doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Melati van Java: Oude schuld
In: Miss Campbell en andere verhalen
Schiedam: H.A.M. Roelants, 1924 (vierde dr., oorspr. 1885)


VIII.

Den volgenden middag zat tante Cato met haar nicht in het salon; slechts op hooge feestdagen had dit voor twee uren plaats.
De tante zetelde in een armstoel kaarsrecht voor de tafel; Agnes mocht niet op de met Utrechtsch fluweel bekleede stoelen zitten, maar moest op de breede vensterbank plaats nemen, zoo echter, dat geen harer fijne, zijde-achtige haren in aanraking kwam met de meubelgordijnen. Er werd gebeld, en gedurende eenige minuten wachtte men in spanning de komst van de meid af, die den naam van den bezoeker zou komen zeggen. Na een oogenblik kwam zij binnen met een kaartje, waarvoor tante den bril opzette om den naam voor goed in haar geheugen te prenten.
"A. Johnson," las zij.
"'t Is de meheer van hier boven," legde de meid uit.
"Wat komt die bij mij doen?"
Agnes begreep wie 't was, maar zweeg.
"Nu, verzoek mijnheer binnen te komen," zeide mevrouw met een zucht, als bracht zij een offer, en tot Agnes sprak zij snel:
"Kind, schuif dien stoel dicht bij de tafel, daar is 't fluweel al wat van geplet. Blijf jij, waar je bent en als die heer straks lang blijft en ik hem vraag, of hij wat gebruiken wil, sta jij op, wacht tot ik je zeg, madera en port te presenteeren en talm dan zoolang tot hij bedankt en opstaat. Begrepen?"
De heer Johnson trad binnen en boog voor beide dames.
In 't Hollandsch dat hem een weinig stijf afging, sprak hij van burenbeleefdheid en van het hollandsche gebruik elkander een bezoek te brengen.
Mevrouw groette zeer statig en wees hem den stoel aan, door Agnes ondertusschen naderbij geschoven; een scherpe blik trof het meisje, zij had den verkeerde genomen en tante stond duizenden angsten uit voor haar geliefd fluweel. De bezoeker sprak

[27:]

niet veel, maar tante, eens aan den gang, liet zich niet onbetuigd. Agnes bleef zwijgend op haar post, vanwaar het uiterst moeilijk was aan het gesprek deel te nemen. Eindelijk mengde hij haar er in met de woorden:
"Ik heb het genoegen, mejuffrouw uw nicht reeds te kennen."
"Ja, dat heeft ze me verteld; zij behoeft anders geen boodschappen te doen, maar u begrijpt, dat zoo'n buitenmeisje als zij, niet weet wat haar overkomt, als ze in een groote stad aanlandt. Alles is haar nieuw, alles bewondert zij en nergens is ze liever dan op straat; ze zoekt dus maar boodschappen om zich in de drukte te begeven en de winkels te bekijken, waarvan ze nooit moe wordt.
"Och tante," smeekte Agnes blozend van verlegenheid, bij het hooren van zoovele onnauwkeurigheden, die ze beleefdheidshalve niet tegenspreken mocht.
De heer Johnson glimlachte en vroeg nu, geheel naar haar gekeerd, of zij gisteravond zo lief had gezongen. Het meisje werd nog rooder en zag smeekend haar tante aan.
"Gezongen?" vroeg deze, "gezongen? Niet wanneer ik thuis was ten minste, want ik wil dat geschreeuw niet in mijn huis hebbenhebben, in geen geval. ‘T Hindert de buren maar. Ik houd niets van muziek, ik hoor nog liever... ‘ (‘t rollen van rijksdaalders was de waarheid het meest nabij geweest) het geluid van een zaag, dan ‘t gehamer op een piano. Een muzikale buurman is de grootste martelijg, daarom wil ik aan mijn buren ook geen aanleiding geven tot zulk een ergernis. Ik ben dus zeer ontevreden over je Agnes, dat ge je zoo vergeten hebt.
"Och tante, het was maar een Kerstliedje," stamelde ‘t arme kind.
"En u heeft er mij genoegen mee gedaan, juffrouw, groot genoegen zelfs. Om mij nehoeft u ‘t zingen niet te laten."
"O ja, maar er zijn andere buren! U moet het haar vergeven, mijnheer - Jansen zal ik maar zeggen -, zij is buiten opgevoed en al zong ze daar zo ohard als ze wilde, dan hinderde het nog geen uur in den ronde."
Agnes had ‘t hoofd diep gebogen en legde in haar zakdoekje zeer nauwkeurig een menigte vouwtjes.
"Houd op met dat kreukelen," beval tante, "en kijk de menschen recht in ‘t gezicht! Och, mijnheer, ik heb veel moeite met dat kind, ofschoon zij de oudste is van tien kinderen....
"Zes."
"Nu, dat is ook al wel... hebben haar ouders haar zeer verwend; maar nu zullen wij toch een lief meisje van je maken, Agnes."
Nu zij, altijd bewegingloos op haar plaats gezeten, met een treurige uitdrukking naar buiten staarde, viel ‘t den heer Johnson op, dat zij er bleeker en magerder uitzag dan toen hij haar voor ‘t eerst ontmoette.
"Ik geloof niet, mevrouw," vervolgde de bezoeker, om haar

[28:]

gelegenheid te geven wat te bekomen, "dat u zich in Amerika ooit zou gewennen."
"Neen, dat denk ik ook. Ik houd niet van iets vreemds. Ik begrijp niet, hoe men verre landen kan bezoeken; ergens kan het toch prettiger en netter zijn dan in Holland. Blijft u nu voor goed hier?"
"Misschien wel, mevrouw! Ik weet het niet; de ledigheid drukt me, ik ben nog te jong om niets te doen; als ik besloot me hier te vestigen, dan zou 't wezen, wanneer ik er in slaagde een mijn te exploiteeren, of een fabriek te koopen."
"Een fabriek," en Agnes vergat alle regelen der bescheidenheid, door tante haar ingeprent, sprong van de bank en liep naar den bezoeker toe; "dan moest u de fabriek gaan zien, waar papa boekhouder van is. 't Is me juist geschreven, dat die mijnheer er ernstig aan denkt, ze te verkoopen en ik ben zoo bang als er een andere eigenaar komt, dat papa zijn betrekking verliest."
"Wil je wel eens zwijgen, wijsneus," berispte tante bits, "steek je toch niet in de zaken van een vreemden heer, dien je nauwelijks kent."
Agnes voelde, dat zij iets ongepast had gedaan en de tranen sprongen haar in de oogen, maar de heer Johnson sprak met zoo veel vriendelijke goedheid, dat zij weer moed vatte, de oogen afwisschen en antwoorden kon.
"Mag ik 't adres dan weten van den heer, dien u bedoelt?"
Agnes gaf het op.
"Misschien ware 't nog beter, als ik mij eerst tot mijnheer uw vader wendde; diens naam is immers Boden?"
"Goddank niet; haar vader is geen familie van mij, maar haar moeder is mijn zusters kind."
"Papa heet Marwijk."
"Marwijk zegt u?"
"Ja, Bernard Marwijk."
De vreemde zag haar van 't hoofd tot de voeten aan.
"Is u zijn oudste dochter?"
"Ja."
"Kent u hem?" vroeg tante.
Geen van beide dames had eenig verstand van gelaatkunde en zoo viel 't haar ook niet op, dat de heer Johnson plotseling doodsbleek was geworden, terwijl hij Agnes oplettend bekeek, nog minder dat de hand, waarmede hij de namen in zijn notitieboekje schreef, zichtbaar beefde, of dat zijn stem dof klonk toen hij ten antwoord gaf:
"Ik heb dien naam meer gehoord. Was hij geen officier?"
"Ja, dat was hij, toen zijn gouden epauletten mijn nichtje bekoorden; zij begreep niet dat haar galant al 't goud, waarover hij te beschikken had, op zijn kleeding droeg en spoedig moest hij ook dat nog afleggen, want hij nam zijn ontslag en sukkelde van het eene kantoortje naar het andere. Mijn dwaze nicht deed

[29:]

ter liefde van hem afstand van een brillant huwelijk, maar zij heeft tijd genoeg gehad haar keuze te betreuren."
"Neen, tante, dat geloof ik niet," viel Agnes haar levendig in de rede, "zoo gelukkig als papa en mama nu zijn, al missen ze rijkdom, ware mama nooit geworden, wanneer ze een ander had getrouwd. Tenminste, dat zegt ze altijd."
"Zwijg, jonge juffrouw, of anders beveel ik je de kamer te verlaten; daar heb je nog geen verstand van. Je moeder deed een dom huwelijk en daarvoor boet je allen mede."
"Is hun toestand nog steeds bekrompen?"
Tante was te blijde eens gelegenheid te hebben over de dwaasheid van haar nicht uit te varen, dan dat zij onbescheidenheid aan deze vraag zou verwijten.
"Natuurlijk! Nu ze op het land wonen en veel voor niets hebben, kunnen zij leven, maar dat is ook alles en dan zes onverzorgde kinderen! Nu schijnt er nog kans te bestaan, dat hij zijn betrekking weer verliest, natuurlijk, wat weet een officier van boekhouden?"
Agnes' oogen scbitterden en haar lippen trilden van verlangen om de geschiktheid van haar vader te verdedigen, maar Johnson stond op en nam afscheid, belovende eens over de zaak te schrijven; tot Agnes zei hij heengaande, half fluisterend in het Engelsch:
"Zing nog dikwijls, u weet niet wat uw lied mij heeft gedaan!"


inhoud | vorige pagina | volgende pagina