Thérèse Hoven: De passagiers van "De Rembrandt" Utrecht: A.W. Bruna & Zn., 1919
[144:]
X. OORLOGSWEE BIJ DE NEUTRALEN.
Hoe teleurstellend de ontvangst van sommige passagiers van de Rembrandt bij hun verwanten of kennissen geweest was, Jetty van Tricht was bij haar peettante met open armen ontvangen. "Kindje, wij zullen ons moeten behelpen, maar met een beetje goeden wil zal het wel gaan. Ik ben zóó blij je weer bij mij te hebhen, dat ik al 't andere licht tel". Jetty lachte er om en hechtte niet zoo heel veel beteekenis aan die woorden. Natuurlijk was ze welkom bij tante Jet, daar had ze geen oogenblik aan getwijfeld, evenmin als aan tante's blijdschap bij het weerzien. In haar zorgeloosheid van twintig jaar vermoedde zij niet, welke een last zij eigenlijk veroorzaakte. Tante Jet had 't maar heel schraaltjes en moest 't zuinig overleggen; toen haar naamgenootje bij haar in huis was, betaalde haar vader een zekere som voor haar, hetgeen niet meer dan natuurlijk was. Hij wilde niet dat zijn zuster zijn dochtertje onderhield, maar hij begreep toch ook wel, dat zij er niet op wilde verdienen, zoodat hij feitelijk maar net genoeg gaf, en er geen quaestie van overhouden was. Integendeel, juffrouw van Tricht boette er bij in, door lang niet alles in rekening te brengen, wat Jetty kostte
[145:]
en haar eenvoudig inboedeltje was er niet mooier op geworden. De inwoning van Indische kinderen is ook een van de struikelblokken van het koloniale probleem. De ouders, die genoodzaakt zijn hun jongens of meisjes naar Holland te sturen, vertrouwen ze liever aan familie dan aan vreemden en denken er meestal over zooals Jetty van Tricht 's vader, ten opzichte van zijn zuster: "Ze willen er toch niet op verdienen." Ze berekenen dus ongeveer wat een kind kost, dat wil zeggen wat het aan eten en drinken kost. En deze berekening is absoluut fout! Ten eerste wordt het huishoudelijk budget, door zulk een inwoning, niet enkel verhoogd met hetgeen 't kind zelf op zijn bordje en in zijn kopje krijgt, maar er wordt zoo vaak iets genomen om te trakteeren of als krulletje, en van die extraatjes moet de familie ook mee eten. Vandaar 't vrij algemeene gezegde, in verband met dergelijke kostgangers en boarders in 't algemeen: "Je legt er niet van over, maar je hebt 't er beter door." Aan de slijtage wordt evenmin gedacht en ook niet aan 't feit dat elke inwonende een zeker gedeelte van de huishuur, van 't dienstbodenloon en van de verdere algemeene kosten zou moeten betalen. Dat alleen is een zuivere basis, waar de betalende partij zelden van uitgaat en zeker niet, waar 't familie geldt. Meneer van Tricht had gemeend zijn zuster te kwetsen, door haar meer te betalen dan zij, strikt genomen, voor Jetty uitgaf en hij had er zich zelfs geen rekenschap van gegeven, dat een kindje van vier jaren niet enkel zelf
[146:]
groeit, maar dat haar eetlust en haar lichamelijke eischen eveneens toenemen. Wel vond hij dat de onkosten voor toilet, en later voor scholen, steeds grooter werden, maar hij betaalde grif, want hij wilde immers niet dat zijn zuster er bij te kort schoot. In de eerste jaren zond hij zelfs geregeld iets voor Sint-Nicolaas en verjaardagen. Doch, na zijn tweede huwelijk, toen al spoedig de kinderzorgen kwamen, kreeg Jetty enkel een kleinigheid voor haar verjaardag. De tweede Mevrouw van Tricht vond het blijkbaar niet noodig, dat haar stiefdochter boven haar eigen kinderen bevoordeeld zou worden. Tante Jet hield te veel van haar nichtje om zich door den materiëelen kant van de zaak te laten beïnvloeden, maar ze ging er zeker finantïeel niet op vooruit en zoodra Jetty weg was, verhuurde zij de eerste verdieping van haar bovenwoning en huisde zij zelf op de slaapkamerétage, waar Jetty haar, bij haar aankomst vond. Het viel haar wel tegen, vooral na het ruime huis in Indië, bovendien was het er benauwd wonen - en dan maar één zitkamer; tante Jet had de achtersuite, waar zij anders sliep, voor de logée in orde laten maken en betrok zelve het voorkabinet, terwijl 't achterkabinet, 't vroegere dienstbodenkamertje, nu als een soort van keukentje was ingericht. Jetty deed alsof ze 't knus vond, maar eigenlijk vond ze het een miserabel behelpen en ze nam zich voor om zoodra zij aan 't geld verdienen was, de eerste étage te huren en 't bovenhuis weer in te richten als vroeger
[147:]
