doorzoek de gehele Leestrommel

Leestrommel
Leestrommel
a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Melati van Java: ‘Rechts of links?’
In: De Indische Gids, 1879, 1e jaargang, dl.1, 385-543


V.
Den eersten middag van mijn verblijf in het hôtel te Batavia vroeg ik, of daar ook een kapitein Boonendekker gelogeerd was.
"Die ben ik, mijnheer!" riep een forsche stem, ter zijde van mijn tafeltje, en ik zag een grooten flinken man met en rood zeemansgezicht, ringbaard en breede, bruine handen naar mij toe komen.
"Ah, is u de kapitein der Rosa Marina?"
"Om u te dienen, heb ik 't genoegen u te kennen?"
"Neen, evenmin als ik dat genoegen heb omtrent u. Maar men heeft mij gezegd, dat ik bij u naar een gouvernante kon informeeren."
"Wie heeft u dat gezegd?"
"Dat weet ik niet,"en ik gaf hem het briefje over.
Hij las en herlas het eenige malen.
"Vreemd, heel vreemd," mompelde hij. "Wie kan mij hier kennen, en wie kan weten, dat er een meisje onder onze protectie uit Europa is meêgekomen?"
"Het is dan toch waar, dat ge over een gouvernante te disponeeren hebt?"
"Ho, ho! ik heb niets te beschikken. De juffer heeft ook nog wat te zeggen. Waar is ze? Ik zie haar niet, ze is zeker gaan kuieren met mijn vrouw, want mijn vrouw maakt alle reizen met me meê. Die is voor een kleintje niet vervaard, maar die juf? Foei, foei, wat hebben we een last met haar gehad! Ziek geweest van het begin tot het einde."

[386:]

"Maar hoe heet ze dan? En heeft ze nog familie?"
"Dat weten de haaien! U moet weten, mijn vrouw is van een kleine plaats in 't Overijsselsche van daan. Sedert jaren is daar een vrij gerenommeerde kostschool, waar mijn vrouw ook geweest is, dus houdt ze daar altijd nog zoo wat betrekking meê. Nu, toen wij dezen keer het zeegat in moesten, liet de schoolmamsel mijn vrouw roepen, en vroeg na heel veel complimenten, of wij niet een meisje met ons meê konden nemen naar de Oost. Het was haar beste élève, een lief ding en knap erbij; ik weet niet, hoeveel examens zij achter den rug had.
"En ze was u geheel onbekend?"
"Natuurlijk! Hoe zou ik alle leerlingen van die mamsel kennen! 't Was een weesje; tot nu toe had oom voor haar het kostgeld betaald, maar de oom was gestorven, en de tante wilde niets van haar weten; alleen wou ze voor haar het passagegeld betalen om naar de Oost te gaan. Daar was ze goed, daar kon ze een plaats krijgen, of liever een man. Wij hebben er ons meê belast en hadden er geen spijt van. 't Is een lief, gedienstig kind, maar er is iets raars over haar. Zij weet niets van hare ouders, en van den oom en de tante, over wie de mamsel sprak, ook niet."
"Is ze mooi?"
"Doet dat iets tot de zaak? Om je de waarheid te zeggen heb ik er niet op gelet, maar ze komt spoedig, dan kunt ge zelf oordeelen."
"Maar haar naam?"
"Zij noemt zich Céline de Blader; wat een naam, niet waar? Zoo heet geen fatsoenlijk mensch!"
"Ze is negentien jaar?"
"Ik geloof 't wel."
"Nu, er is mij de conditie gemaakt, dat de gouvernante niet jong en niet mooi mag zijn. Aan een der voorwaarden voldoet zij dus al niet; ik ben benieuwd te weten, hoe 't met de andere zal gaan."
"Daar komen de dames aan! Die grootste is mijn vrouw, en dat kleine ding is Juffer Céline."
De twee dames kwamen regelrecht op kapitein Boonendekker en ik ging even achteruit om de aanstaande gouvernante op mijn gemak op te nemen.
Mijn eerste blik was reeds voldoende om tot de overtuiging te komen, dat juffrouw Céline volstrekt geen beauté was. Haar lokken waren blond, mij dacht zelfs wat rossig; daarbij waren ze zonder den minsten smaak strak naar achter gebonden. Haar trekken schenen mij kinderachtig en onbeduidend toe, en haar gestalte, ofschoon niet onbevallig, vond ik te nietig om eenige aandacht op te wekken.

