Max van Ravestein/Melati van Java: Aan d'overkant Amsterdam: L.J. Veen, 1916 (tweede druk, eerste dr.1911)
[128:]
XIV.
De groote zaal van Apollo straalde in electrisch licht, dat zich uitstrekte over kleurige kleeden, bloemen, lieve gestalten - een japansch dorp moest het voorstellen, een tooneel, theehuizen, tuintjes met dwergboompjes, smalle bruggetjes, een pagode - wijsneuzen beweerden chineesch, evenals de Boeddhabeelden en groote porceleinen vazen - 't deed er niet toe - 't geheel maakte een alleraardigste, exotische impressie. In de aangrenzende kamer deed druk mevrouw Ameland, de vrouw van een rijken koopman, die jaren lang in Tokio zaken had gedaan en nu vooral financieel de geheele liefdadigheidsbeweging ten gunste van het zenuwlijdersgesticht St. Vitus steunde - artistieke leidster was de jonge verloofde van Dr. van Berne. Mevrouw Ameland was een goedige, een beetje ijdele vrouw aan den verkeerden kant der vijftig, wier illusie het was vasten voet te krijgen in de deftige, Amsterdamsche katholieke kringen. Zij had twee dochters, geen bijzondere mooie meisjes, maar toch wel elegant, of liever met een eigenaardige buitenlandsche, eenigszins gedurfde manier van zich te kleeden en optreden. Jenny en Daisy hoopten met mama, dat het eens door kracht van geld zou gelukken er in te komen. Zij waren zeer godsdienstig, mijnheers borst was met de orde van St. Gregorius versierd, - mevrouw droeg haar Pro Ecclesia et Pontifice in goud, - welverdiende onderscheidingen, want zij hadden in het vreemde land veel gedaan voor den godsdienst en de missiën. Eenvoudig van afkomst, lieten zij er zich op voorstaan dat
[129:]
zij het zoover in de wereld hadden gebracht, dit parvenuachtige of zooals de nieuwste term luidde, - protzerige - deed hun geen goed. Mijnheer Ameland pronkte met zijn ordeteekenen nog op zijn huisjasje, ja, zelfs op zijn pyama werd er gespot, - over zijn goed rond buikje bengelde een zware gouden ketting, aan zijn dikke, korte pink schitterde een brillanten ring, en om zijn tweeden vinger, boven den breeden trouwring nog een kolossale zegelring. Een zwarte diamant schoot helle vonken op zijn das. Mevrouw was bescheidener, of tenminste minder naïef in haar optreden; lang, mager en hoekig, overtrof zij haar man een heel eind in lengte, zij had breede polsen en grove handen, - men fluisterde dat zij dienstmeid geweest was en toen 't hem in Japan goed ging, met den handschoen getrouwd, hem was nagereisd. De mooiste kleed eren droeg zij of zij niet voor haar gemaakt waren, de duurste hoeden schenen op haar hoofd maar geen houvast te kunnen krijgen, - het lange buitenlandsche verblijf had haar Haarlemmerdijkschen tongval niet veredeld. - Zij sprak van haar man nooit anders dan van "mijnheer". Zij wilde hartelijk zijn en men noemde haar indringend. Op verzoek van Dr. van Berne, haar huisdokter, had zij er blijde en vereerd in toegestemd zitting te nemen in de commissie voor het zenuwlijdersgesticht, den droom van zijn leven, zij was er zeer gevleid mee geweest want, voor Gerard voelde zij diepe vereering. -Hij had haar man geheel genezen van zijn kwaal en haar verlost van hardnekkige hoofdpijnen, zoo hij de hand van haar Jenny of Daisy had gevraagd, zij, zou ze blijde hebben aangenomen, maar aan de mogelijkheid kon zij wegens het verschil van leeftijd niet denken - Toen echter Dokter zich met een even jong meisje engageerde, stond zij verslagen, - 't had dan kunnen zijn als - als- maar het was zoo niet en nu stortten zij en haar dochters, de schatten van hun dokters-devotie uit op zijn allerliefst, snoezig meisje, dat het zich liet welgevallen om de goede zaak, want ook Lucy was één en al vuur
[130:]
vóór de nieuwe schepping van haar aanstaanden man. De commissie bestond verder uit met tact gekozen dames van den eersten stand en tevens ook van anderen, lager aangeschreven, hoewel vrouwen of dochters van gegradueerden, maar die eenvoudig niet "gepresenteerd", door de eersten nauwelijks gekend werden en dan uit de gegoede zakenmenschen kringen. Dr. van Berne met zijn bekende, breede opvatting, die hem bij sommige enghartigen voor liberaal deden doorgaan, had de grenzen van zijn inrichting zoo wijd mogelijk willen uitzetten, niet alleen katholieken, maar ook andersdenkenden noodigend tot de uitvoering van zijn grootsch idée. Charitas omvat allen van welk geloof ook, beweerde hij, geen hulp wordt geweigerd van geen Calvinisten of Lutheranen, Remonstranten, Menisten, Apostolischen, Kwakers, Joden of Boeddhisten - onze schalen staan open voor iedere gave, hoe klein ook. De aalmoes van de weduwe is even welkom, als de chèque van den milliardair . Neen, van een samenwerking met andersgezinden wilde men niets weten - 't was al erg genoeg, dat men met die en die in de commissie moest zitten - verbeeld je, die lui met hun voornaam air, hadden een grootvader die kleermaker was - nu ja, die hebben nogal 't recht daarvoor te neusophalen, wij weten allen, dat zij hun rijkdom danken aan speculatie in boonen - nog beter rijk te worden in erwten en boonen, ~ zooals A in borrels of spek, want Mr. B zou lang zoo'n chic niet kunnen vertoonen, als hij niet dat rijke meisje had getrouwd, wier geld afkomstig was uit het kroegje - daar op dien hoek van een drukke straat, waar de grond is verkocht tegen f2000 de vierkante meter- en de J's - wel! dat was toch immers bekend van hun overgrootvader spekslager. Nu ja, Dr. van Berne zelf, zijn vader wijnkooper en zijn moeder een arme freule uit Moffrika, en zijn meisje haar moeder, zoo'n raar mensch, van de Erlenburgen, wier grootvader met een kar lappen den boer opging -
[131:]
zij deden later in manufacturen en wonnen er hun vele geld mee. De meisjes ontmoetten schoolkameraadjes met wie zij vroeger heel druk en intiem waren geweest in het Leogesticht, of bij juffrouw Bartels - later waren zij naar het pensionaat gegaan en hadden mekaar uit het oog verloren. Nu meenden Mies X en Jo Y de oude vriendschap weer te kunnen aanwakkeren bij Helene de Z. of Rita van J., Mies was de dochter van den grooten meubelfabrikant, zij woonden in een prachtig huis in het Willemspark - en Jo's Pa had een leerlooierij, hun woning op de Heerengra:;ht was niet minder rijk mgericht, - maar toen zij - lieve meisjes in aardige toiletjes, - de stijve Helene naderden met een hartelijk: - Dag Leen! werden zij met een onberispelijke hofbuiging begroet. - Juffrouw. .. 0 ja, Johanna, nietwaar! - Weet je niet, toen wij nog bij juffrouw Bartels waren en toen wij samen - Och! 't is al zoo lang geleden - Marguérite, riep je mij? - excusez - hè juffrouw Johanna - tot genoegen! Helene's vader handelde in lood en zink. Marguérite's grootvader had zijn geld verdiend in een grooten porceleinwinkel, de zoon was nu een deftige bankier, en Rita's pa stond op drukke dagen in den maIiufactuurwinkel, van de bekende firma Meidoorn, waarvan hij eigenaar was, met den hoogen hoed op, stofjes bij de el te verkoopen aan Johanna's moeder, voor de japon, die zij nu misschien aan had, - 't deed er niet toe - de J's 'behoorden tot den chic en meenden daarom recht te hebben op alle burgerlijke families neer te zien. Wat hier de grenzen aangaf, was en bleef een ondoordringbaar mysterie. Nu zij samen moesten werken, was het grappig de wijze te zien, waarop men de deftigheid trachtte te bewaren om vooral zich niet te familiar te maken. met de "proleten", en intusschen hun goede diensten niet te versmaden. Met een genadig knikje nam de trots~he mevrouw Dinges, van de Dmgesbank, het aanbod aan van mevrouw Ameland,
[132:]
haar met den auto - want de Ameland's hadden er één- thuis te brengen, maar zij wist dan op de beleefdste wijze het burgerlijk vrouwtje duidelijk te maken, hoe zij eigenlijk was, die haar een groote eer bewees. Lucy vermaakte zich dol met al die clubjes en kliekjes, zij zelf voelde er zich ver boven verheven en had zich vast voorgenomen na haar huwelijk om te gaan met wie zij sympathiseerde en zich niet door allerlei hekjes en slagboompjes te laten beknellen. Zij gaf den arm aan Mies Y, met wie zij op kostschool was geweest, en zoo besprak zij met Helene allerlei bijzonderheden over het feest, want zonder haar en de Ameland's was er niets van terecht gekomen. - Met al hun onder onsjes en bij onsjes zijn zij zoo stijf - klaagde zij - er zit geen durf in - geen schwung. Haar initiatief bezielde de anderen, en als zij dan een van de voorname meisjes zag, strak en deftig in haar kostbaar toilet, zonder eenige gratie gedragen, een mandje bloemen aan den arm bengelend, liep zij naar haar toe, pakte haar beet en lachte: - Kom Jeantje, niet zoo voorzichtig of je bang bent een bloempje te verkoopen - de mand hou je zoo en dan als er iemand langs komt... -Dien ik ken... - Neen, je hoeft hem niet te kennen. Iedereen kent mekaar van avond, dan ga je naar hem toe, steekt hem een bouquetje in het knoopsgat en kijkt hem met je liefste oogen aan - zóó - en zeg dan, een riks, geen cent minder. - Ik zou niet durven. - Zoo moet je het toch aanleggen, als je iets wil verdienen, maar als je zoo deftig rondloopt, ontsnappen ze je allemaal. - Daisy, wat heb je? Sigaretten, - nu dan moet je hun soms het voorbeeld geven, daar! je steekt er zoo één mee aan - ja, je kent het wel, je hebt het meer gedaan - dat vinden de heeren zoo leuk, als je eventjes mee rookt, - maar niet hun sigaret aansteken, - dat is mauvais ton, en je stelt je bloot aan een beleediging. - Zij durft alles, werd er gefluisterd, zoo vrij als zij is.
[133:]
- Dat de dokter het toestaat. - En tante Pia! - Tante Pia is blij dat zij zich met het heele feestgedoe niet heeft te bemoeien, 't is niets voor haar. Lucy zag weer een groep verkoopsters bij elkander staan en giegelen, zij schenen niet van zins zich onder de anderen te bewegen. - Nu moet jullie hier thee schenken, en Suze N. zal je helpen, o, Ines, ik heb een aardig werkje voor je, als je eens bij dat tentje ging staan, dat is een geheim zie je, - de schoonste vrouw der wereld, en wie er in komt, ziet zich in eigen beeld in den spiegel, 't is zoo gedaan, dat zelfs mannen in een vrouwenlijst komen, allerdolst - en de heeren moeten ook mee helpen voor het succes. - Och! Frits, wil je misschien voor den Mikado spelen, - daar in die pagode zit reeds de Dara Lama of zoo iets, - voor een tientje te zien - te geef hè? - 't Is de moeite waard, de dikke Henk van Bremen, verbeeld je. Zij had een goede hulp in Agnes van Beme, die uit Den Haag was gekomen, om aan het feest mee te doen. Mia had er geen lust in. - Wij zullen die roomsche meisjes ontbolsteren, hè Lucy? 't Is zoo'n eigenaardig slag, de verboden vrucht interesseert ze, maar zij durven het niet toonen en kijken een anderen kant uit, al popelden zij ook zoo van binnen. - Neen, zeide Lucy, 't zijn goeie, lieve meisjes maar zij meenen, dat het hun eerste plicht is deftig, voornaam te doen, - wij lijken er zulke wildzangen bij of mondaines. Toen het feest in vollen gang was, begon er wat leven te komen. Agnes, Lucy en de meisjes Ameland gaven het voorbeeld. Lucy schitterde in haar groengoudkleurige kimono, het rosgouden haar nog met goudpoeier bestrooid, haar gelaat vreemd wit met een ,kleur van teer getint marmer, tegen haar hals felgroene zijde, de waaier ook groen en geel en groene vlinders in het gouden kapsel, - de lach was niet van haar gezicht, zij fladderde door de zaal als een goudkapel, jongen en ouden in haal- stoet - zij maakte de grootste recette. Agnes vond men een tikje brutaal en zelfs te vrij, maar
[134:]
je moest al heel jaloersch en preutsch zijn om op Lucy's houding iets aan te merken. Wanneer zij haar aanstaande zag, trippelde zij op haar hoog gehakte muiltjes naar hem toe, stak haar arm door den zijne en fluisterde hem ingelukkig toe: - Oompje, oompje, wat maken wij goede zaken. Hij dronk haar schoonheid in, drukte haar hand, meer durfde hij zich niet uiten.. . - Mijn dapper, lief vrouwtje! Maak het je niet te druk! Ben je wel goed? Mij dunkt wat bleek! - Nooit zoo frisch als nu, maak je niet ongerust dokter, ik heb je hulp niet noodig! Weg was zij, en Gerard zag haar met een paar studenten lachen en onderhandelen, - het gouden taschje hief zij hoog en triomfantelijk op en keek hem over haar schouder aan, als om hem te toonen, hoe zwaar het werd. Daar zag zij aan den ingang Bruno staan, even verwaasde alles om haar heen in wonderlijken gloed. - Dat hij toch komen moest, de arme jongen - en toen wachtte zij tot hij langs kwam, een tikje tegen zijn schouder met haar waaier deed hem omzien. - O! was alles wat hij eerst zeggen kon, zoo vreemd stond hij voor die gouden Geisha. - Herken je me niet - vroeg zij één en al lach. - En of... - Hoe snoezig van je om je te vertoonen, - zeg Bruun, geef mij je arm, zoo - en zij wuifde hem met haar waaiertje in het gezicht, - ik vind het schattig van je, je moet maar niet te royaal doen, ik ken je financieele draagkracht, - 't is geen schande, zoo'n deftige doktersvrouw weet alles - kom, daar is zoo'n leuk prieeltje, laten wij daar even praten. Ik begin naar een zitje te verlangen. Steek dit bouquetje in je knoopsgat - jij hoeft mij niet te betalen, hoor! - Ik ben zoo arm niet als je denkt, lachte Bruno, en aan de champagne-bar bestelde hij twee glazen en legde twee rijksdaalders neer. - Maar Bruun, en over haar parelend glas, lachten haar vroolijke oogen hem toe, hoe buitensporig - prosit!
[135:]
Zij klonken, en toen gingen zij naar het "leuke prieeltje", dat uit grillige boomtakken scheen gevlochten, een bank stond bij een kleine waterkom, waarop de nenuphars dreven. - 't Is allerliefst hier, zei Bruno bewonderend. - En zoo stil! Ik dacht juist, ik wou dat ik even hier kon rusten, - want ik ben zoo moe - ó zoo moe. Nu zag Bruno de blauwe schaduwen onder haar oogen en haar marmerwitheid viel ook hem op. - Je jaagt je af, Lucy Zij sloot de oogen... - Neen, neen, ik vind het heerlijk, dol - maar ik zal toch blij zijn als het uit is. . . Even hijgde zij naar adem. - Scheelt je iets, vroeg hij ongerust. - Neen, neen, soms alleen drukt het hier zoo, - zenuwen zegt oom, - maar ik laat het niet merken, hij en tante Pia zouden mij dan thuis houden en ik wil 't niet. - Zij kunnen mij hier niet missen, ik moet ze allen opdraaien. - Spreek nu niet zoo druk, wees even stil. . . - Neen - neen 't gaat wel over - ben je zoo rijk tegenwoordig, Bruun?.. en zij zag hem nu weer lachend aan. - Op mijn manier. Tante Jona, wie ik om een voorschot vroeg, antwoordde, dat zij mij geen geld wilde leenen om er mijn ouders mee te dwarsboomen, maar zij sloot er een chèque in van f 2000, als mindering op het legaat, dat zij- mij in haar testament heeft toegedacht. - Dat is aardig van haar, en nu studeer je voort?.. - Ja in de letteren, een heerlijke studie... - En thuis zijn zij nog altijd boos. Hij knikte. - Heb je er verdriet van? - Ja, heel veel. - En - 't andere. . . - Bid je voor mij, Lucy? - Ik heb weinig tijd om te bidden, en dan bid ik voor mij zelf, ik heb zoo gebed noodig, - wil je wel gelooven? Haar stem eindigde in een snik en toen haar hoofdje plots tegen zijn schouder leunend, klaagde zij: - Och Bruno, Bruno, waar moet dat eindigen?
[136:]
Hij schrikte, en greep haar ijskoude handen in de zijne. - Lucy, wat bedoel je? Zij lachte alweer. - Niets, niets! Ik ben een malle meid, die champagne heeft mij geloof ik van streek gebracht... Om hen klonk de muziek en gonsden de vroolijke stemmen. - Wij moeten opstaan, als iemand ons hier zag, zouden zij weer praten - niemand vertrouwt mij, om - je weet wel - mijn moeder en ik zelf vertrouw mij ook niet en dat is het ergste... - Maar Lucy, weet je dan wel, wat je doet - is het geen vreeselijk waagstuk? Je maakt jezelf ongelukkig en. . . en ook hem, je goeien oom. Zij schudde het hoofd. - Neen - neen - neen - ik zal er voor zorgen - een mensch kan zooveel - ik wil niet gelukkig worden - dat is niet voor mij, alleen gelukkig maken, hem 't eerste natuurlijk. - Je bent op een verkeerden weg, kan niemand je dan raad geven? Spreek met je biechtvader, met tante Pia, Lucy, je mag niet ongelukkig worden. - Ik heb het verdiend, - o, je weet niet, wat er in mij omgaat; als je mij zoo ziet dansen en flirten, - neen, 't is alles gekheid, - om mij te verstrooien, om niet te denken - want denken doet zoo'n pijn, maakt zoo moe... Zeg Bruun. Waarom zien wij je nooit meer... - Mijn studies, mijn... Zij zag hem aan, diep in de oogen, hij voelde zijn bezinning verliezen - nu was haar gezichtje zoo teer rose gekleurd en in haar oogen dansten de lichtjes. - Lucy, vraag niet meer - o kind... begrijp je dan niet... Toen overwon zij zich, het hoofd wendde zij af - haar hand die hij reeds pijnlijk drukte, wrong zijlos - en weg tippelde zij de zaal in - hij moest even blijven staan om tot zIch zelf te komen. Als zij niet weggevlucht was, zou hij zich verraden, zich vergeten hebben,
[137:]
nu stond hij daar, radeloos van innerlijke droefheid, bevend van passie, verward en vernederd. Zoo dra hij wat kalmer was, ging hij terug naar de zaal - en zag hij Lucy dansen, want nu begon hier en daar reeds het bal. Zijn nichtje Agnes, kwam naar hem toe. - Gelukkig dat je in de handen van je familie valt, zeide zij, straks Lucy, nu ik - vind je het niet God geklaagd, zoo'n echte papilIon met dien ouden oom - bah! misselijk, - je zult er wat van beleven later. - O neen, daar is Lucy geen vrouw naar. - Och, wat weet jij daar van, groene jongen! Ik help het je wenschen, maar zie er niets van. Hoe is 't er mee, nog niet gebogen of gebroken? - Geen van beiden. - Zeg, weet je wat je doen moest? Je verlieven op een rijk roomsch meisje. Je pa denkt immers dat je katholieke bevliegingen hebt, - ik begrijp niet, wat je in onzen godsdienst ziet, 't is veel makkelijker protestant te zijn. Je zit altijd in een harnas, nu denk ik er wel anders over dan mijn heilige zuster Maria, en zelfs dan Lucy, maar toch, je voelt altijd dien druk. . . - Dat is misschien heel goed. - Nou - 0 ja, wat wilde ik ook zeggen? Ik zal je voorstellen aan de Amelandjes, aardige meisjes, niet van het gewone schablonenmodel - en rijk, rijk om zelfs je vader mee te verzoenen. Zal ik je voorstellen? - kom maar mee. - Hun moeder is een. horreur! - Neen, ik ga weg, ik heb acte de présence gedaan, ten wille van oom Gerard - nu'.heb ik er genoeg van. - Dus blijf je niet dansen? Kom, ik zou't zoo eenig vinden als jij met Jenny of Daisy, - Daisy is de knapste- voor den dag kwam. En je kreeg ze direct, een neef van den dokter, - den Dokter - zegt Mamma. - Ik ben zijn neef niet eens. - Zoo goed als... Kom, laat jij je niet verleiden! Malle jongen, je bent zeker verliefd op een ander, - toch niet op Lucy? Handjes af, hoor! Die heeft trouwens geen sou, al was zij ook vrij. Bruno vond Agnes grof, hij wilde haar ontsnappen en
[138:]