Natuurlijk was haar stellige plan om, zoo spoedig mogelijk, aan t werk te gaan, hoe en waar wist ze wel niet, doch daarmee zou tante haar wel helpen. Tante Jet toch had zelf ook altijd gewerkt, kinderverhaltjes en kleine schetsen geschreven, artikelen voor tijdschriften en ook wel eens een roman vertaald en voor Arbeid Adelt geborduurd. Jetty wist niet dat haar aanwezigheid haar indertijd had genoodzaakt de goed betalende, vaste betrekking als leerares aan de meisjes Hoogere Burgerschool op te geven en dat haar tante daarna steeds van alIerlei had gedaan, om niet te veel achterop te komen. Nu hield ze zelfs geen dienstbode meer. Arme, oude tante Jet! Jetty nam zich stellig voor haar een gelukkigen en zelfs weelderigen ouden dag te bezorgen - heerlijk met haar beidjes. "Ik doe net als u, tante, ik blijf ongetrouwd", zei ze, een dag of wat na haar aankomst in den Haag. "Tot de ware Jozef komt.... Die is al in mijn leven gekomen," bekende ze toen met een hoogroode kleur en een gevoileerden blik, "doch hij is er ook weer uitgegaan en ik zal hem nooit weer zien". En toen vertelde ze tante Jet van een zee-officier aan boord van: "De Rembrandt" die steeds vriendelijk en beleefd voor haar was geweest, en haar zelfs op een morgen het schip had laten zien en haar met 't grootste geduld alles had gewezen. "'t Was heerlijk, tante, en toch ook weer niet. Ik had hem alleen voor mij en elk woord, was persoonlijk voor mij bestemd en toch was hij ver af,
[148:]
minder stijf, maar't was of hij zich zelf dan op iets betrapte, dat niet mocht, en dan werd hij weer zoo zakelijk mogelijk." "Misschien had hij al een meisje, kind, en was hij te eerlijk voor met een ander te flirten en daardoor verwachtingen te wekken, die hij toch niet kon verwezenlijken." "Nee, dat geloof ik niet, want later, toen wij elkander beter kenden, sprak hij er openhartig met mij over, dat hij vroeg trouwen een ideaal vond, maar een, dat voor een zeeofficier zonder fortuin, helaas! een droombeeld moest blijven. "Hij liet 't zelfs zoo'n beetje doorschemeren, dat hij heel anders tegenover mij zou zijn, als hij in een andere en betere positie was... "En 't afscheid, Jetty?" "Och! dat ging zoo gehaast met al die andere menschen, in de lange trein-reis spraken wij elkander bijna niet, doordat het er zoo vol was. Nu en dan zoo'n enkel woordje... en toen den volgenden ochtend. vóór ik naar u toeging, zagen wij elkander een oogenblik in de gang van 't vegetarisch hotel en toen zei hij enkel: "Ik dank u voor alles; ik zal mijn heele leven de liefste herinneringen van mijn reis met: "De Rembrandt" bewaren". "Dat is alles, tantetje!" "En wou je daarop je volgend leven teren, kindje?" "Vindt u 't dom, of sentimenteel?" "Och! kind, 't is wat wij, vrouwen, meestal doen. Een kleine herinnering is vaak voedsel genoeg voor onze droomen... en bij zoo velen uit het gemoedsleven zich enkel door droomen...
[149:]
"Voor den man is 't zoo weinig, een voorbijgaande schermutseling, een aardig avontuurtje, een lieve ontmoeting; voor het meisje is t dikwijls de mijlpaal in haar leven en erger nog, het vormt een waas voor haar geestesoog dat haar belet helder om zich heen te zien". "Maar tante, u die zooveel ondervinding schijnt te hebben... "Ik heb lang geleefd, lieveling... "Gelooft u nu heusch, dat de man, over 't algemeen, zooveel vluchtiger is dan de vrouw?" "Over 't algemeen, ja, zeker, kind, en dat komt eensdeels omdat 't bij hem minder diep ingrijpt en ook omdat hij meer afleiding heeft. En dan is 't iets speciaals van de vrouw om haar leed te koesteren, terwijl de man al zijn geestkracht gebruikt om er zich over heen te zetten" . "'t Kan zijn dat u gelijk hebt, maar ik zou mij toch al heel erg moeten vergissen als Gerard Brouwer tot dezulken behoort". En toen had tante Jet op een zonderlinge manier geglimlacht, terwijl ze, op haar moederlijken toon, zei: "Weet Je dan met, Jetty, dat 't juist het kenmerk van een verliefd meisje is? Dat ze in hem de uitzondering ziet? Hoe ouder ze wordt en hoe meer ondervinding ze, door zich zelf en anderen krijgt, des te meer ze helaas! leert dat de liefde van een man zoo heel anders is dan die van een vrouw, dat hij andere eischen stelt, dat hij in de eerste plaats wil ontvangen, terwijl de vrouw wil geven... "Ze begrijpt langzamerhand, dat een man heel anders leeft en dus ook anders lief heeft... "Maar als zij hem ontmoet, vergeet ze dat alles en
[150:]
zoo een oude, eigenwijze tante of een andere betweetster er haar aan herinnert, dan zegt ze met naïeve elgendenkelijkheid: "O! maar hij is anders!... "Dat is hij ook, tantetje, heusch! Waarschijnlijk zal ik hem nooit meer ontmoeten en ik beloof u, dat ik niet in een hoekje zal zitten treuren, doch flink zal zijn en werken zal maar niemand zal mij ooit kunnen overtuigen... dat hij een lichtzinnige flirt was of er principes op na houdt, zooals de meeste jongelui"... En voor een wonder gaf de uitkomst haar gelijk. Haar liefhebbend hart had juist gevoeld! Gerard Brouwer meende het even eerlijk met haar als zij met hem en, vóór de eerste week van haar verblijf in Holland om was, kreeg ze het volgende briefje.
