Mina Kruseman: Paria's (Tweede Deel) Dordrecht: Revers, 1900
[246:]
DERTIGSTE HOOFDSTUK. ZOU DAT JE EERSTE BASTAARD WEZEN?
"Het is maar goed dat we haar een eigen salon gegeven hebben," zei Lize tegen Dorbly, toen ze eindelijk dien avond alleen waren, "die kan ze geheel tot werkkamer inrichten en daar kan ze alle personen ontvangen met wie ze te maken zal hebben." Dorbly antwoordde "Ja," maar dacht aan iets anders. Lize praatte door, ging van het eene onderwerp op het andere over en scheen besloten te zijn hem niet aan het woord te laten. Toch had ook hij iets te zeggen, iets wat van het grootste belang was voor hun beider toekomst. "Lize," begon hij eindelijk, "Lize lief, mag ik ook een woordje zeggen?" "Neen, neen," antwoordde Lize "Ik weet wat je zeggen wilt. .. ik heb alles voorzien, maar... we zijn zóó immers gelukkig? Welke verandering zou verbetering kunnen zijn? Ik ben gelukkig. .. En jij?" "Ik wilde Lady Dorbly in de wereld présenteeren." vIk heb in de wereld geleefd, en veracht haar." "Zoo als zij ons misschien verachten zal." "Welnu, wat kan ons dat schelen? Als we arm waren en afhankelijk van anderen, als we werken moesten en rekening houden met de publieke opinie, om ons brood te kunnen verdienen, dan had je gelijk misschien, en zouden we moeten doen als alle anderen van ons soort, buigen voor de overmacht. Maar wij zijn rijk en onafhankelijk, waarom zouden we ons hoofd dan breken met de buitenwereld? Zij is ons niets, en wij zijn haar dupes niet. Als wij niet vrij waren wie zou het dan zijn? De meeste menschen zijn gebonden aan iemand of aan iets, wij zijn gebonden aan niemand of aan niets, waarom zouden we ons
[247:]
dan nieuwe ketenen om den hals klinken, waarvan we ons niet weer zouden kunnen ontdoen naar welgevallen?" Dorbly bleef lang zwijgen en Lize zei niets meer. Een vreemd en geheel nieuw gevoel van afhankelijkheid maakte zich van hem meester. Hij, Lord Letchfort Dorbly, laatste telg uit een oud adelijk geslacht, schat rijk en zeer machtig. .. Wie was de vrouw die dáár vóór hem stond, half ontkleed; met het zware goudblonde haar als een mantel over schouders en rug, en die zich te goed achtte voor hem?.. Zij had zich aan hem overgegeven, ze was zijn maitresse, anders niet; de wereld had het recht haar te verachten en uit te stooten, en hij had het recht haar te verlaten en te nieeren. Wat was ze dus? Stond haar schoonheid hooger dan zijn rang? zijn naam? Zijn stand? Had ze hem lief, of had ze hem niet lief? . .. En hij... kon hij niet alle vrouwen krijgen? Zou er één meisje in Engeland of in Schotland wezen dat zich te hoog zou achten voor hem? Buiten de Koninklijke familie zag hij er geen." "Lize," begon hij weer "je bent nu vrij..." "En vrij wil ik blijven." "Maar je kunt moeder worden." "Dan zal ik moeder zijn, geheel, en mijn kind zal mij behooren." "En ik?.. Vader van een bastaard zonder naam!" "Zou dat je eerste bastaard wezen?" Dorbly liet zich op een stoel vallen, hij stikte bijna van verontwaardiging. "Die vrouw begreep niets!" "Luister," riep Lize, en ze tripte naar hem toe, met de blootje voetjes in de rood fluweelen slofjes met gouden draakjes "luister goed. Jullie mannen heb, niet het minste idée van recht en billijkheid, je oordeelt voor je zelf alleen, en al wat een ander aangaat, raakt je niet, dat geldt niet mee. Jullie neemt tot màitresse elk arm meisje ...wat je krijgen kunt, dat je betaalt met geld van je overvloed, en als het arme kind zwanger wordt, zend je haar weg, zonder verder naar haar om-te-zien, of je in het minst te bekommeren om je kind, dat je eenvoudig ontkent. Die kinderen zijn bastaards zonder naam en wat erger is, zonder
[248:]
steun en zonder fortuin. Later ontmoet je een meisje van de wereld, dikwijls mèt fortuin (een ontwetende op het gebied van jullie mannen-bestaan) en haar bied je je hand en je naam aan, maar daarvoor neem je haar haar vrijheid af, en de kinderen waarop zij even veel recht heeft, volgens de wetten van de natuur, als de arme moeders, die je vroeger verstooten hebt. De màitresse krijgt één kind, en kan het daarbij laten... de wettelijke vrouw moet er twaalf of meer ter wereld brengen, als haar meester het verlangt. De màitresse blijft vrij en is moeder in den volsten zin van het woord... De gehuwde vrouw is niets, zij heeft recht noch op zich zelve, noch op haar kinderen, de wet heeft haar haar eigen lichaam afgenomen en haar terug gedrongen tot den staat van huisslavin, als in de oudste tijden. Ik wil je màitresse zijn, anders niets. Zoo lang het vrije huwelijk niet erkend zal zijn, en elke vrouw die zich vrijwillig geeft door jou wereld gelijk gesteld zal worden met haar, die zich, uit armoe gedwongen, voor geld verhuurt, welnu zóó lang zal ik haar benaming met haar deelen, en zelfs onder die benaming zal ik me grooter gevoelen, dan wanneer de wet me aan jou toekomst gesmeed had, als een kogel aan het been van een misdager." Dorbly had haar met verbazing aangehoord. "Rijnsma? . .. Rijnsma?.." vroeg hij eindelijk, "heeft die man op jou leven ook zoo'n verderfelijken invloeduitgeoefend?" "Je vergeet de Rank, mijn wettigen echtgenoot! De Rank!" riep Lize. "Geef hem toch de eer die hem toekomt! de eer van me geleerd te hebben helder te zien in het leven van jullie mannen! Jou heb ik lief, maar het is als individu, voor je soort heb ik een diepe verachting!" Lize had met zoo veel overtuiging en vuur gesproken, dat Dorbly onwillekeurig in den lach schoot. "Je bent een vreemd wezen!" riep hij opstaande en de vrede werd gesloten.
vorige pagina | inhoud | volgende pagina