Melati van Java: Oude schuld In: Miss Campbell en andere verhalen Schiedam: H.A.M. Roelants, 1924 (vierde dr., oorspr. 1885)
X.
De woning, door Marwijk en zijn gezin bewoond, werd door een boomgaard van de groote fabriek gescheiden, die, evenals 't huis uit rooden baksteen gebouwd was. Nu schenen alle kersen-, appel-, peren- en perzikboomen groote ruikers van witte en roode bloemen; de hyacinthen en tulpen stonden in vollen bloei in het tuintje, dat zich rondom het huis bevond en meer tot genot der oogen diende dan de groote moestuin, waaraan de boomgaard van een zijde grensde en die door een meidoornhaag was ingesloten. Gouden regen overschaduwde met zijn dikke, gele trossen een landelijke bank, bij de ingangsdeur geplaatst. 't Waren dus alleen bloemen en bloesems, die met hun goedkoopen tooi het
[34:]
eenvoudige huis tot een verrukkelijk zomerverblijf maakten. In de achterkamer, waarvan de twee deuren in den tuin uitliepen was mevrouw Van Marwijk bezig het ontbijt aan kant te zetten, toen ze plots haar dochter verschrikt en angstig zag binnenstormen. "Mama, mama!" snikte zij en wierp zich om den hals der moeder, "ach, mama!" "Lief kind, wat is er toch? Ben je al naar het dorp geweest? Is er iets gebeurd met de kinderen?" "Neen, neen, niets! Meneer Johnson!" En zij verborg; dien naam schier onhoorbaar uitsprekend, het hoofd op haar moeders borst. "Wat is er met hem, iets verschrikkelijks zeker? Kindlief, wat doe je me schrikken? Wat is er met Johnson?" En haperend en snikkend werd het aan moeders oor gefluisterd: "Hij heeft mij... hij heeft mij gevraagd zijn vrouw te worden!" Een glimlach vloog even over mevrouw Marwijk's lippen. "Heb je dat goed verstaan, Agnes? Ik kan 't niet gelooven, hij is zoo oud..." "Zoo heel oud niet, mama, en daarbij, hij ziet er ouder uit dan hij is, maar ach, mama! ik vind 't zoo akelig!" "Lieve meid, je behoeft het niet akelig te vinden; als het waar is, dat hij je ernstig je hand gevraagd heeft, dan kan je hem immers weigeren. Waarom vindt je het dan zoo verschrikkelijk?" "Ik weet het niet, ik weet het zelf niet, maar ik was zoo geschrikt, dat ik hard moest wegloopen en u alles vertellen." "Wegloopen had je niet moeten doen; je bent nog zoo jong, Agnes, pas achttien jaar en dan al trouwen." "Niet waar, mama, ik ben nog veel te jong, maar ach, als ik dat aan meneer Johnson zeg, dan zal hij boos worden en verdrietig en dan gaat hij weer terug in de eenzaamheid, want hij is alleen op de wereld. Dat heeft hij me zelf gezegd; zou hij 't werkelijk meenen? Ik ben zoo'n dom, onnoozel kind en hij îs een deftig man, die al zooveel van de wereld heeft gezien " Dit werd tusschen haar tranen heen gezegd, terwijl zij op de canapé zat, het hoofd verborgen in de kleederen harer moeder, die glimlachend naar haar dochter zag, wier groote smart een vreemdeling zeker aan elke andere reden dan aan het ontvangen van een huwelijksaanzoek zou hebben toegeschreven. "Vertel me nu eens bedaard, alles wat er gebeurd is," sprak mevrouw Marwijk, het bruine hoofdje zacht opheffend en haar tranen afdrogend, "van 't begin af; waar heb je met meneer Johnson gesproken?" Agnes vertelde oprecht alles, wat zij zich nog van haar avontuur herinnerde; één ding alleen verzuimde zij te zeggen: Johnson 's bekentenis van zijn plan tot zelfmoord.
[35:]
Was dit opzet? "En wat moet ik nu doen, mama?" vroeg Agnes, nadat ze geeindigd had. "Wat zegt je hart, kindlief? Ik twijfel er niet aan, of meneer Johnson zal, als hij 't ernstig meent, met je vader over de zaak spreken; doet hij het niet, dan zal papa hem onder het oog brengen, dat hij ongepast heeft gehandeld. We kennen hem sinds kort, we weten niets van zijn verleden, maar voor zoover we hem leerden kennen, spreekt alles ten zijnen voordeele. Doch dit is niet genoeg om hem 't lot van ons dierbaar kind toe te vertrouwen. En jij zelf schijnt zijn voorstel niet aanlokkelijk te vinden." Agnes zweeg en wendde 't hoofd af. "Een vrouw, die getrouwd is, is toch veel gelukkiger dan een die oude juffrouw blijft," zeide ze eindelijk zacht en schuchter. "Dat hangt er van af, Agnes, vele vrouwen betreuren met heete tranen het oogenblik, waarop zij hun huwelijk sloten." "Maar u dan, mama?" "O, ik! Hoe weinige vrouwen werden ook zoo gelukkig als ik 't steeds ben geweest, en toch, welke zorgen hebben we niet gehad en hoevele wachten ons nog!" "Dat hoort er bij, mamaatje; zorgen moeten er zijn, maar als u met papa er eens ronduit over gesproken heeft, dan lacht u weer en 't schijnt of u het zoo niet meer voelt. Maar meneer Johnson is zoo heel alleen..." "Agnes! ik geloof dat je reeds van hem houdt..." "Ja, mama, ik hield veel van hem, anders zou ik niet zoo bedroefd zijn, omdat ik omdat ik... " 't Scheen moeilijk voor Agnes onder woorden te brengen, waarom zij zoo bedroefd was; mevrouw Marwijk lachte. "Je bent niet bedroefd, Agnes! Alleen maar wat geschrikt door die onverwachte, gewichtige vraag. Ga nu maar naar boven en begin de wasch uit te zoeken. Ik kom dadelijk bij je." "Spreekt u er met papa over?" "Vanavond eerst, als de kinderen naar bed zijn. Papa heeft al zorgen genoeg. Zet je die zaak maar zooveel mogelijk uit het hoofd, kindjelief; wie weet of je hem niet geheel verkeerd hebt verstaan." Hieraan twijfelde Agnes wel niet; toch gehoorzaamde zij haar moeder, begon de wasch uit te zoeken, maar of zij zich het gebeurdie uit het hoofd zette?
inhoud | vorige pagina | volgende pagina