverantwoordelijk, kind; hij had je zooveel moeten leeren, dat je goed was voor je brood - of je een boel geld moeten nalaten!" Kitty zuchtte. In hoe menige bittere ure van vernedering en ellende had ze hetzelfde gedacht! Toch hinderde het haar, nu een ander het uitsprak. "Arme papa!" zei ze; "O neef, 't is misschien wel waar wat u zegt, maar. . . .. 't is toch hard om te hooren !" en de lang bedwongen tranen barstten plotseling los. De heer Bugg was onmiddellijk verteederd en vol berouw. "Kind" riep hij uit, "neem me niet kwalijk! Als er één veel van je vader heeft gehouden, dan ben ik het! ... Je vader was een beste kerel!" En, als Kitty's tranen steeds overvloediger stroomen: "Ja, ik ben een akelige vent, ik zeg altijd iets onaangenaams! Maar, Kitty, kind! ik bedoelde eigenlijk jou papa niet, maar de papa's in het algemeen! Huil nu niet in Gods naam, daar heb ik nooit tegen gekund! Dat weet Dollie ook, en daarom doet ze het geregeld eens per dag!" Kitty glimlachte nu en zei dat het al over was, en Bugg, eenigszins bevrijd van zijn gewetenswroegingen, riep vroolijk uit: "Herinner me Kitty, als we te Batavia aankomen, dat we dadelijk naar den Bazaar gaan! Ik moet daar een mooie sortie voor je koopen en een paar oorbellen."
vorige pagina | inhoud | vorige pagina