doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Indisch Dieet voor buiklijders. Naar de inzichten van wijlen Mevrouw Stoll, opgeteekend door een geneesheer.
Batavia: G. Kolff & Co, 1895.


[8:]

onschadelijk en betrekkelijk smakelijk is gortwater, dat zoo bereid moet worden, dat men gort goed laat doorkoken en een deel der korrels door een fijne zeef heendrukt.
Het gewone wittebrood is als voedsel voor dysenterielijders ongeschikt; geroosterd wordt het daaretegen in den regel uitstekend verdragen. Men schrijve dunne schijven van sterkgeroosterd, niet te versch gebakken tarwebrood voor en late die, het liefst geweekt in slappe thee, gebruiken.
Van de beschuit-soorten behoort uitsluitend arrowroot-beschuit (merk: Marie.) te worden geoorloofd; het is vooral noodig, tegen een te gulzig gebruik te waarschuwen. Hoogstens sta men twee beschuiten op eens en in het geheel zes per dag toe. Zelfs voor oudere kinderen is het beter, de beschuit in den vorm van eene dunne, met warm water aangemaakte pap te geven.
Zooals reeds terloops is opgemerkt, mogen deze pappen niet bewaard worden om er een volgend maal mede te doen.
Nog op ééne zaak moet bij dit boeboer-régime gewezen worden. Het begint dikwijls reeds na een korten tijd zeer tegen te staan, zoodat men, om het

[9:]

voortgebruik mogelük te maken, met de pappen moet laten afwisselen en er zout, klontjesstroop, kaneel of poeder van dendeng aan doen toevoegen.
Op deze toevoegsels komen wij straks nader terug.
Hoe doelmatig het meeldieet ook moge zijn, op den duur is het toch niet voldoende.
Zoo zijn eieren een onmisbaar voedsel voor verzwakte lijders; het wit is het gemakkelükst verteerbare deel; zoolang nog slecht-riekende ontlastingen bestaan, moet de dooier geheel weggelaten worden.
Men late alleen het wit gebruiken, dat, ter fijnere verdeeling, met een mes gesneden en door een glas port- of pepsinewijn langzaam en onder gestadig roeren gemengd wordt. Verschheid der eieren is natuurIijk een eerste vereischte.
Eenden-eieren zijn wegens hun vetgehalte streng verboden.
Vleesch wordt, merkwaardig genoeg, dikwijls spoedig verdragen, met dien verstande, dat alleen jong en mager vleesch in aanmerking komt.
Geroosterde magere jonge kip en het hartje van geroosterde biefstuk (die korst moet worden afgesneden) waren de vleeschgerechten, die Mevrouw Stolt steeds bijzonder aanbeval.

[10:]

In het menu van den dysenterielijder komt constant deng-deng voor; het is een zeer gewild, en den appetijt bevorderende toespijs bij rijstepap.
Men weet, dat door uitdroging en toevoeging van kruiderijen het mogelijk is, dit vleesch lang te bewaren. Om bij buikziekten echter toepassing te kunnen vinden, dient het aldus te worden bereid: Men snijde rundvleesch, bij voorkeur het haasje, in zeer dunne reepen, kruide het slechts matig en roostere het krachtig. Dan wordt het zacht geklopt om het zooveel mogelijk van aanhangende kruiderijen te ontdoen en in een vijzel tot poeder fijngestooten.
Aan dit tot kooI naderend vleeschpoeder meende Mevrouw STOLL behalve voedende waarde, genezende kracht te mogen toeschrijven.
De meeste vischsoorten zijn moeielijk verteerbaar voor den dysenterist; ikan gaboes maakt hierop eene uitzondering. Het is een flauw-smakende, weinig vette visch, die in gekookten toestand zonder hinder opgenomen wordt.
Vleeschsoepen en bouillon, zelfs ook wanneer de bovendrijvende vetlaag is afgeschept, zijn over het algemeen niet te recommanderen.

[11:]

Vetten zijn bepaald schadelijk; dat heeft de ervaring telkens bevestigd.
Goede boter is het minst schadelijk.
Groenten, zoowel in verschen als in gekookten toestand, zijn nadeelig wegens het kleiner of grooter gehalte aan moeielijk verteerbare vezelstoffen.
Scherpe kruiderijen zijn verderfelijk slecht. Ter bevordering der smakelijkheid mogen echter enkele aromatische kruiden, zooals kaneel en muskaatnoot, aan sommige gerechten worden toegevoegd.
Het gebruik van suiker-soorten dient vermeden te worden. Theoretisch wel niet goed te verklaren, is de meening van Mevrouw STOLL, dat goela batoe (kandijsuiker) niet zoo schadelijk is als gewone tafelsuiker.
Zij gaf het vaak als stroop bij rijstepap, of ook bij agar-agar gelei.
Deze gelei moet uit zuiver witte agar-agar bereid worden en wordt, aan stukjes gesneden, bij klontjes- stroop met gekookt water gevoegd. Dit mengsel heet tjau, heeft den naam van" verkoelend" voor den buik te zijn en vindt zijne toepassing bij ontlastingen, die met eenigszins sterkere bloeding gepaard gaan.

[12:]

Een bijzondere waarde hechtte zij ook aan kalfspooten gelei (als dépotmiddel onder den naam van CALFFEET-JELLY in den handel gebracht). Het is eene lijmige vloeistof, die in ijs gezet, stolt, en zoo gebruikt wordt.
Eindelijk verdient vermelding de praktische raad, dien Mevrouw STOLL gaf om zelfs oudere kinderen bij het eten te voeren, opdat elke bete goed gekauwd worde.
Niet minder belangrijk dan de regeling der voeding is die der dranken. De beste drank is goed uitgekookt water, dat op de gewone temperatuur afgekoeld, gedronken dient te worden. Hoofdregel is het waterdrinken te beperken, zoolang de diarrhee nog niet geheel over is. IJswater is streng verboden bij bestaande koorts met braakneiging mag de zieke stukjes ijs nemen. Wegens den hevigen dorst is de lijder toch al geneigd te veel en te haastig te drinken; dit moet krachtig tegengegaan worden, slechts enkele beetjes in eens mag hij hebben.
Een slap aftreksel van thee zonder melk en suiker is ook een drank, die hem past. Koffie moet worden nagelaten, chocolade eveneens. In het herstellingstijdperk is eikelcacao soms noodig en nuttig.

[13:]

Sterke spiritualia: jenever, cognac (brandy) en whiskey zijn zeker heel slecht voor buiklijders; roode wijn bekomt den Iijder gewoonlük niet veel beter.
Daarentegen voldoen portwijn en pepsinewijn meestal uitstekend en kunnen deze dranken, als zich verschijnselen van zwakte voordoen, bezwaarlijk gemist worden.
Aan het einde van dit overzicht gekomen, mogen de volgende opmerkingen nog eene plaats vinden.
Uit de lust der hiervoren aangegeven voedingsmiddelen en dranken moet al naar het tijdperk en de hevigheid der ziekte eene doelmatige keuze gedaan worden. Het welslagen der behandeling hangt daarmede nauw samen. Het is uitsluitend de zaak van den geneeskundige, den lichamelijken toestand, waarin de Iijder op een gegeven tijdstip verkeert, te beoordeelen,doch daar de ervaring een machtige factor is ter bepaling van den leefregel voor zieken, moet ongetwijfeld ook aan de door Mevrouw STOLL bijeengebrachte ervaringsfeiten de noodige aandacht geschonken worden.


vorige pagina | inhoud