DEN HAAG, 7 Augustus 1914. Lieve ex-reisgenoote! Zo oeven krijg ik de mededeeling van het Departement van Marine, dat ik in Vlissingen word geplaatst. Mag ik u, vóór mijn vertrek, nog even de hand komen drukken? Hoe banaal klinkt 't en hoe moeilijk valt 't mij die gewone woorden neer te schrijven, terwijl mijn brein, nee, mijn ziel, ze zoo heel anders voelt. Nog veel erger nu! .. . . Maar toen ik dit epistel begon, nam ik mij heilig voor het te sturen, hoe het ook zou uitvallen. Ik ben geen stylist en . .. zeker niet ten opzichte van een jonge dame. Ik zal er mij dus maar met dieper in werken en eenvoudig zeggen: "Lieve Jetty - als jij
[151:]
even verlangend bent als ik om onze kennismaking voort te zetten en je er niet tegen opziet om als zee-officiers-vrouw, een hoogst eenvoudig bestaan te leiden, mag ik dan morgen ochtend tegen een uur of elf bij je komen? In angstige spanning en, naar ik hoop, bekende gevoelens, GERARD BROUWER.
Het eerst, wat Jetty deed... was het papier kussen... Om zich te oefenen! 't Tweede was eventjes een deuntje huilen... zoo echt meisjesachtig mogelijk. Eerst toen ging ze er mee naar tante Jet, die toevallig niet in de kamer was, toen ze haar eersten minnebrief las. "Nu, kind, ik ben blij dat ik me vergist heb; ik hoop, dat je gelukkig zult zijn." "Dat zal wel, tantetje; u weet niet hoe superieur hij is en... hoeveel ik van hem houd." "En heb je weloverwogen wat het beteekent een zorgenleven te leiden?" "Tante Jet, hoe kunt u mij zoo iets vragen? Hebt u mij dan niet geleerd dat geluk en tevredenheid meer waarde hebben dan rijkdom? Dat klinkt nu wel wat boekerig, maar u weet wel hoe ik het meen." "'t Spijt me toch, kind, dat het tehuis, waarin je meneer Brouwer ontvangt, zoo heel eenvoudigjes is." "Als u dat meent, dan bent u een echte snob! 't Is juist veel beter. Stel je voor, zooals Poppie zou zeggen, dat u een rijke dame was, met een prachtig huis, een ris
[152:]
bedienden en alles even mooi. Dan zou de arme jongen er zich heelemaal niet op zijn gemak voelen en zou hij natuurlijk denken: "Hoe zal ik ooit den moed hebben een meisje uit zoo'n voornamen boel te trouwen?" Nee, hoor, uw fatsoenlijk armoedje is veel beter. Ik verzeker u eerl1ijk, dat ik hem veel liever bij u ontvang dan in Indië bij mijn stiefmoeder." "'t Is toch je vader's huis in Tjandi en niet dat van je stiefmoeder..." "Nu ja, maar zij troont er... en 't is er wel rijk en zoo... "Papa verdient schatten en zijn vrouw weet niet van sparen. 't Is heusch niet om kwaad te spreken - daar ben ik op 't oogenblik te gelukkig voor... "En anders te veel een lady, naar ik hoop. Jetty glimlacht terwijl ze vervolgt: "U kunt u, met uw degelijke Hollandsche zuinigheid, niet voorstellen hoe verkwistend mevrouw van Tricht is. Als ze iets moois ziet ineen toko schaft ze het zich terstond aan; zoodra ze de boekjes der mode-magazijnen uit Parijs krijgt, doet ze haar keuze uit hetgeen er is aangeboden en bestelt ze het. Vindt ze dat een andere dame meer werk van haar toilet maakt dan zij of duurdere sarongs draagt, rust ze niet vóór zij die andere minstens één sprong vooruit is. Haar kleerenkast is tjokvol en in 't heele huis staan en hangen akelig veel ornamenten. . .. "Met al de weelde is 't er toch niet behagelijk of smaakvol. Nee, dan hoop ik het anders te doen... net als hier bij u, maar natuurlijk een beetje nieuwerwetscher ... "Ik zou mijn huis nog maar niet meubileeren,... 't is alles nog zoo vaag. Jelui kent elkander nauwelijks.
[153:]
"Moet u niet zeggen. Als je zoo eenige weken achtereen elkander den heel en dag bijwoont, dan leer je elkander veel beter kennen dan dat men er jaren overdoet en men er zich bij elke nieuwe ontmoeting, weer op in moet werken". "Hoor me nu zoo'n wijsheid", plaagt tante Jet. "Ik ben ook bijna geëngageerd... "Lieve kind, hol toch zoo niet vooruit. "Dat doe ik heusch niet. U begrijpt toch wel dat hij morgen hier met een doel komt en dat is u de hand van Mejuffrouw uw nicht te vragen". "Daar heb ik geen zeggen over... Je vader is de machthebbende in deze." "Nu ja, maar dat duurt te lang en dat in dezen afschuwelijken tijd. Gisteren hoorde ik dat de oorlog zeker niet uit zou zijn voor Kerstmis... akelig vooruitzicht, dat er nog zoo lang gevochten zal worden. Ik ben ten minste innig blij dat Holland er buiten is gebleven en dat Gerard niet mee hoeft te doen... "Wat moet 't toch vreeselijk zijn, tante Jet, voor al de vrouwen en meisjes, die haar man of aanstaande zien vertrekken. Ze zullen toch wel niet allen flinke, dappere soldaten-wijfjes zijn." Een mooie ernst-trek komt op haar jong gezichtje, dan op eens lacht ze weer vroolijk en zegt ze: "Ik zal van nacht wel niet veel slapen en wat zal de ochtend lang duren ... "O! tante Jet... ik ben zoo blij,.. haast te gelukkig. Weet u, als 't nu zoo gaat, als ik 't mij voorstel... en wij trouwen na een, niet al te lang engagement, dan ben ik toch een echt Zondagskind. Gerard is mijn eerste liefde...
[154:]
en o! 't is te mooi om waar te zijn... en ik zal mijn best doen 0111 mijn geluk te verdienen... Tante Jet schudt 't grijze hoofd. Ze is blij voor het kind, dat ze lief heeft, alsof 't haar eigen was, maar ze is bang voor die uitgelaten vreugde. Het leven heeft haar wel niet bitter, maar toch wel wantrouwend, gemaakt. Natuurlijk laat ze haar angst niet merken en praat ze met Jetty mee. "Als jelui 't nu eens zijn, kindje, dat moet je hem maar vragen 0111 hier koffie te drinken." "Zou dat niet te lastig voor u zijn?" "Wel nee, je zoudt het thuis toch ook doen; ik zal er 's morgens wel op uit gaan om 't een en ander te halen, dan ben ik meteen uit den weg... De lange nacht en de nog langer schijnende ochtend zijn toch omgekomen en, met militaire stiptheid, meldt de jonge-zeeofficier zich te klokke elf. Jetty doet zelf de deur voor hem open en vraagt hem twee trappen hoog te klimmen. Zoodra ze tegenover elkander, in tante Jet's zitkamer, hebben plaats genomen, neemt hij haar hand en zegt hij met nauw ingehouden emotie: "Wat zegt u wcl van mijn brief? Hebt u niet braaf gelachen om den onnoozeren hals?" Ze kijkt hem ernstig aan met haar mooie, eerlijke oogen en fluistert: "Dat weet u beter". "Mag ik er uit afleiden dat u, evenals ik, wenscht onze kennismaking voort te zetten?" "Natuurlijk. Ik vond het vreeselijk, om, na dien gezelli-
[155:]
gen tijd aan boord, zoo van elkander af te gaan met de kans elkander nooit weer terug te zien... "Dat is lief van je... "Ik meen 't... "En je zegt 't zoo eenvoudig en oprecht. Dat was 't ook juist, dat mij zoo in je aantrok. 't Aanstellerige en onoprechte, dat zoo veel meisjes kenmerkt, is mij altijd zoo antipathiek geweest." En dan zwijgt hij, terwijl hij haar bewonderend aan ziet. Zij wordt verlegen onder dien blik en verbergt haar verlegenheid door te zeggen: "Vindt u die plaatsing in Vlissingen prettig?" "U... en ik heb al zoo dapper je gezegd. Durf je niet? "Je moet een beetje toeschietelijk zijn en mij wat helpen, anders breng Ik het er nooit goed af . .. "Wat?" vraagt ze, schalks. "Nu, ik ben hier gekomen om je de vraag te doen welke een man hoopt slechts eens in zijn leven te doen aan het meisJe, dat hij lief heeft ... namelijk of ze genoeg van hem houdt om zijn vrouw te worden, om met hem te genieten van 't leven en, als 't noodig is, te lijden?" Zijn heilige ernst maakt de gewone woorden tot iets moois; Jetty is er geheel van onder den indruk en zegt even ernstig: "Ik zal trachten je gelukkig te maken... "Dus houd je van me?" "Dat weet je wel... "Ja, dat weet ik ook en daarom ben ik hier gekomen". "Waarom heb je aan boord niets gezegd en heb je me zoo van je laten gaan?"
[156:]
"Ik durfde niet... en ik dacht ook, dat zoo ik mij eens vergist had, het zoo pijnlijk voor je zou zijn om mij zoo den heel en dag te moeten zien. Aan boord kun je elkaar zoo moeilijk vermijden." "Maar, ik wilde je niet vermijden, integendeel!" "Wat ben je toch een eerlijke snoes... en vertel mij nu eens... zie je er niet tegen op om met een armen zee-officier te trouwen? Het is maar een hoogst bescheiden Mevrouwschapje, dat ik je kan aanbieden". "Ik zal mijn best doen om heel zuinig te zijn en, als je gelukkig bent met elkander, doet al 't overige er zoo weinig toe... "Dus wil je mijn vrouwtje worden! En mag ik je een kus geven?" Heel teeder, eerbiedig zelfs, drukt hij zijn lippen op haar voorhoofd. Eerst vindt ze het vreemd. Ze is nog nooit door een man gekust, behalve door Papa en die is niet teeder, tenminste niet voor haar. Doch zij heeft natuurlijk gelezen, ook over het hoofdstuk "Hartstocht" uit het Levensboek der Vrouwen, terwijl Gerard, na dien eersten eerbiedigen kus.,. haar naar zich toetrekt en haar inniger liefkoost, ontwaakt ook in haar de vrouw... en begint ze den invloed der sekse te ondergaan. Eerst angstig... en als iets ondeugends... dan komt ze onder de bekoring van 't nieuwe... en heerlijke... Ook zij kust hem met passie, terwijl ze elkander allerlei dwaze, maar toch ook heerlijke, woordjes toefluisteren.
