doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Melati van Java: 'Verloren Smart'
In: Nederland. Verzameling van oorspronkelijke bijdragen door Nederlandsche letterkundigen
Onder redactie van Mr. M.G.L van Loghem.
Amsterdam: Loman & Funke, 1901 (tw. dl.)


VII

Olga zat weer in haar voorgalerij; na haar gesprek met George scheen zij zich beter en sterker te voelen; haar plan was gemaakt, zij had George haar vertrouwen gegeven, zij zou voortaan doen wat hij haar zeide, ja, zelfs als hij haar vroeg zijn vrouw te worden - hij die alles wist - dan zou zij tot hem gaan als tot den eenige, die haar ten minste kalmte en rost kon geven.
Ook hij was teleurgesteld in zijn vriend - zij had het duidelijk meenen te lezen in zijn verwarring, in zijn ontroering, in zijn haastig heengaan.
't Had hem evenzoo aangegrepen als eenmaal haar - ja, nu was Henri voor goed dood in zijn, in haar herinnering, en toen vlijmde pijn in haar ziel heviger dan ooit.
Dat zij 't hem moest aandoen, zij, zijn vrouw, zijn duifje, zijn lelie - en zij herinnerde zich al zijn zoete naampjes, zij voelde zijn liefkoozingen, zij zag zijn blik vol stralende liefde.
O dat zij niet vrij meer aan dit alles denken kon, dat zij van die herinneringen zich moest afscheuren, daar zij niet rein meer waren maar bezoedeld, besmeurd.
En ook George zou voortaan zoo over hem denken. Ja,

[410:]

het was zeker hard bedrogen te worden door een levende, maar door een doode... dat was duizendmaal erger. Men kon zich niet wreken, men kon niet uitbarsten in verwijten, in klachten, men moet zwijgen, altijd zwijgen. Zoo hoog staan die dooden boven onze wraak en onze toorn! Zij lijken zoo onaantastbaar, zoo ver - onze gevoelens hoe groot en heilig ook schijnen daar klein en nietig bij - wij staan machteloos tegenover hen, want wat baten onze bitters te grieven? Wat deert hun onze jalouzie, onze verbittering, onze teleurstelling meer?
Met alles hebben zij afgerekend, boven alles zijn zij verheven - ach, hoe vaak hadden die vuistjes zich gebald na het ontvangen van den fatalen brief, hoe veel nuttelooze tranen waren er 's nachts op haar kussen gestroomd, tranen van wanhoop dat zij maar niet verachten en vergeten kon zooals zij wilde en zooals hij verdiende.
Maar nu ging 't anders worden; die goede, edele George zou haar niet bedriegen, hij zoo voor haar zorgen, hij zou niet te veel eischen, hij zou geduld met haar hebben, - ja, bij hem zoo zij rustig konnen worden en dat alleen was het wat zij nog verlangde van het leven - en zij wilde goed voor hem zijn, haar plicht vervullen - want hij was het waard en al was hij 't niet waard, wat kon het haar nog schelen? - was alles geen bedrog, nu zelfs Henri een geheim en dan nog wel zoo'n gehem~ voor haar had; nu zijn trouwe oogen hadden gelogen, logen zeker alle andere!
Nog geen drie en twintig jaar en reeds zoo ontgoocheld!
Zij had medelijden met zich zelf, de tranen welden op uit haar hart - maar de verteedering duurde slechts een seconde - dadelijk werd zij weer bitter en met een soort van kinderachtige voldoening dacht zij:
"Tegenover je besten vriend kan je voortaan ook niet meer liegen. Die weet nu ook alles en hij begrijpt dat ik jou niet kan, niet wil betreuren omdat je een verrader bent."
Daar kwam Puck aanhollen met een brief.
"Tante voor u!"

[411:]

"Zoo, voor mij.
"Ja een jongen van bet logement bracht hem, niet de post!"
Zij zag naar 't adres; zeker van George, het papier was van zijn hotel; zij legde hem neer.
"Tante zal ik uw bloemen begieten?"
"Straks kind!"
"Tante zal ik de droge knopjes van uw rozen afknippen?"
"Best, Leni."
"Waar is uw schaartje dan?"
"Daar ginds, maar geef het nog eerst om de enveloppe open te knippen."
Het meisje vloog naar binnen, rommelde in Olga's japansch naaikistje en kwam toen met het schaartje terug.
"Tante, wat ziet u er lief uit, net of u mijn zusje is."
En zij kuste haar hartelijk.
"U lijkt veel meer op vroeger, toen u nog de vrouw was van oom Henri."
"Zijn vrouw was! Ben ik dat niet meer? Zijn bedrogen verraden vrouw, maar toch nog zijn vrouw?"
Het kind wipte weg en langzaam nam Olga het papier uit de enveloppe.
"Mijn toekomst! Ach! hoe heel anders voelde ik mij dien eersten keer toen ik mijn geluk ook verborgen dacht in een briefenveloppe. En dat geluk zelf, waar is het gebleven!"
Er lagen twee brieven in; de eene deed haar beven als eenige jaren geleden. Zij herkende Henri's schrift.
De andere was van George; zij maakte dien 't eerst open en las:

"Hooggeachte Mevrouw!
Ten gevolge van ons gesprek van gisteren voel ik mij verplicht u nevensgaanden brief, den laatsten, dien ik van onzen onvergetelijken Henri ontving, toe te zenden.
"Daaruit zal u blijken hoe ongegrond uw grieven, uw beschuldigingen zijn, hoewel ik beken dat de bewuste brief u

[412:]

alle aanleiding gaf om hem te verdenken van een onedel bedrog.
"Nu zal u blijken dat hij nobel en groot handelde zooals hij in alles was, dat hij uw liefde en uw rouw ten volle waard is.
"Zij die den brief schreef heette Vrouwtje. - Zij was zijn halve zuster, van wier bestaan hij pas kennis kreeg op het sterfbed zijns vaders - die hem een allertreurigste afdwaling bekende; hij voelde zich diep, zeer diep getroffen in zijn heiligs te gevoelens van kinderlijke hoogachting en liefde door die bekentenis.
"Noch zijn ooms, noch zijn tantes hebben er eenig vermoeden van gehad; hij heeft tegenover hen gezwegen en de eer zijns vaders hooggehouden.
"Ook tegen hen zweeg hij over deze droevige familiegeschiedenis; hij heeft voor Vrouwtje gezorgd naar zijn beste kunnen.
Zij was getrouwd, maar door haar man, die mislukte zaken scheen gemaakt te hebben, verlaten en achtergebleven met een kind.
"In dezen brief zal u zien hoe Henri mij opdroeg haar te bezoeken en eenige ondersteuning te zenden; hierop doelen zeker haar dankbetnigingen, die gelijk wij het van haar gewoon waren, een beetje overdreven klinken.
"Zooals u uit den brief aan mij zal lezen, kende hij haar en haar gebreken door en door.
"Genegenheid koesterde hij niet voor haar, alleen maar medelijden; ik, die alles van hem wist, was de eenige, met wie hij zijn verhouding tot Vrouwtje Smit besprak.
"Uit dezen brief leest u ook hoe gelukkig hij zich met u voelde, hoe hoog hij u stelde en hoe hij vreesde het beeld van zijn vader in uw reine verbeelding te verdonkeren."
"Het heeft hem veel gekost!
"Vrouwtje schrijft mij nog af aan toe. In haar laatsten brief meldde zij mij dat haar man in Buffalo goede zaken had gemaakt en haar met haar kind liet overkomen.
"En nu mevrouw! hoop ik u met uw nooit genoeg betreurden

[413:]

Henri verzoend en daardoor het evenwicht in uw zieleleven te hebben hersteld.
"Overmorgen vertrek ik naar de Molukken en zal geen tijd hebben persoonlijk afscheid van u te komen nemen.
"Aanvaard met de familie de Hensz de verzekering mijner zeer bijzondere hoogachting en vriendschap.
Uw dienaar,
George Woudsma.

"Tante, tante! Ma, kijk eens wat Tante scheelt!"
Alice kwam uit het hoofdgebouw aangevlogen en vond haar zuster met den brief van Henri tegen de lippen gedrukt, blind van tranen, door hartstochtelijke snikken geschokt.
"Kind, wat is er? - Die brief, wat staat er in?" Wees toch bedaard. - Puck, haal gauw de Hoffmanns druppels uit Ma haar toiletkast. - Zeg toch een woord Olga, wat is er toch weer gebeurd?"
En door haar blij-droef geschrei snikte het schier onhoorbaar:
"Laat mij begaan Alice! O God! Ik ben zoo gelukkig, Ik heb mijn verdriet terug gevonden en mijn Henri…"


inhoud | vorige pagina