doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Dé-Lilah: 'Onder de Rajahs. Ethnologische studie'.
In: De Sumatra Post, 1-12 juni 1899. Aflevering 2: vrijdag 2 juni 1899


“Het spijt mij ook dat te moeten ontkennen, gnädige Frau".
“Maar dan kunnen we toch wel een heerenzadel meenemen,” zeide ik, en begon nu ook in het meervoud te praten, aangezien de heer Tilly reeds gesproken had van “wij” en “ons”. Dat kon wel!!! “Wanneer gaat u dan?" durfde ik te vragen. “Zoo spoedig mogelijk!” “Dan zou ik heel gaarne met u meegaan!” Zie zoo dat was er uit, en begon ik nu oplettend zijn gelaat te bestudeeren; om er op te lezen, wat hij wel dacht van zooveel brutaliteit; maar ik moet bekennen het gelaat bleef even gemoedelijk; en gemoedelijk was het antwoord. “Zeker! Het zal me zeer veel genoegen doen!” Het antwoord was zeer net en gentlemanlike, hoewel zeker de beurt aan hem was om kiespijn te krijgen. Het genoegen zal zoo groot niet geweest zijn.
Het bleef er bij, en ik geloof of liever gezegd ik weet het zeker, dat er nooit iets van gekomen niet zou zijn wanneer een klein “intermezzo” mij er niet bepaald toe gedreven had.
Ik kreeg namelijk ruzie met mijn dierbaren bloedverwant, “mijn onkel!”
Hoe of dat mogelijk geweest is? Ik weet het zelf niet. Het is zeer onpleizierig om te krakeelen met familieleden, krakeelen op zich zelf is een vervelend spelletje. Ik loop liever een straatje om, dan de kans te loopen ruzie te krijgen, en dan nog wel met bloedverwanten; samen uit één dorp daar ergens op de grens, beiden geboren in dezelfde lucht en gevoed door hetzelfde hoornvee.
Waarom wij ruzie kregen? Om verschillende zaken; te veel om op te noemen. Ik kreeg zoo ontztetend veel op mijn “Conto” dat er geen stukje papier meer wit bleef, alles volgekrabbeld met cijfers;— en nogmaals cijfers. Nu mag een oom die 't goed met zijn nichtje meent haar wel eens de les lezen; maar dat moet binnen de grenzen blijven. Wanneer het echter te ver gaat, dan hoeft dat nichtje zich dat niet alles te laten welgevallen.
Zoo ook met mij. Ik hoorde de uitbarstingen van woede tamelijk kalm aan;— en glimlachte.
“Lieber onkel! Als u denkt dat ik u beleedigd heb, dan vraag ik u om vergiffenis; het was heusch niet zoo gemeend.”
“Vergiffenis! Nooit!!” — Met een theatraal gebaar; precies als Wolfram van Eschenbach!
“Ik zal je dit nooit kunnen vergeven; — want jij bent de oorzaak dat ik mij al twee en twintig jaar met mijne vrouw “zanke”, ruzie met haar heb; en voor zes jaar geleden heb jij mij voor “schafskopf” uitgescholden.”
“Lieber onkel! Dát woord heb ik nooit in mijn mond genomen; het zou niet “ladylike” zijn, en buitendien behoort u heusch niet tot het schapenras, noch tot eenig ander vee.
Helaas! Allemaal olie op 't, vuur!! Het pimpelpaarsche pompoenpurpere gezicht werd als een roode biet in azijn.
“En 't vreeselijkste van alles is; is dat ik, ik “Hans Tongka” ben. Ontaarde nicht, die zoo durft schrijven over haar naasten bloedverwant!!!!" Mijn gezicht moet onbetaalbaar geweest zijn. Jammer dat de “hooge gast" Tilly er niet meer was, hij zou zeker hierop champagne hebben besteld.
Moest ik lachen? Moest ik huilen? Of moest ik hoos zijn?
Ik deed precies wat alle nerveuse vrouwen doen. Eerst begon ik te schateren van 't lachen; toen kwamen er een paar heel kleine krokodillen traantjes, en toen werd ik boos!!! — Wat heel dom was;— want het sop was heusch de kool niet waard. “U mocht het willen dat u Hans Tongka was,” zeide ik “die is nog heilig bij u!!” Het hooge woord was er uit, en daarmede was alles tusschen ons afgedaan. Geen vergiffenis meer voor mij en mijne tante zat er bij te snikken, en veegde haar oogen af met een lampendoekje, waarmede zij juist de lampen had schoon gemaakt. “Ach, liebe süsse Maus," zeide ik geheel week geworden door hare tranen “het is der moeite niet waard; —- en jij hebt er geen schuld aan; — Gott schuf die Männer aber sich sind auch darnach!!!
