doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Melati van Java: 'Het juweelkistje van Tante Jet'
In: Het Kasteel Schlesheim
Schiedam: H.A.M. Roelants, 1902


II.

Het huis van den heer Van Weijnen, voornaam civiel ambtenaar, stond halfweg Meester Cornelis op het schilderachtige Kramat. Het was eene fraaie woning, die zelfs onder zoo vele andere mooie daarnaast en tegenover, nog wel de aandacht trok. De veranda was met bloempotten gevuld in hooge stellages; een fijn rotting ameublement stond in de voorgalerij, met eenige Amerikaansche wip stoeltjes. Op een dezer zit gewoonlijk mevrouw Henriette Zanger, zuster der overleden vrouw des heeren Van Weijnen. Ze was de oudste geweest van een zestal broers en zusters. en reeds jaren geleden bleef zij als weduwe achter: na den dood harer jongste zuster kwam zij bij haar zwager en zijne kinderen het huishouden waarnemen.'
Zij was zeer bruin, en behoefde niet over magerheid te

[119:]

klagen; integendeel, ze was tamelijk corpulent, en heel onderwetsch gekleed met eene breede crinoline en een lang jak zonder kraag; het haar was glad naar achteren gestreken en in een condé opgestoken, waarin echter twee spelden staken, bezet met prachtige diamanten; aan de ooren een paar ringen, waarin het licht der gaslampen door talrijke facetten speelde - ziehier alles, wat men aan mevrouw Zanger of, zooals zij algemeen genoemd werd, tante Jet, opmerkte. Zij was een Indische dame van den echten ouden stempel, waarvan het type meer en meer uitsterft. Ze sprak gebroken Hollandsch, bezat in hare kast stapels van sarongs [Javaansche rokken], de eene al kostbaarder dan de andere; in hare bijouterieënkist lagen in vreedzame rust eene menigte kostbare juwweelen en een bundeltje bankbiljetten, - recepissen noemde zij ze steeds - die ze niet verstond vruchtbaar te maken, hetgeen haar een grooter reputatie van rijkdom gaf, dan ze misschien wel verdiende. Hare liefde had zij aan geen katje of hondje gegeven, maar aan een aardig Javaansch meisje van tien of elf jaar, een annak màs [Pleegkind], dat altijd keurig netjes gekleed moest zijn, en dan van haar onderricht kreeg in het naaien, haken en borduren. Aan de kinderen harer zuster was zij ook innig gehecht. Zij verwende Jakob en Poppie, had altijd ruzie met Nonnie, maar hield 't meest van Justine, die altijd een eerbiedigen toon tegenover haar aannam. Met haar zwager leefde zij in vrede, en hiermede was alles gezegd. Uitmuntende huishoudster als tante Jet was, zorgde zij er voor, dat hij nooit iets op huishoudelijke zaken aan te merken had, en vooral nooit op het geld, en zoo was er nimmer tweedracht in het huis. Soms was tante Jet geheele dagen en nachten afwezig; ook hierop maakte Van Weijnen geene aanmerking, ofschoon hij zeer goed wist, dat zij dan met eenige vriendinnen, deels van hare soort, deels Chineesche dames, aan het kaartspelen was; kwam tante terug, dan was ze gewoonlijk heel knorrig; de bedienden en Nonnie moesten het meestal ontgelden.

[120:]

Het diner was afgeloopen. Poppie en Jakob werden door tante naar bed gebracht; Justine en Nonnie zaten voor de piano en speelden een quatremains; de heer Van Weijnen stond voor den spiegel, en legde de laatste hand aan zijn avond-toilet; zijn equipage stond klaar, en juist met het schot van acht uur, kuste hij zijne dochters goeden nacht, en stapte in het rijtuig. Nonie hield met spelen op.
"Wat scheelt er aan?" vroeg Justine.
"Stil, Justi, ik wil hooren, waar papa naar toe gaat."
"Je mag niet zoo nieuwsgierig zijn, Non; speel maar door!"
Het rijtuig reed weg, en Nonnie ging voort.
Een oogenblik later trad tante Jet in de binnengalerij.
"Is papa uit?" vroeg zij kortaf.
"Ja, tante."
"Altijd maar uit, zoo vervelend!" bromde tante.
Nonnie sprong van het tabouret.
"Ik weet wel, waar papa is," sprak zij op geheimzinnigen toon.
"Nonnie, Nonnie," vermaande Justine.
"Massa [Maleisch tusschenwerpsel], jij weet! Hoe kan je weten?"
"Soeda [Mede een tusschenwerpsel], tante! Als u niet gelooft, kan ik niets aan doen, maar ik weet wel."
"Altijd gij haat [Verwisseling van g en h aan de Indischen eigen] uit; waarom toch!"
"Omdat... tante, mag ik zeggen?"
"Ik geloof, je bent gek, Non! Zeg maar, wat je weet."
"Oh, tante," zei Justine verschoonend: "zij weet niets."
"Ach kom, je weet ook wel. Neef Frits heeft immers gezegd?"
"Wat heeft Frits gezegd? Gauw, Nonnie; zeg maar, anders je krijgt geen centen van tante."
"Frits zegt, dat papa veel gaat naar majoor De Lance."

[121:]

"Majoor De Lance, nergens anders, Tobat toch! dat kind."
"Daar is eene mooie juffrouw, tante; ik wil wel zoo'n mama hebben, dan maakt ze mijne kleeren niet zoo ouderwetsch, met zoo'n groote crinoline."
Tante werd rood van kwaadheid.
"Is 't waar, Justine?" vroeg zij met ingehouden drift.
"Ach, tante, Frits is op de muziek zoo mal geweest om wat gekheid te verkoopen, terwijl Nonnie er bij was. Er zal niets van aan zijn."
"Wacht maar, ik zal vragen… Allah toch, zoo oud en nog zoo gek!"
Justine ging naar de buitengalerij, en bleef daar onder de pilaren staan. Haar hart was vol; voor haar zelve twijfelde zij er geen oogenblik aan, of haar vader had het oog laten vallen op de bevallige gouvernante van majoor De Lance. Den heer Van Weijnen verveelde de indische toon, die in zijn huishouden heerschte, sedert lang. Gedwee droeg hij het juk van tante Jet, maar de tijd kwam dat het hem te zwaar werd. Hij bemerkte genoeg, dat Jakob een onverdragelijke dwingeland zou worden, en Nonnie een nufje zonder eenige opvoeding, terwijl Poppie al hare hoedanigheden van lief kind zou verliezen. Justine was een allerliefst, goed opgevoed meisje maar ze was nog te jong om alleen aan het hoofd te staan van een groot huishouden. Justine begreep, dat haar vader zoo had geredeneerd, en dat het gezicht der elegante, geestige gouvernante het overige had gedaan, maar toch gevoelde zij zich onaangenaam gestemd bij de gedachte, dat eene vreemde in hun kring zou treden, dat Jakob en Poppie eene vrouw als moeder zouden moeten beminnen in plaats van haar, die ze bijna niet hadden gekend. Tante Jet was wrevelig, ze bromde bijna onophondelijk op Kromo en Alie, maar maakte intusschen haar plan gereed.
Tot het eerste gedeelte hiervan behoorde, dat zij haar zwager in de achtergalerij opwachtte.
Van Weijnen kwam niets vermoedend thuis; hij wilde juist zijn kantoor binnentreden, toen tante Jet plotseling voor hem stond.

[122:]

"Nog niet naar bed, tante?" vroeg hij, op een toon, die het midden hield tusschen norsch en belangstellend.
"Zeg, broeder, is 't waar, wil jij weer trouwen?"
Van Weijnen schrikte door het onverwachte dier vraag hij dacht juist aan die lieve gouvernante, en als hadde tante Jet zijne gedachten geraden, trof ze hem juist in de hartader der quaestie.
"Hoe kom je daaraan, Jet?" vroeg hij.
"Ik goor zoo."
"Van wie?"
"Tra perdoelie ['t Komt er niet op aan] van wie. Ik goor, jij haat alle dagen naar majoor De Lance, en wil trouwen met zijn juffrouw."
"En als het eens waar was, wat dan?"
"Allah tobat! [Uitroep] Daarvoor geb ik gesjouwd om jou guis in orde te gouwen, en nu je brengt zoon nonna tottok [Hollandsch meisje] gier, Allah!"
"Maak toch zoo'n geweld niet, Jet, de kinderen zullen wakker worden!"
"Kasian, die arme kinderen. Tjoba [Wanneer], Mien ziet dit, dit, kapot gaar gart."
"Doe me een pleizier en ga naar bed. Ik geloof, dat ik niemand verantwoording schuldig ben van mijne handelingen."
"Je krijgt niets van mijn held."
"Dat is nu eerst mooi. Alsof ik ooit plannen heb gehad op uw geld! Ik ben je zeer dankbaar, Jet, voor hetgeen je in mijn huishouden en aan mijne kinderen hebt gedaan. En nu ik voor hun belang (en mijn plezier, had Van Weijnen er gerust bij kunnen voegen) ga hertrouwen, heeft niemand hierover iets te zeggen."
"Wacht maar, ik maak mijn testament, alles is voor Justine, als ze trouwt. Ze moet maar hauw het guis uit haan; allah kasian, die arme kinderen!"

[123:]

"Je behoeft niet ongerust te zijn over hun lot, tante, ze zullen in mijne aanstaande eene goede moeder vinden..."
"Jakkes, zoo'n tottok! Zij is hoed, ik weet wel, ze is hoed, ze is geen liplap, zooals ik. Ik ben niet hoed, ik maak gun held maar op. Wacht broeder, spoedig je zult voelen wie beter is, die tottok of ik. Nanti liat [We zullen zien.]."
En ze verwijderde zich luid snikkend. Van Weijnen ging in eene stemming naar bed, die zeker aangenamer zou geweest zijn, zonder de ontmoeting met tante Jet.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina