Mina Kruseman: Paria's (Tweede Deel) Dordrecht: Revers, 1900
EENENTWJNTIGSTE HOOFDSTUK. GEEN GELDQUESTIES.
Zoodra Dorbly vertrokken was pakte Lize al haar zilver uit en schikte het met de byouteriën in bed. Haar bankbiljetten, haar gouden tientjes, haar wissel op de Nederlandsche bank, alles lag behoorlijk op orde te wachten op de terugkomst van den geliefde. Zoo dra ze Dorbly den salon hoorde binnen komen ging ze hem tegemoet. "Is i weg?" "Ja." "Dank je, liefste.. Kom nu eens kijken, hier." "Mijn God, kind, wat is dat?" "Dat is mijn erfenisje van Tante. Later krijgen we het geld, dat Rijnsma nog moet innen." "Maar ik wil daar niets van hebben!" "Niet? . . ." "Neen, zeker niet. We zullen dat alles voor je plaatsen, als je wilt. . . . Je kunt er mee doen wat je goed vind. . .ik heb geld
[161:]
genoeg om voor ons onderhoud te zorgen. Dat fortuintje van je Tante behoort uitsluitend aan jou." Lize bloosde tot aan haar voorhoofd. Zij schaamde er zich over dat ze haar erfenis tot dus verre zoo zorgvuldig voor hem had weggestopt, er hem geen woord over gezegd had. Het zilver en de byouteriën in hun kistje, daar was nog een excuus voor te vinden, maar den wissel dien ze altijd bij zich had gedragen, 's nachts in haar laarsje bewaard had en al dat goudgeld in het zakje van Non, dat ze over dag in haar tournure droeg en 's nachts onder de matras in haar kooi bewaarde... Wat moest Dorbly van haar denken?.. Zij had het spaarpotje voor den matroos Mareau gevuld, maar ze had niet aan Dorbly gezegd hoe veel ze er in had gedaan... Ze deinsde verschrikt terug voor de herinnering aan haar allereerst besluit. "Niemand mag ooit weten dat ik dat geld bezit. .. zelfs hij niet." Hij die haar schatten versmaadde.. . . Dorbly begon énorm in haar opinie te rijzen, en ze gevoelde zich zelf dalen. Zij ging teleurgesteld op den rand van het bed zitten en staarde zwijgend voor zich neer. Een kwartier geleden, toen ze al die rijkdommen daar uitstalde, had ze zich nog zoo groot, zoo rijk gevoeld... nu gevoelde ze zich dood arm... geheel vernietigd... ja, ze was niets meer. Dorbly scheen te gissen wat ze leed; hij kwam langzaam naar haar toe en sloeg z'n arm om haar hals: "Heb ik je gekrenkt, mijn liefste?" vroeg hij zacht. "Dat was toch m'n bedoeling niet... Ik spreek niet gaarne over geldzaken met iemand die ik liéf heb. . . daar zijn de mannen van het vak voor. Wij hadden de geldquestie nog niet aangeroerd, wil je dat zoo houden, liefste? Ik ben rijk, geloof me, en mocht ik arm worden, welnu, dan zullen we aan jou fortuintje beginnen, is het zóó goed?" Lize liet haar hoofd op z'n schouder zinken en weende bitter. Zij gevoelde zich gelukkig zóó gerust, gestreeld en toch: waarom moest hij voor haar zorgen: Stonden zij niet gelijk? hadden ze geen gelijke rechten? moesten ze dan ook niet samen
[162:]
de zorgen dragen?: Er was iets dat haar pijn deed en neerplofte van het hooge zedelijke standpunt waarop zij zich zelve geplaatst had. Die man was goedhartig en edelmoedig en zij had hem miskend. Ze had hem zwak genoemd en hij was sterk, ze had hem wankelend gedacht en hij had een vastheid van karakter welke van hoogen oorsprong getuigde en van een groote zedelijke onwikkeling. In één woord, hij stond gelijk met haar, of boven haar. .. en Rijnsma was zijn meerdere niet. Hoe kon zij goed maken wat ze misdaan had? Ze was zelfzuchtig geweest en dàt tegenover hèm... Inhalig! - Zij, Lize den Toom, zoo niet onoprecht, dan was zij toch gesloten geweest - zij had hem misleid door haar zwijgen... ze had alles van hem aangenomen en hem niets gegeven... met welk recht?.. Zij was geen gehuwde vrouw, geen bezitting, geen eigendom, geen huisdier dat wettelijk verzorgd moest worden en gevoed door den eigenaar! Het gutste en bruischte door haar hoofd met een wildheid die haar duizelen deed. En hij zat daar naast haar, goedig en troostend, op den rand van het bed, met haar schatten om zich heen, die hij niet hebben wilde. . . nadat hij getelegrafeerd had om Mathilde die hem vreemd was, maar die hij om harentwille onder zijn bescherming wilde nemen... alsof ook zij een lid van zijn familie was, een deel uitmaakte van zijn huisgezin... "Geen geldquesties!" Ze sprong op en sloot hem hartstochtelijk in haat armen. "Jij bent goed, mijn Edward! En ik zal je niet meer miskennen!" riep ze met overtuiging, terwijl ze haar tranen wegdroogde. Toen sleepte zij het kistje naar het bed en deed er het zilver en de byouterieën weer in, zij wilde er het goud geld bij doen, maar Dorbly hield haar terug. "Je kent Napels niet!" riep hij lachend. "De muren hebben hier oogen om te bespieden en de meubels hebben handen om te grijpen. Je bent hier nergens beveiligd tegen diefstal. Alles steelt en overal verdwijnen de voorwerpen van waarde behalve in de kerken misschien, dáár waakt de Duivel over de schatten van de heiligen!"
[163:]
"Wat moet ik dan doen?" "Kan je dat goud niet bij je dragen?" "De wissel is niet zwaar, maar het goud?.. om daar altijd mee rond te loopen..." "Ik heb 10.000 lires in m'n ceinture, wil ik voor jou ook zoo'n ceinture gaan koopen, die zal je hier in de engelsche winkels wel kunnen krijgen." "Maar die kan ik niet omdoen, onder mijn dameskleeren! dat gaat niet." Zij lachten beiden en vergaten hun leed weer voor een oogenblik. "Geen geldquesties!" riep Lize "hoe komen we er uit!" "Wil ik de dame van het hotel verzoeken om een plaatsje în haar brandkast? Je hebt gezien beneden aan de trap, in de entrée, hangt een lijstje met een gedrukt papier er in, waarop staat; "Alle voorwerpen van waarde moeten gedéposeerd worden in het bureau van den eigenaar van het hotel tegen reçu, anders is hij er niet aansprakelijk voor." "Neen, dat heb ik niet gezien. Maar de eigenaar van het hotel, is dat die leelijke jongen met z'n gele haren? Een slecht gezicht!" "Wat je niet vertrouwt, wel?" "O, neen, hem vertrouwde ik geen tientje toe om het te wisselen!" "Je risqueerde ook er eenige vaische lires voor terug te krijgen. Neen, weet je wat, doe al, wat je niet denkt noodig te hebben bij elkaar in je kistje, dan, zal ik een rijtuig laten halen en brengen we het zelf naar een engelsche bank, waar het veilig is, dáár geven ze er je een reçu voor en kan je er over beschikken wanneer het je goed dunkt." "Ja, laat ons dat doen en terugkeerende een toertje maken om Napels te zien." "Ja, heerlijk!"
vorige pagina | inhoud | volgende pagina