[157:]
"En ik vond je nog al zoo stijf", fluistert ze in een korte pauze. "Ik wilde eerst niet toegeven, als tweede Luitenantje durfde ik het niet te wagen... "Heb je dan in dien korten tijd promotie gemaakt?" En hij, haar met opzet niet begrijpende, kust haar nogmaals en als zij,... geheel intiem nu, zijn liefkoozingen beantwoordt, zegt hij plagend: "Jij toch ook?" "Ik?" klinkt 't verwonderd. "Ja! een verloofd meisje is toch een graad hooger... "Zijn we verloofd?" "'t Heeft er veel van. Je hebt me toch geen blauwtje laten loopen? Nee, kleine Jetty, je kunt nu niet meer terug". "Dat wil ik ook niet en toch is 't alles nog zoo vreemd". " En ik dacht zoo, dat je je al heelemaal thuis voelde in je nieuwe waardigheid. Vertel eens, ben je vroeger wel eens verliefd geweest... of zeg je het liever niet". "Op onzen Engelschen leeraar op school, maar dat was niet g evaarlijk want we waren 't allemaal... en jij? "Nu, ik heb wel eens een straatje omgeloopen om een aardig snoetje te zien en, tijdens mijn adelborstentijd in Den Helder, vooral in de zoogenaamde feestweek heb 'k er wel eens een tikje van beet gehad, maar echt verIiefd met hart en geest en ziel en lichaam, zooals nu, dearest ben ik nooit geweest... Als tante Jet thuis komt vindt ze een stralend, gelukkig paartje. In 't eerst voelt ze zich zelf te veel... maar allebei zijn ze zoó hartelijk en laten ze haar zóó gul deelen in hun vreugde, dat ze tot de overtuiging iets heel prettigs mee te maken.
[158:]
Met hun drietjes zitten ze aan. Evenals de meeste zee-officieren is Gerard handig en praktisch. Nog nooit te voren heeft hij zich zoo vrij en gelukkig gevoeld. "Ze is dan toch zoo'n snoes", fluistert hij zijn gastvrouw in, terwijl Jetty even haar kapsel in orde is gaan maken, dat eenigszins geleden heeft door de eerste onstuimigheden van haar engagement. Ze kan 't niet begrijpen, dat er nauwelijks enkele uren verloopen zijn, sedert ze haar ochtendtoilet maakte, wel wat zorgvuldiger dan anders, maar toch nog heel kalm en gewoon, En nu? 't Is of haar bloed met veel vlugger tempo door haar aderen loopt en of haar hart anders klopt. Als ze zich even in den spiegel bekijkt, treft haar ook een ander beeld, dat ze angstig critiseert... Ze is nu niet meer een eenvoudig meisje, wier hoogste sieraad bescheidenheid moet zijn, Ze is, door zijn kussen, veranderd in 't bekoringswezen, dat den man harer keuze moet... en wil behagen. Vreemd... terwijl ze zich hooger en gelukkiger voelt, komt 't toch op eens over haar, dat ze, met de poëzie der liefde, ook de proza van 't geslachtsleven heeft leeren kennen. Hoe zacht en teeder hij ook was, toch heeft Gerard haar de macht van haar eigen physieke aantrekkelijkheden, om 't nu maar eens eerlijk te zeggen, van haar lichaam geopenbaard. En dat is voor 't puriterinsche pleegkind van tante Jet, toch een schok I Ze weet natuurlijk wel, dat er in de verhouding tusschen
[159:]
man en vrouw, nog heel andere intimiteiten voorkomen, maar 't is hierin, gelijk als in zooveel andere aangelegenheden... de eerste stap is de gewichtigste en Jetty van Tricht voelt dat ze de eerste phase van de groote natuur-initiatie heeft doorgemaakt. Na de koffie wordt er kalm en ernstig gesproken. Gerard beschouwt Jetty's tante geheel als de machthebbende persoon en geeft haar... wat in koopmanskringen: opening van zaken wordt genoemd. Doordat hij jong zijn ouders heeft verloren en hun eenig kind was - is hij geheel vrij en heeft hij niemands toestemming of goedkeuring noodig voor zijn verloving. Maar tegenover de familie van zijn meisje is hij toch een zekere verantwoording schuldig. Het blijkt dat hij nu niet geheel van zijn kuchie, of te wel soldij, hoeft te leven. Zijn ouders hebben hem wel iets nagelaten, al is 't niet veel; hij kan er zijn inrichting van bekostigen en de rente van het overige, verdubbelt bijna zijn inkomen, dat dat ook werkelijk heel klein is, te klein om er, met z'n beiden, eenigszins behoorlijk van te kunnen leven. In 't eerst heeft hij 't niet durven wagen, zooals hij ook reeds aan Jetty heeft bekend, maar direct bij zijn terugkomst in het vaderland, heeft hij bij verschillende ranggenooten geïnformeerd en is 't hem gebleken, dat er zelfs eenigen tweede klasse, die er niets bij hadden, enkel op hun traktement waren getrouwd. "Dan zij wij nog rijk", juicht Jetty. Verder bepleit hij een spoedig huwelijk, omdat hij dan toch de noodige contacten voor de inrichting heeft en
[160:]
omdat zijn geldelijke omstandigheden in de eerste jaren er niet aanmerkelijk op vooruit zullen gaan. "En weet u, wat er ook nog bij komt? Mijn carrière brengt 't nu eenmaal mee, dat ik nu en dan voor drie jaar naar Indië moet gaan. Wij moeten dus zooveel mogelijk profiteeren van den tijd in Holland... De meeste zee·officieren gaan in hun engagement naar Indë, maar dat vind ik vreeselijk. 't Lijkt mij voor een meisje allernaarst om zoo achter te blijven. Dan is 't nog beter getrouwd, vind je ook niet, kindje?" Tante Jet zegt zoo dikwijls kindje en vreemd, nu heeft dat eenvoudige woordje een heel anderen klank. 's Middags gaan ze getweëen wandelen en daarna gedriëen op Scheveningen eten; Gerard's invitatie en tevens hun verlovingsfeest, dat allergezelligst is. De oude juffrouw van Tricht is geen gastronome of epicure... maar ze is nu niet zoo, dat ze afkeerig is van een fijn dineetje en aan 't dessert, drinkt ze haar glaasje champagne met dankbare waardeering. Gerard noemt haar nu ook tante Jet en ze is bizonder ingenomen met haar nieuwen neef en vindt hem een lieven, degelijken jongen... Alles is even heerlijk! Het meuwe tijdperk in Jetty's leven begint zoo zonnig mogelijk; volle sympathie tusschen de verloofden, geen tegenwerking of zelfs maar inmenging van wederzijdsche verwanten. Die oorlog is natuurlijk wel heel naar, doch Holland zal er wel buiten blijven en in 't najaar van 1914 denkt iedereen, dat 't een quaestie is van enkele maanden. Het huwelijk is bepaald voor begin April, dan zullen ze
[161:]
natuurlijk wel voor een dag of veertien naar Parijs kunnen gaan; tegen dien tijd is alles weer pais en vrêe. Na de eerste weken is de economische toestand veel verbeterd; de angst dat Nederland ook besmet zou worden door de oorlogsbacil, is vrijwel verdwenen en al wordt er ook hier en daar gefluisterd van een mogelijk tekort in graan, steenkolen, thee, koffie, suiker, rijst en andere hoog noodige artikelen, zoo ziet enkel de somberste zwart. kijker den toestand erg in. Papa van Tricht heeft, op Jetty's telegraphische aankondiging van haar verloving, langs den zelfden weg gefeliciteerd met de toezegging van vijf duizend gulden voor haar uitzet. Ze begint er dus maar terstond aan, omdat er toch enkele dingen moeilijk te krijgen zijn en er vooral veel vertraging is met buitenlandsche zendingen. Tante Jet geniet, van de afdeeling huishoudlinnen; - behalve in de eerste dagen, toen haar een logée wat bezwaarlijk leek, vindt ze Jetty's overkomst bepaald 't beste, dat haar gebeuren kon. Ze hebben het eenvoudigjes... leven zoo zuinig mogelijk, behalve wanneer Gerard overkomt, bij welke feestelijke gelegenheden er altijd een krulletje aan 't menu wordt toegevoegd - maar ze zijn volkomen tevreden. Alles gaat dan ook best. Na de eerste opwinding zijn de jongelui kalm gelukkig. Ze leeren elkander hoe langer hoe meer hoogschatten en waardeeren en Jwesteren een rustige, vertrouwende liefde voor elkander. Ze doen gelukkig niet wee verliefd, zoo als tante Jet met voldoening constateert.
[162:]
In hun teederste oogenblikken roepen ze er haar dan ook niet bij . Ook in 't bezadigste engagement komen er van die heerlijke apartjes, waar zelfs de liefste, de inschikkelijkste tante niet bij hoort... Ook eerbiedigen ze haar maagdelijke schuchterheid! En zoo vervloeit de herfst tot winter en nadert de lente. Ze zijn aangereekend... en ze hebben al 't plan gemaakt voor een beschetden feestje, waarop ze onder anderen eenige passagiers van de Rembrandt zullen inviteeren. Gerard en Jetty hebben ook een uitnoodiging gekregen om eenige dagen te komen doorbrengen bij meneer Verheyst op 't Kasteel Vroenhoven, dat hij voor zijn Delikous heeft gekocht, maar ze vonden het gezelIiger om in den Haag bij tante Jet te blijven. Nu hebben ze beloofd er, op hun huwelijksreis, een paar dagen te komen, wat tegen alle verwachting in, duurt de oorlog voort, er is zelfs geen kijk op vrede, dus zijn uitstapjes naar 't buitenland uitgesloten, ten minste voor officieren. 't Is een koude, zonnige Maartdag. Gerard heeft zich voor 't middageten gemeld en Jetty gaat hem van den trein halen, hetgeen ze altijd een heerlijk uitgangetje vindt. Als 't weer het eenigszins toelaat, wandelen ze dan samen naar huis; en als er tijd is, gaan ze nog even samen naar Lensvelt of zoo en brengen ze wat lekkers mee voor tante Jet. Verder zijn ze zuinig! Ze hebben besloten zich vooreerst nog niet in te richten.
[163:]
Gerard is nog altijd in Vlissingen en daar zullen ze een paar gemeubileerde kamers zien te krijgen. Aardig wel, zoo heel knus en zoo heel eenvoudig. Jetty is vroeg aan 't station, zooals gewoonlijk, en, in afwachting van den trein, wandelt ze 't perron op en neer. AI heel spoedig wordt ze aangehouden door meneer Soeters, een der Delianen van boord, dien ze uit het oog had verloren. "Wat ziet u er gelukkig uit, juffrouw van Tricht. Dat doet een mensch goed, 't is anders een lamme boel tegenwoordig, zeg." "Nu ik kan er niet over klagen." Ze heeft het op de lippen om 't uit te jubelen: "De wereld is één en al zonneschijn voor mij," maar meneer Soeters is nu geen man om familiaar mee te zijn. Ze maakt zich dus met een paar woorden van hem af en kijkt uit naar den trein, die haar liefste zal meebrengen. Echt heerlijk! Eerst zoo'n beetje zoeken. Doordat 't van weerskanten gaat en ze elkander zoo heel goed kennen, vinden ze elkaar spoedig en dan even een vluchtigen kus gewisseld, op 't perron mag dat wel en... soms nog eens... even, ergens in een stil hoekje. Dan gearmd verder. Zalig toch! De trein is aan ... maar 0! wonder, ze ziet hem niet. Wel een paar andere zee-officieren, ook uit Vlissingen; een er van kent Jetty wel zoo'n beetje. Ze durft dus naar hem toe te gaan en te vragen of hij Gerard ook gezien heeft. De man kijkt haar... als verwilderd, aan, doch na een
[164:]
vrij onhebbelijk: "Nee, Brouwer, is niet meegekomen," loopt hij door. Jetty begrijpt er niets van. Vond hij het nu zoo iets verschrikkelijks om door een fatsoenlijk meisje te worden aangesproken? Ze zal Gerard zeggen er hem eens ter dege over te onderhouden. Kameraadschappelijk is 't in geen geval tegenover de aanstaande vrouw van een collega. Ze loopt 't perron nog eens af ... doch ziet hem niet. Dan maar naar beneden en aan den portier gevraagd, wanneer de volgende trein aankomt. Pas over twee uur... naar ze hoort, dus is er tijd genoeg om naar huis te trammen en tante Jet te vragen het eten te verlaten. Toevallig staat 't groepje zee-officieren buiten op de tram. Jetty is zóó boos op dien eene, dat ze niet eens kijkt of hij groet. Plotseling hoort ze heel duidelijk, al wordt 't nog zoo zacht gezegd: "Is dat niet 't meisje van Brouwer?" Op zich zelf een hoogst eenvoudige vraag, doch de toon was zoo vreemd, er klonk iets medelijdends in. Er zou toch niets met Gerard zijn? Och! nee... dat is nu toch te flauw... Natuurlijk heeft zij zich verbeeld dat er iets bizonders mee bedoeld werd. Maar, ze kijken wel heel ernstig. Als zij hun eens vroeg? Ja, wat eigenlijk? Waarom hij niet meegekomen is?
[165:]
Vreeselijk kinderachtig en dat in zoo'n volle tram. Op 't Plein stappen ze er stellig uit, echte zee-officiers gewoonte om 's middags naar de Witte te gaan. Als ze er ook eens uitging en ze 't dan even aansprak? Maar misschien zouden ze dan ook zoo onhebbelijk zijn als die eene aan 't station. Op 't Spui, de halte vóór 't Plein, komen er nog twee zee-officieren op, waarvan de ééne duidelijk zegt: "Weten jelui er iets van?" En weer precies op den zelfden toon, als daar even: "Binnen zit 't meisje van Brouwer." Waarop een uitroep... vol afschuw! Er moet dus iets zijn. Ze fluisteren onder elkander, maar Jetty houdt 't niet lánger uit, ze staat op en vraagt ontsteld: "Wat is er met... Gerard, met meneer Brouwer?" Eerst geen antwoord. Dan zegt Vaassen, dezelfde die haar op 't perron zoo lomp heeft bejegend: "Och! juffrouw er is van middag een klein ongeluk met schieten gebeurd... maar op de tram... kun je dat zoo niet zeggen... "Met schieten," herhaalt ze, angstig. "Nu ja, 't was eigenlijk bij 't demonteeren van een mijn." "En.. was... Gerard... was meneer Brouwer er bij?" "Nee - dat niet, maar 't heeft zijn dienst veranderd en daardoor kon hij geen verlof krijgen," liegt hij, dapper. "Ja, God! Wat kon ik doen?" zegt hij later op de Soos, als ze 't hebben over 't miserabele ongeluk, 't demonteeren van een aangespoelde mijn, waardoor de jonge Brouwer en twee anderen... letterlijk vermorseld zijn.
[166:]
Dat kon ik, daar op de trm, tusschen andere menschen in, niet aan zijn meisje zeggen. Verbeeld je dat ze flauw was gevallen of zoo." Jetty is eenigszins gerust gesteld, maar nog niet geheel. Terwijl ze haar weg naar huis in een andere tram vervolgt, suggereert ze zich zelf, dat de schrik haar nog angstvisioenen geeft, die geen reden van bestaan hebben. Ze voelt dat ze niet eerder volkomen kalm zal zijn, vóór ze Gerard gezien heeft... Dan denkt ze: Als hij geen verlof kan krijgen, zal hij met den volgenden trein ook niet kunnen komen. Haar ongerustheid zal dus nog langer duren. O! maar, wat is ze toch dom! Natuurlijk heeft hij zijn komst afgetelegrapheerd en zal ze zijn telegram thuis vinden. Haar eerste vraag, zoodra ze zich weer veilig bij tante Jet bevindt, is dan ook: "Is er een telegram van Gerard?" Eerst geen antwoord, dan klinkt 't, akelig ernstig: "Ja, kind, er is een telegram!" Jetty holt naar boven... en zonder haar tante goeden dag te zeggen, vraagt ze ongeduldig: "Waar is 't dan?" "Hoe wist je dat er een telegram zou zijn?" klinkt 't, beverig. Eén blik op 't lieve oudje, dat zich tot 't uiterste inspant om moedig te zijn... overtuigt Jetty dat ze voor iets vreeselijks staat... Ze barst in snikken uit en stamelt angstig: "Tante Jet, wat is er?" Terwijl haar pleegmoeder de zwakke armen om haar heen slaat en enkel maar fluisteren kan: "Mijn arm, arm kind!"
[167:]
Geen van beiden durven ze iets te zeggen. Jetty blijft doorsnikken en tante Jet poogt haar met lieve woorden, zonder zin, te troosten. De oudere is de eerste om zich eenigszins te herstellen... en vraagt heel zacht, heel teer: "Hoe heb-je 't gehoord, liefje?" Een huivering gaat door Jetty's leden, terwijl ze, met moeite, uitbrengt: "Ik weet eigenlijk nog niets... ik was aan den trein... en toen ik hem niet zag, vroeg ik aan een anderen officier... en die was zoo raar... en toen later... 0! 't is zoo vreeselijk. Ik durf niet denken aan wat er gebeurd kan zijn ... "Hij heeft niet geleden, kind, dat is één zegen... "Waarom zegt u dat?" klinkt 't angstig. "Hij is toch niet.." "Och! God, tante Jet... dat kan toch niet... mijn jongen, mijn schat... "Lees 't telegram, kindje...
"Bij demonteeren van mijn, Luitenants Brouwer ... Marrees en Uitenhovenl omgekomen."
Ontzet staart ze op het geschrevene, dan zegt ze ineens met een flauwe aanvechting tot hopen: "Maar, dat is geen telegram, tante Jet. een gewoon papiertje." "Het is hier gebracht door een meneer van 't Ministerie... terwijl je uit was... "Arme tante Jet! Wat moet u geschrikt zijn... Dat is tè veel voor 't dappere oudje! Ze heeft zich tot nu toe ingehouden voor 't kind, enkel voelende haar groote smart, maar nu Jetty, in haar engelachtige goedheid, haar beklaagt, is 't of ze nu pas voelt, hoe vreeselijk de schok was en of haar weerstandsver
[168:]
mogen plotseling ineenzakt. Ze strompelt naar de canapee en zijgt er op neer... verbrijzeld, onmachtig! Ze is niet in staat naar beneden te gaan, als er twee maal hard gebeld wordt... Jetty, die nog altijd niet 't volle gewicht van haar ongeluk voelt, zegt ..."Ik zal wel gaan... De bewoonster van de eerste verdieping, die toevallig juist aankwam, heeft intusschen reeds opengedaan... en komt Jetty op de trap tegen met een schitterende mand bloemen en de schertsende woorden: "Daar, bruidje, 't zal wel voor u zijn." En als Jetty haar, als verstomd, aanziet, vraagt ze: "Is er iets?" Enkel een hoofdschudden... terwijl ze tracht de bloemen over te nemen, doch haar gebaren zijn zóó onzeker, dat de benedenbewoonster goedig zegt: "Laat u maar... ik zal 't wel doen." En in de kleine huiskamer, zet ze een pyramidaal bloemstuk neer, een hulde van zijn mede-officieren aan Gerard Brouwer's bruid! En dat ontvangt ze nu... Woest schreiend werpt ze zich voor de bloemen neer... terwijl ze stamelt. "Ik ben zijn bruid niet meer... maar zijn weduwe!" O! de ellende van dien avond... Na die wanhopige uitbarsting spreekt Jetty aan één stuk door. Ze vertelt tante Jet nog eens precies alles, wat er gebeurd is, hoe vriendelijk en beleefd hij aan boord was... hoe innig gelukkig ze tijdens haar korte verloving is geweest...
[169:]
Tante Jet tracht haar iets te laten nuttigen, maar ze kan niet. Wèl zorgt ze dat 't oudje een bord soep eet. Er komen dien avond verschillende cadeaux, het zijn immers haar bruidsdagen... er komen ook enkele bezoekers en langzamerhand begrijpt ze wat er gebeurd is. Gerard moest met twee andere officieren en eenige manschappen een aangespoelde mijn onschadelijk maken; de mijn ontplofte onder 't demonteeren en vóór de manschappen, die er iets verder van af stonden, wisten wat er gebeurde, waren de drie officieren, letterlijk vernietigd. Hun overblijfselen waren nog gekist... maar dat was voor den vorm. Gerard Brouwer werd begraven op den dag, waarop hij had zullen trouwen! Eén jaar en zes weken moesten hun namen vóór het stadhuis blijven staan... Dat was het einde van Jetty's heerlijken droom!
vorige pagina | inhoud | | volgende pagina