Ik kon en wilde niet meer blijven in de villa Pangsing Seblas. Naar Medan terngkeeren wilde ik ook niet. Wat had ik aan een “holliday” van drie dagen, liet klimaat kon in drie dagen nog geene uitwerking gehad hebben. Naar de Battaklanden dus; — de Hoogvlakte op en verder naar het meer van Toba! —
Ik liet direct een karretje komen en reed naar Tebing-Tinggi, naar een goeden kennis om van daaruit een bode te sturen naar den Heer Tilly, en dezen van mijne komst te verwittigen. Het duurde geene vier uren of de goede man stond in levenden lijve voor mij.
“Mag ik — Mag ik mêe?”
“Ja natuurlijk, met veel pleizier;— maar wij kunnen nog niet zoo gauw weg; want ik wacht op den toewan radja Rajah;— hij is nu in Medan met zijn zwager en moet mêe. Hij moet ons aanbevelingsbrieven geven euzoovoort. Buitendien heb ik zijn permissie noodig om boven kapelletjes en torretjes te gaan vangen; — want waarom denkt u wel dat ik ga?”
“Misschien om slaven te koopen?” — durfde ik met halve stem te vragen.
“Dank u! Daar heb ik meer dan genoeg van.”
“Ik heb al eene slavin thuis, en heb moeite genoeg gehad om haar te drillen. Het is een wilde kat.”
“Zóó ! Dat is hoogst interessant,” meende ik.
“Jawel! Zij is kokkin bij mij en ik moet ze dat zij haar werk goed verstaat; maar zij heeft hare kookkunst ook niet voor niets geleerd.”
“Hoezoo?” durfde ik te vragen. Hij maakte eene beweging met zijne hand welke ik begreep. Ik zeide niets, maar vond het treurig genoeg. — Met dat alles was ik niet wijzer geworden, en wist de reden nog niet, waarom hij de reis ondernemen wilde.
“Ik kan aan uw gezicht zien dat n zeer nieuwsgierig is,” merkte hij lachend aan. “Volstrekt niet,” antwoordde ik onverschillig.
“Welnu, ik zal u maar niet langer op de proef stellen u moet weten dat ik “natuurvorscher” ben, en voor verschillende museums insecten verzamel. Wij gaan dus samen eene wetenschappelijke reis maken; ik om de diertjes en u om de menschen te bestudeeren. Het is jammer dat u niet net zooals ik exemplaren op sterk water kunt zetten of kamphoriseeren kunt." Een uur later waren wij van Tebing-Tinggi vertrokken en gingen per eigen gelegenheid de bergen in, die helder en blauw voor ons lagen.
“Dat zijn de bergen die wij over moeten,” zeide Tilly. “Dat is de Dolok Simbolon en daar achter ligt Poematang Rajah, de residentie van mijn vriend den “toewan Rajah.”
“Zij zijn niet hoog,” meende ik, “lang niet zoo hoog als die van Deli en Langkat.”
“Daarom is het, Tobameer van hier uit makkelijker te bereiken.”
Het terrein tusschen Tebing-Tinggi en de plantage van den Heer Tilly is eenigszins heuvelachtig, de Padang rivier ligt er tusschen en heeft men die met een pont over te steken.
Het huis is fraai gelegen op een heuvel van waaruit men een ruim overzicht heeft over bergen en ravijnen, waartusschen de rivier zich een weg baant over steenen en door rotsen.
Jammer alleen dat zulke mooie natuurtafereelen bedorven worden door een leelijke schuur of congsiehuis die daar neer zijn gezet, precies alsof zij uit de lucht zijn komen waaien. Mooi vond ik de koffie aanplant, de hoornen op zichzelf met hunne glinsterende satijnachtige bladeren welriekende witte bloesems als soldaatjes in 't gelid naast elkander gezet doen het oog weldadig aan.
Toch is het leven er op den duur vervelend; wanneer men ten minste geen werk heeft. Dit merkte ik zelf spoedig genoeg; want in afwachting van de komst van den “toewan Rajah” deed ik niets anders dan eten, drinken en slapen; heel gemakkelijk op zich zelf maar weinig interressant of amusant. Wel moet ik bekennen dat mijn gastheer alle mogelijke moeite deed om het mij aangenaam te maken. Wij speelden kaart en schaak, er kwam dagelijks bezoek van buiten en van de estate;— wij gingen uit rijden, maar dat was toch niet het ware; —ik verlangde sterk naar het einde; —of liever gezegd naar het begin van het einde.
Den laatsten dag kregen wij weder bezoek; namelijk van een zekeren heer J, — die ook als natuuronderzoeker de onafhankelijke battaklanden in wilde. Dien was het echter meer om de botanie te doen. Hij verzamelde zeldzame planten en vooral orchidaeën terwijl de Heer Tilly zich speciaal op de zoölogie toelegde. Daar boven in de bergen zijn toch prachtige kapellen en ook orchidaeën.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina