doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Thèrèse Hoven: Vervreemd. Indische roman
Amersfoort: Valkhoff & Co, 1906


[129:]

HOOFDSTUK X.
Reactie.

Mevrouw Reewald wist zich later niet meer te herinneren of ze lang of kort in de werkkamer van haar man had vertoefd, evenmin als ze zich de juiste woorden kon te binnen brengen, welke zij dien ochtend tot hem gesproken had en waarin Reewald aanleiding tot zijn schandelijke handelwijze had gevonden.
Want dat die schandelijk was, leed geen twijfel bij haar.
Zoo gaat een man niet met een vrouw om.
Uit alles sprak de sinjo, juister nog de inlander!
Later had ze er zoo niet op gelet, trouwens, Corrie had iets, haar niet rechtstreeks betreffend nooit veel aandacht geschonken; maar toen ze pas in Indië was, was het haar wel eens opgevallen, hoe gemakkelijk de Javanen trouwden en scheidden.
Hoe zij - als 't hen goed ging, er een vrouw bij

[130:]

namen en zich, bij hoogloopende ruzie, of zelfs maar bij oneenigheid, van hun vrouw ontdeden.
Even naar den priester, voor een gulden, een briefje vragen - de vrouw naar haar kampong of dessa terugsturen en dan maar weer op een ander uitgaan.
De Koran staat elken Mahomedaan vier vrouwen toe, doch Mahomed wil dan ook, dat alle vier gelijk geliefd worden. Trekt de man de eene boven de andere voor, dan kan dat geenszins voor Mahomed's alziend oog verborgen blijven - want - horresco referens, zoodra die echtgenoot, na zijn sterven, zijn plaats in het Paradijs zal innemen, zal zijn partijdigheid blijken door een ongelijkheid van zijn zitvlak. - Alsdan zal het niet vlak, doch ongelijk en hobbelig zijn, dus zal hij niet zitten, maar op en neer wiegelen, hetgeen waarschijnlijk, in de oogen van Mahomed en zijn adepten, een groote schande is.
Om die schande te ontgaan, ontdoen de inlanders, zoodra ze hun liefde voelen verminderen, zich liever van de in ongenade vallende echtgenoote.
Corrie had indertijd om die bizonderheden gelachen.
Waarom ook niet?
Ze had ook vaak gehoord van njai's, die naar huis werden gestuurd of eenvoudig aan een ander werden overgedaan, als haar toewan trouwplannen had of daar Europa ging, of om een andere reden.
Als hoogst fatsoenlijke, ontwikkelde, beschaafde en

[131:]

daarbij volbloed Europeesche dame stond ze mijlen hoog boven zulke wezens.
En nu op eens werd haar de smadelijkste behandeling aangedaan, die een vrouw, als zij, maar treffen kon, werd zij door haar man gelijk gesteld met de minste der minsten!
En wat kon ze doen?
Plotseling, van het eene oogenblik op het andere, werd ze, van de zelfgenoegzame, tevreden vrouw van de wereld, die vrede had met de maatschappij, zooals deze was, een ultra-feministe! ja, ze hadden gelijk, de dappere pioniersters der evolutie, de voorstandsters van gelijke rechten en van vrouwen-kiesrecht!
Schandelijk was de huidige toestand, waarin de man baas was en de wetten door hem gemaakt werden.
Was het niet een hemeltergende onrechtvaardigheid, dat een man, zooals Reewald, wiens overgrootmoeder misschien nog in de boomen was geklommen of zoo maar, zonder eertje of kleertje, in het bosch had gezworven, een vrouw als zij… kon wegsturen?
Als de vrouwen zich niet jaren lang door de mannen hadden laten tergen en martelen, als ze niet zoo laf en zoo gek goed waren geweest, had zoo iets niet kunnen voorkomen.
Zij zou dan, in het vervolg, al de kracht die in haar was en die tot nu toe in haar gesluimerd had,

[132:]

aanwenden tot het verbeteren van het lot der vrouw!
Corrie's ommekeer had plaats op het kantoor van een der eerste advocaten van Soerabaïa, werwaarts ze zich, na een nacht van tranen en woede, had begeven om zijn hulp in te roepen.
Vóór ze naar hem toeging, had ze een kistje boeken, die ze zich als onderwijzeres had aangeschaft en later nooit meer had ingekeken, omgehaald en er - na eenig zoeken, een precieus deeltje uitgenomen. -
Het wetboek voor iedereen.
Tijdens ze voor haar hulp-akte leerde, had ze het gekocht, omdat eenige kennis van de grondwet - mede op het programma stond.
Na haar huwelijk had ze zich om de grondwet, noch om eenige andere wet bekommerd; haar wil was wet geweest in haar huis en 't overige van het heelal was haar vrijwel onverschillig.
Maar nu was het anders; van het eerste oogenblik had ze ingezien, dat haar huwelijk, als gevoels-quaestie, vrijwel als failliet was te beschouwen.
Na den ruwen uitval van haar man, had ze, met de beste voornemens, geen liefde meer voor hem kunnen huichelen.
Haar doel was: finantiëel en materiëel te redden, wat er te redden was.
Terwijl Reewald met Coba en Piet in de achtergalerij zat te ontbijten, rommelde zij in een der kamers der

[133:]

bijgebouwen. Een akelig, vermoeiend, warm werkje in Indië, waar men elke krachtsinspanning terstond met een onaangenaam stikkend gevoel moet bekoopen.
En dan zoo vies!
Ze was toch zulk een uitstekende huisvrouw, haar langdurig verblijf onder de tropen had haar de kunst van luchten en schoonmaken en uitkloppen toch waarlijk wel in de puntjes geleerd, en toch vond ze altijd nog verrassingen.
Uit de boekenkist kropen, traag en log, een paar groote steenmotten, terwijl zilverwitte motjes zich als kleine, voortschietende bliksemstraaltjes, in alle richtingen bewogen, evenals vliegende visschen in en boven de zee - op mooie, kalme avonden.
Na eenige griezelgebaartjes - tastte ze dapper toe en, na eenige vergeefsche pogingen, had ze het verlangde gevonden.
Toen riep ze een kebon, die langzaam, op zijn Indisch, de blaaren in den tuin opveegde; "ankat" neem weg.
Ze wilde het kistje niet meer zien. -
Snel nam ze het boekje mee naar haar kamer - fluks zocht ze het door: bladz. 60. -
Zesde Titel.
Van de rechten en verplichtingen der echtgenooten.
Artikel 160. -
De man is het hoofd der echtvereeniging.

[134:]

Nu - ja.-
Artikel 161.
De vrouw is aan haren man gehoorzaamheid verschuldigd.
Daarin was ze dan toch ook niet te kort geschoten.
Hà, daar was het.
Artikel 162.
De man is verplicht zijne vrouw bij zich te ontvangen in het huis, hetwelk hij bewoont.
Ze sloeg het boek dicht - klapte in de handen, en toen haar lijfmeid, op dit signaal harer meesteres, aankwam, gelastte ze haar meneer te roepen en den koetsier te laten inspannen.
Meneer liet terug weten, dat hij aan zijn ontbijt zat, maar bij mevrouw zou komen zoodra hij klaar was.
Corrie werd bleek van woede; wat een vent toch!
Als dat nu de veelgeprezen Oostersche hoffelijkheid was - een dame te laten wachten?
Indien mevrouw Reewald minder verblind door haar eigen grootheid was geweest, zou ze bedacht hebben, dat, daar zij er niet bij was, haar man op 't ontbijt der kinderen, vooral op dat van Piet, moest letten.
Doch het kwam niet bij haar op, een excuus voor zijn gedrag te vinden.
Zenuwachtig bladerde ze in het wetboek, hopende nog een veel duidelijker, krachtiger argument te vinden.
Ze was er nog mee bezig, toen hij haar kleedkamer binnenkwam.

[135:]

"Ik heb niet veel tijd, ik moet naar kantoor."
"Ik zal je niet lang ophouden; ik wou je alleen maar even zeggen, dat - wat je gisterenmiddag beweerd hebt, onzin was. je hebt geen recht mij... mij…
Ze stikte in haar woorden. "Mij weg te zenden," kwam er, hortend en stootend, uit.
"Jawel," zei hij tergend langzaam.
"Lees dan zelf - dit is de wet."
Ze hield hem het boekje voor.
Hij las: "De man is het hoofd der echtvereeniging."
"Dat wist ik wel."
"Och, dat bedoel ik natuurlijk niet - wat er onder staat."
Met onverstoorbare kalmte las meneer Reewald verder.
"De vrouw is aan haren man gehoorzaamheid verschuldigd."
Corrie stampvoette van drift.
"Doe je het nu om me te treiteren?" gilde ze.
"Je vraagt mij om te lezen en ik lees!" was het laconieke antwoord.
"Ja, maar niet dit. Ik bedoel dat - daar, ik zal het je voorlezen:
De man is verplicht zijne vrouw bij zich te ontvangen in het huis, hetwelk hij bewoont.
"Daar nu! Je kunt mij niet wegsturen. Ik blijf hier en laat me door jou niet intimideeren; versta je dat?"

[136:]

"Ik heb passage voor je genomen."
"Je kunt mij toch niet dwingen."
"Waarom niet?"
"Wat bedoel-je ?" vroeg ze bevend, want ze begreep wel, dat de zekerheid, waarmee hij sprak, niet geveinsd was.
"Als jij hier blijft, doe ik Coba op school en Piet ergens in huis, en ik ga in een gestoffeerd bamboe-huisje hier vlak achter wonen. je weet wel wat dat zeggen wil, ja?"
"God, Reewald, je bent een monster," gilde ze. "Ik weet niet, wat je bezielt."
Ze wilde of kon niet begrijpen, dat hetgeen hem, den voorheen nederigen, onderdanigen man nu deed handelen, de reactie was en meer nog de rassenhaat van de zonen van het land tegen de indringers.
Die haat had lang gesluimerd, hij zelf had dien, uit lafheid, laten sluimeren - maar nu de smeulende vonk tot vlam was geworden, blies hij die zelf aan.
Ze haalde de schouders op, en ziende, dat de mylord ingespannen was, gelijk ze bevolen had, reed ze weg.
Ze zou haar eerste gedachte van dien ochtend ten uitvoer brengen en een advocaat raadplegen. Tegenover Reewald's natuurlijke Sinjo-slimheid, gelijk zij 't noemde, zou zij de door studie en ervaring verkregen slimheid van den rechtsgeleerde stellen.
Ze was veel te bang, dat ze in haar zwakke goedheid van vrouw tè veel zou toegeven en te weinig zou eischen.

[137:]

De mylord hield stil in het Chineesche kamp; vóór een oud, bouwvallig huis met twee verdiepingen, een groote zeldzaamheid in Soerabaïa - waar alle huizen slechts uit één verdieping bestonden.
Op de stoep liep een klein, zwart biggetje rustig naar iets eetbaars te zoeken.
Vreemd, dit leelijke mormel deed, voor 't eerst, een teedere gedachte in heur hart ontstaan.
Als ze 's morgens, met Pietermannetje, boodschappen deed in 't Chineesche kamp, kwamen ze 't altijd tegen.
't Biggetje was er een stamgast en Piet was nooit tevreden, vóór hij 't gezien had en vóór hij bij Ooi Moe Liem, den blikjes-Chinees, de eene of andere versnapering voor zijn vriendje gekregen of weggenomen had.
Piet kon 't hem zoo aardig geven!
God, Reewald zou toch zoo'n beest niet zijn om haar jongske van haar weg te nemen?
Intusschen was ze de ongemakkelijke, krakende trap opgeloopen .en in het oude, hoogst primitief gemeubileerde kantoor van den advocaat gekomen.
Ze trof het - er was niemand; de sinjo-klerk diende haar terstond aan.
Mr. Schippers was een man van middelbaren leeftijd, met grijzend haar en sluwe, bruine oogen onder borstelige wenkbrauwen.
Corrie kende hem sedert jaren en had hem dikwijls in gezelschap ontmoet.

[138:]

"U hier, mevrouw Reewald?" vroeg hij verbaasd.
"Meneer Schippers, ik kom hier voor een hoogst delicate zaak," zuchtte zij.
"Natuurlijk mevrouw; ik zou haast zeggen, dat hier geen andere behandeld worden. U kunt echter gerust zijn, deze bamboe wanden, hoe bouwvallig ook, hebben dit boven hun collega's voor, dat ze geen ooren hebben! Wat u hier zegt, is volkomen veilig. Even veilig als in een biechtstoel of in het kabinet van een dokter."
Corrie zuchtte nogmaals. "Het valt mij zoo moeielijk. U moet nl. weten, dat mijn man…
Ze schaamde zich werkelijk en wist niet hoe door te gaan.
Hij kwam haar te gemoet, nam haar hand en zei heel gemoedelijk: "Vrouwen-percara? Uitgevonden, dat Reewald een klein of mogelijk een groot scheurtje in uw huwelijks-contract gemaakt heeft? Het coup de canife van den Franschman? Kom, mevrouwtje, dat is niets, u wilt toch niet scheiden?"
Ze schudde 't hoofd.
"Vergeven, altijd maar vergeven, ten zij 't in uw eigen huis, onder uw eigen dak gebeurt en dan nóg vergeven, als 't eenigszins kan. Dat zeg ik niet uit Christelijke liefde - maar in 't belang van u zelf. Geen rustiger of vrijer positie dan die van een bedrogen vrouw."
"Och! nee, dat is 't niet," riep ze eindelijk onge

[139:]

duldig uit. "Zoo ver ik weet, heeft Reewald mij nooit bedrogen en is ons huwelijkscontract nog ongeschonden…
"Welnu dan?"
"Maar hij is op eens zoo veranderd. Wij hebben gisteren ruzie gehad. Och! God, dat zal toch wel in elk huishouden voorkomen."
Nu was 't meneer Schippers' beurt om te zuchten en op een toon van overtuiging te zeggen: "O! ja, mevrouw, zeker. Maar als men daarom zou willen scheiden, dan zouden wij wel dagwerk hebben en nachtwerk er bij."
"Ik wil niet scheiden," bekende mevrouw Reewald, "maar mijn man heeft 't zich zoo erg aangetrokken en heeft op eens zoo'n toon aangeslagen. 't Was 's morgens aangekomen, moet u weten, over een brief van Fientje - en 's middags, toen hij thuiskwam, zei hij, zoo - zonder de minste aanleiding, dat hij passage voor mij genomen had en mij naar Europa wilde sturen. Zoo iets kan ik mij toch niet laten welgevallen - een vol- bloed Europeesche vrouw en hij, een sinjo?"
"Neemt u mij niet kwalijk, mevrouw Reewald, 't is hier een geval, waarin 't bloed minder spreken zal dan 't geld. Als ik vragen mag, heeft u middelen van u zelf?"
"Heelemaal niet!" bekende ze wanhopig.
"Mijn beste mevrouwtje, dan kunt u er niets tegen doen."

[140:]

"De wet zegt toch..." en ze liet hem het bewuste artikel zien.
"De wet - mevrouw - beschermt degenen, die misbruik van hun rechten willen maken, en niet de zwakken, die rechtvaardigheid zoeken."
"En dat zegt u een man der wet?"
"Juist daarom," klonk het antwoord, dat van een flauw glimlachje vergezeld ging.
"Maar, dan is de heele wet een smoesje..."
"Dat zal ik niet ontkennen, mevrouw. De Engelschen zeggen niet ten onrechte: "possession is nine points of the law: Vrij vertaald: "wie 't meeste in de melk te brokkelen heeft, heeft 't meeste recht."
"Men kan wel zien, dat u een man bent en de wetten door de mannen gemaakt zijn," riep mevrouw Reewald, met souvereine minachting, uit.
"Ein Hund mit hündischen afdanken, wilt u zeggen?"
Ze haalde de schouders op.
Vanaf dat oogenblik was zij een ultra-feministe en telden de voorstandsters en vrouwen-kiesrecht een vurig aanhangster meer.
Soerabaïa was tevens een schandaaltje rijker.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina