Max van Ravestein/Melati van Java: Aan d'overkant Amsterdam: L.J. Veen, 1916 (tweede druk, eerste dr.1911)
[140:]
XV.
- Kind, je bent moe, je moet rusten. . . - Tante, 't was zoo heerlijk, ik genoot als nooit te voren, dat is nu eerst geluk: alles vergeten, op de maat van de muziek zweven, altijd maar door, hooger, hooger. Zal het zoo in den hemel zijn - in eeuwigheid - o tante was dit ellendige leven maar voorbij. .. dat ik er in terugkeeren moet. . . - Je moet bedaard zijn, kom, drink dat maar, Oom Gerard heeft het voor je klaar gemaakt. - Ja. . . ja! dadelijk! Zoo, laat mij nog even droomen, 't is zoo heerlijk de droom en de werkelijkheid zoo hard, zoo wreed. - Je bent opgewonden, er moet een eind aan komen. . . - Neen, neen! ik heb nog zooveel te doen... ik wil er niet aan denken, want 't is zoo zalig dat gevoel - zoo zweven altijd hooger, altijd reiner tot Gods troon, - o nu begrijp ik het, wat de hemel is. .. Tante, gaat u slapen, ik wil nog wat alleen zijn, nog voortdroomen. . . zulke oogenblikken zijn te zeldzaam in het leven, men moet ze niet bederven, niet verkorten ~ .. Toe, gaat u heen! - Neen, je moet je uitkleeden... kom hier! Zij lag op de sofa in haar slaapkamer met gesloten oogen, wit als haar sneeuwkleedje, het haar nog altijd los om de schouders, door den gouden band even opgehouden. - Ga naar haar toe, gebood Gerard zijn zuster onder het dansen, zij zal neervallen van vermoeienis; neem ze direct mee, ik telefoneer om een rijtuig. En Pia was gèhoorzaam gegaan achter de coulisses en terwijl de zaal in razend applaus uitbarstte en telkens
[141:]
nog eens wilde zien de apotheose, het tableau vivant in zijn teere belichting, - stond zij te wachten op Lucy. Als een droomdanseres, wankelde zij van het tooneel af. Pia ving haar op, wikkelde haar in haar bontmantel, - zij liet zich medevoeren, zonder tegenstand, zonder een woord te spreken. In de coupé leunde zij tegen haar tante. Vóór haar zat Gerard, die haar ijskoud handje vasthield, en den heelen weg pruttelde over die vermoeienis en die inspanning en die overspanning - en 't zou uit zijn en 't mocht niet meer gebeuren, het heele sanatorium was haar gezondheid niet waard. Toen het rijtuig voor het huis stilhield, liet Lucy zich meer dragen dan geleiden, het bordes op; in de vestibule kuste Gerard haar bleeke wangen, zij liet hem begaan. Nog altijd als in hypnose, ging zij met Pia de trappen op naar haar kamer, hier maakte tante den mantel los, liet haar op de sofa liggen - terwijl Gerard tikte en het drankje aangaf. - Tante, zoo verrukkelijk, nooit heb ik zoo iets ondervonden, herhaalde zij telkens weer zacht, 't was zeker mooi, Ik voelde het. . . - Het was te mooi. - Kan er iets te mooi zijn...? Schoonheid is het hoogste, schoonheid is het heerlijkste, schoonheid is de hemel.. . - Kom nu maar tot de aarde terug. Je hebt ons allen een vizioen van schoonheid gegeven, wij zullen je dankbaar zijn maar bederf je zelf niet. - Zeker tante, laat mij eerst wat uitrusten. - Goed, kmd! Dan wacht, ik wel. In een sprong was zij opgericht. - Neen, neen, lief, goed tantetje, model van alle puiktantes - uw nachtrust zal ik met storen. Zij maakte haar gouden haartooi los, spelde het losse haar even op, en begon zich uit te kleeden, druk pratend. - Ja, het was een succès, een verbazend succès, en 't mooiste zoo geheel onvoorzien, een kwartier, neen, een minuut vroeger wist ik nog niet, wat ik doen zou. - Maar je had dien dans toch ingestudeerd?
[142:]
- O ja, met de kinderen, maar ik zou eenvoudig de maat aangeven, meer niet. Och tante, wat 'n werk het was met die schapen... u gelooft het niet - neen, dat doe ik nooit meer - van mijn leven niet. - Dat zou ik je raden. . . - O, die ma's - vreeselijke uitvinding die ma's - met de kinderen kom je wel klaar, maar met de moeders! Wat moet dat toch een ellendige betrekking zijn, onderwijzeres, altijd met domme moeders optrekken - ó 't is niet te dulden, - Och, juffrouw Duroy, laat u mijn Jeantje zich niet te veel vermoeien, zij is zoo nerveus, Dr. van Berne heeft gezegd: Zus moet zich zoo inacht nemen. - Wel juffrouw Duroy, ik hoor dat u mijn Leni op de achterste rij heeft gezet, maar 't is toch heusch jammer - niet omdat ik haar moeder ben, maar Leni danst zoo allersnoezigst. 't Is zoo'n gratieus kind, dat heeft u zeker ook wel opgemerkt - liefst met beenen, zóó! als kleine boomstammen. - Zij danste eigenlijk al vóór zij liep, ziet u en als zij in de achterhoede komt, dan ziet men er niets van. En een ander weer: "Mijn Tilly, is niet op haar voordeeligst gekapt, als u mij wilde toestaan, onze eigen kapper haar te laten friseeren - die weet precies haar stijl! och wat stijl! Stijl is wat je goed staat - Tilly heeft zoo'n madonna-gezichtje en dat gekroeste haar maakt haar grof - en dan vooral - zorgt u juffrouw, dat mijn dochter niet te veel omgaat met Annie Dinges, 't beste was, dat u ze aan de beide uiteinden zette, want weet u, wij zijn van zoo heel andere kringen. Annie haar pa is een heele nette man, maar leeraar aan. de Kunstnijverheid, en zijn vader vekocht worst en eieren. - Kind! houd je toch stil! - Verbeeld je, en dat is een lappenmevrouw, die dat zegt, en u weet hoe Annie's pa een man van beteekenis is, die Sophie's ouders uit de mouw schudt, ridder, officier, ik weet niet van hoeveel orden. - Bah! wat 'n kleine, suffe wereld! Heerlijk, dat ik ze uit kan dansen! - Lieveling, zoo kon Pia eindelijk een woord ertusschen plaatsen - wees toch niet zoo druk...
- En zooeven was ik te stil. - O ja, wat wou ik ook zeggen, ik ben afgedwaald, - ik had ze gedresseerd, die stijve handen en beenen - een paar maar zooals Annie en Toos en Daisy, daar had je plezier van en onder de kleine meisjes zijn echte schatten - zonder de ma's natuurlijk - en ik dacht: Zij verwijten mij altijd, dat ik mij op den voorgrond stel, ik zal bescheIden in de schaduw blijven, maar jawel! nauwelijks sta ik daar op het tooneel en de muziek begint, of ik weet niet, wat er over mij komt, ik moest dansen, dansen... den heelen nacht door had ik gewild - ik voelde mij zelf niet meer, ik werd voortbewogen, voortgestuwd, weet ik het. .. ik vergat alles om mij heen, - ik was zoo gelukkig. Is dat extase of hypnose, o tante! voor zoo'n uur geef je dagen van vervelIng en verdriet. Je kunt het niet te duur koopen. Altijd door druk doende, had zij zich uitgekleed, heur haar geborsteld en gevlochten, haar kleeren netjes gevouwen en nu stond zij voor den grooten spiegel en zacht neuriënd, begon zij weer in danspas zich te wiegelen. - En nu is 't uit, nu gaat het kind naar bed. En Pia nam haar bij den arm en leidde haar naar het ledekant. - Ik moet nog mijn avondgebed doen, tante. - Maak dan maar een kruisje zoo, en bid terwijl je in slaap valt - werken is ook bidden en je hebt vandaag zoo veel gewerkt voor het goeie doel. - Lieve schat van een tante... . Zij liet zich toedekken, goeiennacht kussen, dronk het glas leeg en zag naar tante Pia, die na het licht te hebben uitgedaan, de kamer verliet, dadelijk richtte zich Lucy op en staarde naar het witte dak, dat het raam, van buiten door de wintermaan verlicht op het tapijt wierp, - 't leek haar alles zoo vreemd, zoo onwerkelijk toe, of zij zich in droomenland bevond. - Wat bezielde mij toch, wat deed mijn ziel zoo zweven en zingen en bidden terwijl ik danste, wat ontrukte mij zoo aan mijzelf, - wat was het toch. . .? En toen schrikte zij plotseling, een huivering doorvoer haar ziel, zij liet zich achterover vallen, de handen voor de oogen.
[144:]
- Bruno . .. hij... o... 't was voor hem - neen, neen!ik wil niet denken, ik mag niet - wij hebben zoo heerlijk in het prieeltje gezeten en gepraat en. . . Ja, nu wist zij het, hoe hij haar had aangezien, haar hand gedrukt, hoe zij hem was ontvlucht. .. en toen was het spel begonnen, - want zij had in haar hart zoo iets blijde, zoo iets innigs gevoeld, iets wat er vroeger nooit was geweest. Het had daar binnen gestraald en geblonken als een kostbare, edele steen, en zij had gepraat en geregeld, heel verstandig en heel bedaard, haar leerlingen hun plaatsen gewezen, zich zelf gekleed en toen was het plots over haar gekomen die vreemde betoovering, het stille, lichte heilige geluk, dat haar vervulde en bezielde, haar deed juichen en jubelen en dansen... O Mijn God! is het dan zoo iets hemelsch lief te hebben? - Zoo heel iets anders dan dat gewone flirten, dat verliefd doen... 't doorstraalt je als zonnegoud, 't heft je op boven je zelf, het verandert je geheel. Neen, niet er aan denken, niet toegeven - 't mag niet, de diamant bewaren heel diee, zoodat niemand hem ziet stralen en vonkelen... hij t minst van allen. .. O! God maakt mijn boete nu reeds zoo zwaar. Wat leek hij ver die arme Tommy, zij had zoo'n moeite nog aan hem te denken, zooveel had zij ondervonden en gedacht en gevoeld, daarna... het moest, het moest,- zij zelf had haar lot gekozen, - 't kwam er niet op aan, of het zwaar was en wreed. . . Een snik steeg op uit haar keel en daar rolden tranen, twee, drie, vier en toen was de stroom niet meer tegen te houden; als zij van die buien had, dan duurde het uren lang, voor zij eindelijk machteloos, suf, neerlag. . . en toch vond zij het heerlijk, dat wegsmelte;n in tranen, zich weerloos overgeven aan den stroom. - Goed dat tante weg was, dat zij zich niet hoefde te beheerschen - maar zij was zoo moe, zij kon niet meer denken, alleen maar schreien, van geluk of verdriet, zij wist het niet, totdat de slaap kwam en alles vervaagde in doffen, zwaren sluimer.
inhoud | vorige pagina | volgende pagina