ongemerkt uit de feestzaal te glijden, hij verlangde er naar alleen te zijn, in den donkeren winternacht met zijn bangen twijfel en groot verdriet, maar een plotseling geschuifel en een opleving der algemeene belangstelling deed Agnes het hoofd rekken. - Een nieuw nummer op het program. - Heb je het daar? Dame des Anges, 0 ja, die heeft zij ingestudeerd met zestien meisjes. 't Kind heeft zich moeite genoeg gegeven. - Danst zij ook mee? vroeg Bruno. - Ja, dominé, of is zoo'n dans voor uw bedeesde oogen te weelderig? Wees maar niet bang, wij zijn omringd door de roomsche élite, je zult niets zien, wat je puriteinsche oogen of ooren kwetst - ten hoogste een paar centimeters hals of bloote armpjes - die zie je bij je zusters ook wel, als zij de wasch doen! Bruno antwoordde niet, hij hoorde haar nauwelijks. Aan weggaan dacht hij niet meer, zijn oogen waren strak gevestigd op het roode gordijn aan het einde der zaal. Een vreemde zeer gerhythmeerde muziek deed zich hooren, toen schoof het gordijn uiteen en schilderachtig, van groot tot klein stonden de meisjes daar gegroept. Allen in lange, witte, soepele kleederen, met gouden banden om het losse haar, bloemtakken in de handen. - Verbeeld je - Engelen, van wat voor soort hemel komen die? Ik heb haar zoo geraden - japansche dansen, maar dat vond zij te veel schon dagewesen. Lucy stond in het midden, een wuivende palmtak in de eene en een lelie in de andere hand. - Precies. een maagd en martelares,spotte Agnes. Kijk eens DaIsy, die staat daar links. Zij is veel mooier dan Lucy, het lijkt er niet naar. In zacht beweeg, zweefden de meisjes heen en weer, op de eerste rij de kleintjes, dan de grooteren, - liefelijk wiegend op den droevig zoeten toon der muziek. - 't Lijkt een treurmarsch, - critiseerde Agnes. - Stil toch, suste Bruno. Hij zag alleen naar haar, zooals zij het kleine troepje voortleidde, nauwelijks den grond rakend, zwevend, als
[139:]
gedragen door onzichtbare vleugels. 't Leek een ritueel zóó ernstig, zoo statig, bloemen zachtkens door de wind bewogen. Lucy's blanke armen rondden zich boven haar hoofd, den palm en de lelie wiegend bij iederen tred, en toen onmerkbaar versnelde het tempo der muziek en ook de danseressen zweefden in vlugger passen, zij gleden voort, zij gingen uit een - schijnbaar in wanorde - werkelijk in kunstvolle groepeeringen één voor één dansten zij nu, zwevend als vlinders van bloem tot bloem, witte rozen zelf met gracelijk buigen der lenige gestalten, met hoog opheffen en wuiven der blanke handen. Lucy bleef hun middelpunt, de zon, waarom de sterren hun sferendans uitvoerden, zij gleed voort, steeds sneller en sneller, de muziek werd levendig, vroolijk, blij, zij scheen te vervluchtigen zoo fijn en teer als de witte, diaphane wolk, die haar omwaasde! Gekleurd licht wierp rose, lila, zilveren tinten over alles. Allen rondom haar, zelfs de kinderen leken materieel, zij alleen onwezenlijk, teer, ijl, lichtend in idealen gloed, rein, kuisch, zooals Eva danste op engelenmuziek in het Paradijs, toen de jonge aarde zich voor haar opende en jonge liefde haar streelde met oogen vol bewondering. 't Was de dans der vreugde, der zoete, stille, heilige vreugde aan alle passie vreemd. Haar gelaat straalde, haar oogen fonkelden, zij was onzegbaar schoon. Geen geluid dan: de muziek was in de zaal, ademloos- volgde ieder elk gebaar, eIken stand, fluisterend: ' - Zij heeft de ware intuïtie van den dans. Haar lief gezichtje hield zij opgeheven, haar oogen staarden omhoog, jubelend om alles wat ,er bloeide en schitterde in het mooie, jonge leven. De anderen knielden neer, hieven hun bloemen en palmen naar haar op, zij zweefde zachtkens voort in hun midden, los, onthecht van de aarde, totdat zij plots als versteende, in stille extase met even achterover gebogen lijf, scheen op te varen in hoogere luchten. Zoo bleef zij staan in de aureool van gouden licht, omkranst door de haar nastarende kleinen en toen schoof het gordijn toe - het vizioen van heerlijkheid en gloriè was verdoofd.
inhoud | vorige pagina | volgende pagina