J.M.J. Catenius-van der Meijden: 'Kwée-kwée' uit: Groot nieuw volledig Indisch kookboek Van Goor Zonen: Den Haag/Brussel, [zonder jr, eerste dr. 1902]
[868:]
Kwée semprong (Oublietjes) Een pond bloem, 2 eieren, 4 ons bruine of witte suiker, 1/2 ons fijne anijs (of kaneel naar verkiezing), 1 kopje boter, ½ kopje warm water, 3/4 flesch melk.
De bloem wordt met het water vermengd, de boter gesmolten en er doorheen geroerd; daarna de geklutste dooiers en het aprt geklopte wit (zonder tree) van de eieren. Is dit nu goed door elkander gemengd, dat doet men er het anijs (of de kaneel) bij, vervolgens de melk. Is dit deeg gereed, dan bakt men het in een oublie-ijzer.
[869:]
Kwée setroe katjang
Een pond droog-gebraden katjang idjoe, 4 ons witte suiker, een weinig water.
De katjang idjoe wordt even gewasschen, tot de schilletjes er af gaan en daarna in de zon gedroogd. Hierna stampt men ze met de witte suiker tot poeder; mengt dit met een weinig water aan, doet ze in kleine vormpjes en bakt ze in een taartepan met onder en boven vuur. Vooral niet te hard bakken. Men stort ze, voorzichtig, warm uit de vormpjes.
[870 Kwée sirikaja
Met santen gekookte ketan, b.v. 1 pond; 12 eieren, javaansche suiker, santen van 1/2 klapper, een stuk daon pandan.
De eieren worden goed geklutst, daarna met de santen vermengd en de tot stroop gekookte javaansche suiker er door geroerd. Voeg hier de daon pandan bij, schep dan deze saus in kopjes, die men in een grooten pot met water, dichtgedekt, te koken zet. Is de saus dik geworden, dan neemt men de kopjes er uit. Deze saus gebruikt men bij de met santen gekookte ketan.
[871:]
Kwée soemping
Een pond rijstmeel, ½ geraspte klapper, zout, javaansche suiker.
Het rjstmeel wordt met 't zout en de santen van den halven geraspten klapper vermengd. Van de javaansche suiker wordt stroop gemaakt en dit met het rijstmeel en santen vermengd tot een kneedbaar deeg. Van dit deeg maakt men kleine driehoekige pyramides, waarin men een klein stukje javaansche suiker doet en dan weer dichtmaakt. Deze gebakjes worden daarna in pisang-blad gewikkeld en verder gaar gekoekoest.
[872:]
Kwée soerat
Een pond meel, 1/4 pond boter, 10 eieren, waarvan 6 zonder het wit, l pond witte suiker, 2 theelepels kaneel, 6 fijngestampte kruidnagels, 1 1/4 ons fijngestampte foelie, stroop van javaansche suiker of een of ander gelei of manisan, zout.
De eieren worden goed geklutst en de boter, die men eerst gesmolten heeft, er doorheen geroerd, waarna men hiermede het meel voorzichtig vermengt. Doe daarna de suiker en de specerijen hier doorheen en maak hiervan een goed kneedbaar deeg, dat men op de plank uitrolt. Snijdt dan langwerpig vierkante stukken uit dit uitgerolde deeg. Vouw deze stukken op en doe er javaansche suiker, gelei of manisan tusschen. Men rondt de koeken dan af en bestrijkt ze met geslagen eierdooiers, waarin men wat gesmolten boter heeft gedaan, en bakt ze, met onder en boven vuur, in een penggorèngan, lichtbruin.
vorige pagina | inhoud | vorige pagina