[387:]

"Hier is al dadelijk een mijnheer, juffer Lina, die jou wil hebben; als gouvernante natuurlijk," begon op vrij ronde wijze de kapitein.
Het meisje sloeg zeer schuchter de oogen op en zag mij even aan, maar bloosde sterk, en maakte verlegen een neiging. Gelukkig voor haar, dat mevrouw Boonendekker, die aan boord het praten niet verleerd was, met een vrij provinciaal accent inviel, en mij overstelpte met een vloed van woorden, die den lof van haar beschermeling en een klacht over het treurig lot der gouvernantes ten doel scheen te hebben.
"En nu, beste, laat mijnheer je diploma's en getuigschriften eens zien! Men zou 't niet aan haar zeggen, maar zij spreekt haar Fransch, Engelsch en Duitsch als haar moedertaal. En piano spelen en zingen; als ik daarover begin... Niet waar, Govert, wat kon ze aan boord onze jongens stil houden, wanneer ze haar stemmetje verhief! Ik houd van haar als van mijn eigen kind, het zal mij verbazend zwaar vallen haar te verlaten."
Zij zweeg een oogenblik om eens rond te kijken.
"Ze hoort me niet, des te beter. Zij is eigenlijk een ongelukkig kind; waar ze van daan komt weet niemand. Zij hebben haar stukken nergens kunnen vinden, en het heeft vrij wat moeilijkheden gekost - niet waar, Govert? Je weet nog wel, dat mamselle Laclaire daarvan vertelde - om haar examens te laten doen. Hoe 't gegaan is, weet ik niet precies meer. Die oom en tante bestaan volstrekt niet; er was een juffrouw in de stad komen wonen; ik geloof dat ze eerder een meid dan een dame was, en die bracht het kind bij de mamselle namens een oom, maar ze hebben van den oom nooit iets gezien of gehoord, en nadat ze een paar jaar vooruit hadden betaald om het kind daar te plaatsen, verdween ook de juffrouw."
"En hoorde men niets naders van haar?"
"Neen, elk jaar kwam uit Java een brief zonder meer met het noodige schoolgeld, en nu onlangs eenige woorden om haar naar Java te laten gaan, waar zij eene plaats als gouvernante moest zoeken. Weet u misschien er het fijne van, mijnheer? Nu, tegenover mij behoeft u niet de geheimzinnige te spellen, hoor! Ik kan zwijgen als het graf."
En zij kneep veelbeteekenden hare lippen op elkander.
"Maar ik weet niets!" antwoordde ik lachend. "'t Is voor 't eerst van mijn leven, dat ik iets van juffrouw Céline hoor."
"Werkelijk? Nu, als u dan maar weet, dat zoo iemand verdiend heeft, iets naders van het kind te weten, ik het ben. Geen moeder kan meer zorg dragen voor hare dochter dan ik voor haar. Daar komt ze aan met haar stukken."

[388:]

Bedeesd en schuchter, als stond zij voor een rechter, kwam Céline voor mij staan, en gaf mij hare papieren over.
Het waren diploma's en zeer vleiende getuigschrijften van verscheidene dames der stad, waarin zij het laatst had gewoond, en bij wien zij reeds lang had les gegeven.
Ik zag ze even door, maakte haar mijn compliment over al het moois dat men reeds van haar had kunnen zeggen, en betreurde het zeer dat ik niet zelf beslissen kon. Daarop nam ik afscheid van de familie Boonendekker.
Dien avond schreef ik aan Hermine:
"Beste Zus!"
"Ik heb een gouvernante gevonden; een meisje wier tegenwoordigheid ge bij U aan huis nauwelijks zult merken. Met een weinig goeden wil van beide kanten zal zij voor U een derde dochter, voor Fan en Nette een oudere zuster worden; volgens hare stukken is zij zeer knap, maar er ligt iets onder hare manieren,dat onophoudelijk vergeving vraagt voor de vrijheid die ze zich veroorloofd heeft om ook plaats te nemen onder de bewoners der wereld.
"Uit het bovenstaande zult ge wel reeds vermoed hebben dat zij niet beantwoordt aan een deel van uw programma; zij is wanhopend jong. Wat het andere betreft, ik hoop dat ge genoeg vertrouwen zult stellen in mijn smaak, als ik U openhartig verklaar dat zij op dit punt volstrekt onschadelijk is.
"Haar gelaat houdt het midden tusschen een marmotten-en menschentronie, haar taille zou ik het best kunnen vergelijken met een djankrik of walang..." [Sprinkhaan of krekel]
Spoediger dan ik verwacht had kreeg ik antwoord terug:
"Als ge geen ander kunt krijgen, breng dan het meisje maar meê. Dolf wil reeds deze maand de plaats van Muyzer innemen. Ik ben al naar zijn toekomstig huisje geweest om het voor hem in te richten en te meubileeren."



vorige pagina | inhoud | volgende pagina