Annie Foore: De koloniaal en zijn overste (dl.1) Den Haag: Thieme, 1879 (eerste dr.1876) (Guldens-Editie no.123)
[203:]
XXVI.
J'a!me' cet hommage éclatant, rendit par les hommes à ce qui ne leur promet ni la fortune nu la puissance; - j'aime cette prodigalité des rochessen, terrestres pour une autre vie, du temps pour l'eternité; assez de choses se font pour demain, assez de soins se prennent pour l'économie des affaires humaines. Madame de STAEL.
't Is hemelvaartsdag. Een vriendelijke, vroolijke ochtend, een heldere lucht, een schitterende zonneschijn; een zoo schoone, zoo liefelijke hemelvaartsdag op aarde, dat het haast niet wenschelijk kan schijnen, op te stijgen naar de wolken. 't Is stil en rustig op Malta's straten, eene plechtige echt feestelijke stilte. Ginds in de St. Jans-Kerk wordt hoogmis gevierd; in de St. Jans-Kerk, dien heerlijken tempel, door de vroomheid gesticht, door de kunst gewijd, door de herinnering aan drie eeuwen van strijd voor het geloof geheiligd. Reeds van verre rolt eene machtige, grootsche muziek den vromen bezoeker tegen, reeds van verre klinkt het, loflied aan den verwinnaar van hel en dood, en nader tredend ruischen de zachte stemmen van het koor in liefelijke harmonie met het blijde feest van den dag. Eene onafzienbare schare is saamgestroomd onder de breede, grootsche gewelven, die met warme tinten en
[204:]
in onnavolgbare kleurenpracht, zooveel vrome gedachten en godsdienstige droomen vereeuwigen; - saamgestroomd om te knielen op het kostbaar marmer, waaronder de machtige ridders van Malta den slaap des doods sluimeren; saamgestroomd om in stille verrukking de oogen op te heffen naar het altaar met zijn rijkdom en pracht, of te hooren naar het woord, dat deze dag vol herinneringen den priester op de lippen legt. De aartsbisschop in zijn plechtgewaad op den zetel van karmozijn, omringd door zijn staf van priesters en koorknapen, vervult den dienst. De donkere gelaatstrekken der Maltezers zijn overgoten met een nieuw licht; een warme gloed straalt van uit de gekleurde vensterruiten, 't zijn de heiligen en martelaren, die van uit de beschilderde hoogte op de biddend en nederzien. Ze deelen iets mede van hun heiligheid, hun ijver, en de engelen, die met opgeheven bazuin zich losmaken uit hunne fresco's zweven opwaarts, om voor den troon des Allerhoogsten de lofzangen neer te leggen van die duizenden, die daar nederknielen en zacht het Amen fluisteren op de woorden van hun voorganger. Neen, 't is niet alles ergerlijk, niet alles belachelijk, wat men ziet van de Katholieke Kerk op Malta. Dit is een grootsch, een zielverheffend schouwspel. Maar er is hier een poëzie, er is hier kunst, er zijn hier tonen, om aan te vullen, wat wellicht aan de vroomheid der kerkgangers of de stichtelijkheid van den eeredienst ontbreekt. De kerk heeft die poëzie noodig, noodiger dan één ander van haar machtige bestanddeelen; de poëzie is voor haar, wat schoonheid is bij de liefde. Ook zonder dat kan ze bestaan; maar de gloed, de geestdrift, de verrukking, ze wordt alleen door haar gewekt. Krachtig en mild heeft de kunst in de St. Jans-
[205:]
Kerk haar machtigen bijstand geschonken, om den godsdienst met den dichtersluier te omhullen. Niet alleen de vloer en de zoldering van het heerlijk gebouw dragen het kenmerk harer tegenwoordigheid, overal zijn beelden, groepen en tombes verspreid, terwijl schilderstukken, somtijds van groote waarde, den indruk van het geheel verhoogen. Van buiten gezien kan men ternauwernood geven, dat de kerk zooveel schoons en heerlijks bevat; het gebouw ziet er hoogst eenvoudig, ja, zelfs lomp en onregelmatig uit, en wanneer men door een zijpoortjes is binnengetreden, en dan over dat groote langwerpige schip der kerk den blik laat wijden, dan wekt de eerste indruk niet minder verbazing dan bewondering. Aan het gedeelte, waar zich het koor bevindt, wordt het oog dadelijk geboeid door een groep in wit marmer, die den doop van Christus voorstelt. Heilig en heiligend is de indruk, dien deze heerlijke schepping maakt. Het gelaat van den Dooper teekent vurige geestdrift, volkomen waardeering van het groote geschenk, door God aan de aarde gedaan;- - dat van den knielenden Jezus, vromen eerbied, stille vreugde. Het is het werk van den Maltezer kunstenaar Melchior Gáfa, - en zijner waardig. De gids, die u rondleidt, weet u te verhalen van Gáfa's losbandig leven, hij voegt als een bijzonderheid daarbij, dat Gáfa, wilde hij werken, in staat van dronkenschap moest verkeeren. Gij betreurt het, dat zulk een man niet beter zijne grootsche taak begreep, maar toch, ge vraagt u af of niet de dronkenschap, die zulke kunstwerken schiep, ver te verkiezen is boven de nuchterheid van zoovelen, die slechts nuchterheid voortbrengen. Evenals dat op sommige plaatsen in nederland het geval is, hebben ook hier de schilderijen geleden, maar -, wat in Nederland het geval niet is, - het gouveme-
[206:]
ment laat deze gebreken, zoo spoedig mogelijk en door bekwame handen, herstellen. Juist toen de Elwine op Malta vertoefde, was een Maltezer belast met de herstelling van de zoldering, tegen de belooning van 3000 L; een ander moest het verguldsel der gewelven herstellen. Telkens weder is het de beschermheilige der kerk, Johannes de Dooper, die u op het doek, in steen of in marmer, ja zelfs in hout, wordt voor oogen gesteld. Er is een houten levensgroot beeld van hem, waaraan de ridders den zegen vroegen, wanneer ze ten strijde trokken; er is een bloederig, donker doek van Michel Angelo, dat de onthoofding van den grooten Voorloop er voorstelt; een ander dat hem teekent, predikende in de woestijn, enz. enz. Maar ook de andere heiligen zijn niet vergeten: St. George, St. Laurens; St. Jeronimus, St. Paulus, Maria Magdalena. zij allen zijn met min of meer talent vertegenwoordigd door min of meer beroemde schilders en beeldhouwers. Men heeft zich niet bepaald tot de Heiligen. Ook de groote mannen, die op Malta hebben geleefd en gestreden, worden door prachtige standbeelden en graftombes geëerd en in het geheugen terllggeroepen: zoo vindt ge er vier mausoleums, die, meer dan de tallooze anderen, door hun smaakvolle en poëtische opvatting de aandacht trekken. Het eerste is in memoriam van den Grootmeester Roccafould; twee levensgroote vrouwenfiguren, de eene de Rechtvaardigheid, de andere het Mededoogen voorstellende, op een zwaar voetstuk geplaatst. houden als het ware het borstbeeld op van den gestorvene. Wapenen en rustingen, in bevallige wanorde om de hoofdgroep geschakeerd, voltooien het geheel, dat in zijn eenvoud van wit marmer waarlijk grootsch mag heeten. Niet minder zuiver gedacht is dat van Cottoner; twee
[207:]
mannen in gebogen houding, de onderworpen Turk, de vernietigde Afrikaan, dragen het monument van den Grootmeester, en de Faam boven hen bazuint over de aarde den roem uit van den strijder voor het Christendom, den onderwerper der ongeloovigen. Dat van den grootmester Zondadarie is eenvondiger. Op een marmeren voetstuk rust de held in vuile lengte; hij is in metaal afgebeeld en door allegorische voorstellingen omringd. Het vierde, niet minder treffend, is de graftombe van Louis Philippe d'Orléans, die op Malta stierf in 1808. Levensgroot in wit marmer gehouwen, boeien het edel gelaat en de slanke gestalte des jongelings door een voud en fijne uitvoering. Het is onmogelijk alles op te noemen, wat de St.Jans-Kerk bevat op het gebied van kunst. Alleen de graven waarmede de kerk. bevloerd is, met hun veelkleurig marmer, hun kostbare ingelegde steen en, hun belangwekkende opschriften, zijn genoeg om een geheelen dag aan te besteden. Maar ook het altaar met zijn jaspis en agaat, zijne prachtige marmerzuilen en heerlijke schilderstukken, zijn rijkdom van goud en edelgesteente! Aan beide zijden van de eigenlijke kerk vindt men een vleugel, rijk versierd; de muren en zoldering met basreliefs en verguldseIs; daar bevinden zich de kapellen, waarin de leden der orde in hun verschillende talen godsdienstoefening hielden. Er was een afzonderlijke voor de portugeesche, voor de spaansche, voor de provençaalsche, voor de oostenrijksche, de italiaansche, de fransche en de beiersche bid ders; sommige kapellen zijn merkwaardig door de mausoleums, waarvan we reeds eenigen beschreven, anderen door schilderstukken of kostbare altaarversieringen. Een der vele poorten, die u in deze gebouwtjes voeren, geleidt naar een heiIgdom, afzonderlijk gewijd aan
[208:]
de Maagd Maria. Deze kleine kapel is een waar kunststuk. De geheele ruimte is omgeven door een hekwerk van zuilen in verschillende kleuren en soorten van marmer. Het altaar is omringd door een balustrade van massief zilveren pilaren. Het is een lief, een stil, een heilig plekje, die tempel der Madonna, flauw verlicht door de altijd brandende lamp, en rijk versierd met al wat vroomheid en kunst sinds eeuwen konden uitdenken, om der moeder Gods liefde en vereering te betoonen. Het is daar goed te zijn, beter dan in Malta's drukke straten, met haar leegloopende priesters en belachelijke processies; beter dan in het Capucijner klooster, met zijne akelige expositie, beter dan in die vuile kerken, - met hare bonte platen en grove beelden, beter zelfs dan bij de mis in de St. Jans-Kerk, waar nog zooveel aan comedie herinnert. Ja, hier, waar u uit de verte de klanken der verwijderde muziek vrede schijnen toe te fluisteren, waar de Madonna zoo zacht en liefdevol op u nederziet, gevoelt ge het, wat ge bijna waart gaan betwijfelen, - er is iets grootsch in het mystieke, iets liefelijks in het dichterlijke der Madonna-vereering, in die vereering eener zwakke vrouw, die slechts ween en kon en lijden; er is iets, dat de krachtige mannen moet aandoen en medeslepen, en zachten balsem gieten in de gewonde harten der vrouwen. Wanneer dan ook hier de gids eerbiedig nederknielt onder het teeken des kruises, dan gevoelt ge bijna ~andrang om naast hem te knielen, zoo niet voor de Heilige Maagd, die door den Katholiek wordt aangebeden, dan toch voor de Madonna, die zoo veel kunstenaars met heilig vuur kon bezielen, dan toch voor de kunst, die zooveel grootsch en heerlijks tot stand bracht.
vorige pagina | inhoud | vorige pagina