doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Melati van Java: 'Het juweelkistje van Tante Jet'
In: Het Kasteel Schlesheim
Schiedam: H.A.M. Roelants, 1902


III.

Toch werd Leonie Derks twee maanden later mevrouw Van Weijnen. Het plan, dat zij zich gevormd had, reeds voor haar examen, was goed gelukt. Oudste dochter van een groot gezin, had zij van jongs af moeten studeeren om op haar achttiende jaar verschillende examens af leggen, niet voor de eer, zooals menige deftige jonge dame die in hare wijsgeerigheid niet weet wat er later zal gebeuren, en het dus altijd eene heele gerustheid vindt, wanneer ze het gedaan heeft, - doch alleen om met die diploma's te woekeren. Daar zij zeer goed beslagen en wel bij de hand was, bleef ze geen oogenblik op den glibberigen weg der examens stilstaan. Zij struikelde geen enkelen keer; integendeel bijna altijd kreeg zij een komplimentje mee naar huis.
Reeds toen bestond bij haar het plan, dat zij naar de Oost, El Dorado der oude en jonge vrijsters; zou gaan, maar door verschillende omstandigheden ging dit vooreerst niet, en Leonie bracht zes van hare beste jaren als secondante op een meisjesinstituut door. Toevallig viel zij zeer in smaak bij eene der pensionaires, het dochtertje van Indischen majoor De Lance, die door zijn huwelijk rijker was dan menigeen van zijn rang; deze sloeg haar voor zijne familie naar de Oost te vergezellen; de voorwaarden waren aannemelijk, de vooruitzichten goed: Leonie bedacht zich niet lang, en stemde toe. Ze was nu drie jaar

[124:]

in het land; de betrekking beviel haar goed; zij was na mevrouw de eerste in huis. Op recepties en bals werd zij zeer gezocht; de dames waren wel wat jaloersch op hare weinig kostbare, maar altijd even frissche en nieuwmodische kleeding, doeh dit prikkelde haar te meer. Ze had verscheidene partijen kunnen doen, maar geene beviel haar geheel. In hare eerste jeugd had zij veel fantaisieën gehad, en, zooals iedereen, fraaie luchtkasteelen gebouwd. Een hart, dat geheel met het hare overeenstemde, een man, die door zijne persoonlijkheid overwicht op haar bezat, een musicus, een groote geest, een dichter, of anders niemand.
Van Weijnen was niets van dit alles, en niemand er meer van overtuigd dan Leonie, maar geen der jongelui, die haar het hof hadden gemaakt, beantwoordde aan dit iedeaal; één was er geweest, die het zeer nabij kwam, en hem ontbrak juist het gene wat Van Weijnen ruim bezat.
Tot de mooie tafereelen, die Leonie zich in de toekomst vormde, behoorde ook - wel is waar meer tot het decorratief dan het eigenlijk fond - goede inkomsten, vele juweelen, fraaie équipage en talrijke slaven (zoo dacht zij er in Holland over). Door haar huwelijk met Van Weijnen verkreeg ze dit alles, en dan, zij werd al acht en twintig en naderde de gevreesde dertig jaren. Bedaard stapte zij dus over de schaduwzijde heen, over Van Weijnen's gevorderden leeftijd, over zijne vier kinderen, zijn alles behalve dichterlijk voorkomen en na de toestemming van hare ouders te hebben ontvangen, legde zij kalm haar wit handje in zijn breeden vlakken palm, om zoo met hem hand in hand den weg des levens af te wandelen.
Zij was zeer lief jegens de kinderen, vooral jegens Nonnie gaf haar een geheel nieuw toilet, precies volgens een modeplaatje, en won zoo al dadelijk het hart van het moeilijkst der vier. Tante vroeg zij op allerliefst naïeven toon, haar te willen helpen in de huishouding; zij kon nog zoo slecht Maleisch spreken en in het geheel niet koken.
En, o wonder! Tante bleef; Leonie bemoeide zich nooit met de huishouding. Twee- of driemalen had ze dit gedaan maar toen tante haar hierop den bos sleutels toewierp met de woorden: - "Als u zoo hoed ken, moet u maar ze

[125:]

doen, ik verlang niet te werken als een koelie [Sjouwerman], raapte zij ze zeer bedaard op en gaf ze tante terug, zeggende:
"Zoo meende ik het niet, tante, ik ben te veel overtuigd van uw goed beheer."
Maar bij haar man begon zij een beetje te schreien, en klaagde, dat zij zoo weinig te zeggen had in haar eigen huis, waarop Van Weijnen heftig vroeg, of zij dan verlangde, dat tante Jet het huis zou ruimen. 't Kostte hem slechts een woord, dat wist Leonie wel. 't Jonge vrouwtje droogde hare tranen, verzocht haar man het nog wat aan te zien, en begaf zich weer naar de kamer, waar zij Nonnie, Jakob en Poppie dagelijks les gaf.
Tegenover Justine was mevrouw Van Weijnen koel; Justine was zeer mooi en zeer lief, wel wat stil en stijf tegen over menschen, die ze niet goed kende, maar onwillekeurig werd zij op receptiën het middelpunt van het gezelschap, en hare eigene persoonlijkheid leed er min of meer door. Leonie kon ijverzuchtig wezen, en de dag waarop zij bemerkt dat Justine, die aan de kunst geen middelen leende om er jong en frisch uit te zien, haar eenigszins in de schaduw stelde, was ook die, waarop de jonge stiefmoeder het besluit nam, Justine, met haar tante Jet, op een fatsoenlijke manier het huis te doen verlaten.
Voor het eerst zou Leonie als mevrouw Van Weijnen op een bal in de Concordia verschijnen. Reeds lang had zij verlangend naar dezen avond uitgezien, waarop zij eindelijk ten volle kon triomfeeren over menigeen, die vroeger de gouvernante met zekere geringschatting had aangezien. De gloeilampen waren aangestoken en kaatsten zich in de breede, tegenover elkander hangende, spiegels verscheidene malen terug. Mevrouw Van Weijnen stond in het midden, en wierp een laatsten blik op haar schitterend toilet. En wel was dit dit goedkeurenden blik waard; de zware lichtgroene zijde door wolken van tulle en kant half bedekt; witte bloemen tusschen zacht fijn loof, waren met zekere nonchalance tusschen de blonde haren of liever de hooge chignon van valse vlechten en krullen gestoken; om haren, door poudre-de-riz;

[126:]

nog blanker geworden hals, prijkte een zware gouden ketting, en aan hare ooren diamanten van ongewone grootte.
Bijna onmiddellijk na haar huwelijk had Leonie al de kostbare, maar ouderwetsch gezette, juweelen der eerste mevrouw Van Weijnen opnieuw doen monteeren, tot groote ergernis van tante Jet, die hierin een soort van heiligschennis zag; de haarspelden waren oorknoppen geworden; de pending [Gouden of zilveren centuur] had al zijne diamanten voor de leontine moeten afstaan; de lompe broche was in een eleganten vlinder voor het haar veranderd; de armbanden herkenden zichzelf niet meer als de elegante braceletten, die nu Leonie's arm versierden. Tante Jet had er over geschreid, maar Leonie zag de zaken van een veel te hoog standpunt, om hierop te letten. Met een glimlach van voldoening zag Leonie Van Weijnen naderen.
"Vindt je deze japon niet beeldig, Weijnen," vroeg ze op kinderlijk naïeven toon.
"Ik weet niet hoe het komt, Leonie," zei Van Weijnen geheel door de allerliefste verschijning betooverd, "maar alles wat je aan hebt, staat je allerkeurigst."
"Behalve sarong-kabaja,' mompelde tante Jet, die deze laatste woorden in de aangrenzende kamer had opgevangen; "dan, ze is zeker mooi, met gaar, zoo lang als een boentoet babi [Varkensstaart]."
En meteen opende zij de deur, om Justine in de voorgalerij te laten. Leonie keerde zich om, en kon een onaangenaam gevoel niet onderdrukken. Justine was toch zoo eenvoudig gekleed, een wit tarlatane japon, met een roode ceinture, een ketting van bloedkoralen om den hals, en in de zwarte krullen niets dan een paar roode rozen, maar toch bezat zij zoo geheel, wat Leonie miste en haar benijdde: natuurlijke frischheid en jeugd. Zij had die lichtbruine kleur, welke, gevoegd bij de prachtige donkere oogen met hun lange wimpers, en het lieve mondje, aan weerszijden door kuiltjes verfraaid, aan hare eenigszins onregelmatige trekken het eigenaardig schoone gaf, op Java gewoonlijk

[127:]

aangeduid door de benaming ietam-manies [Letterlijk: lieve zwarte]. Tante Jet zag met een groot welbehagen op haar nichtje neer, en bekeek Leonie een weinig spottend, toen deze meer met de lippen dan het hart zeide:
"Heel netjes, Justi, tante heeft er eer van."
Van Weijnen drukte een kus op het voorhoofd zijner dochter, en toen in een zelfden blik haar en zijne vrouw omvattende, sprak hij in een aanval van dichterlijkheid:
"Wie had ooit kunnen denken, dat een oude stam als ik nog eens twee zulke mooie bloemen zou dragen!"
"Weijnen wat ben je weer ondeugend!" schertste Leonie, en tikte met de punt van hare waaier op zijne vingers. "Hadt je wel gedacht, Justi, dat papa zoo dichterlijk kon zijn? Och toe maak dit knoopje dicht, wil je?"
"Allah, tienka nja [Heer wat een grillen], ik kan niet verdragen," mompelde tante Jet sotto voce.
"Tante, zou u geen trek hebben mee te gaan?" vroeg zij vleiend.
"Ik bedank, verlang niet;" en door dit norsch antwoord een weinig uit het veld geslagen, vroeg Leonie haar man, of hij toch eindelijk eens naar het rijtuig wilde zien. Nonnie kwam aanloopen, en hare bewondering van mama was zoo oprecht, dat deze zich voorzichtig boog, om de kleine meid een nachtkusje te geven. Weinige oogenblikken later reed het drietal weg, en tante bleef alleen mijmerend over de dwaasheid van oude mannen, die zich de weelde veroorloven met eene mooie toktok te trouwen, en over het onverdragelijke gedrag van Nonnie, die hare stiefmoeder zoo mooi en zoo lief vond!


inhoud | vorige pagina | volgende pagina