doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Thèrèse Hoven: Vervreemd. Indische roman
Amersfoort: Valkhoff & Co, 1906


[48:]

HOOFDSTUK IV.
Eerste Indrukken.

"Ben-jij nu Fientje?" vroegen de tantes haast tegelijk.
Ze zagen een heel groot, heel breed, sterk getint nonnaatje, met groote ronde oogen - een tamelijk klein mondje en een neusje, dat 't midden hield tusschen een schalksch wipneusje en een dom mopsneusje.
Over 't geheel was ze knap en forsch ontwikkeld, de typische flinkheid van een gekruist ras, onder gunstige omstandigheden opgegroeid.
Tevergeefs trachtten de zusters één trek van haar moeder of moeder's familie in haar te vinden, hetgeen tante Dora onwillekeurig deed zeggen: "je lijkt zeker meer op je Pa dan op je Mama?"
"Ook niet," jokte Fientje, "Pa is heel blond en wit. Blank, weet u? In Indië was ik ook blank; aan boord word-je zoo bruin…
En toen beide tantes haar ongeloovig aankeken bij deze aankondiging, zei ze: "Och! eigenlijk vind ik een

[49:]

beetje bruin mooi; die Hollandsche menschen zien zoo wit, net melk, ja? Ma ziet zoo bleek, niks mooi, maar ze doet ook veel bedak op."
Intusschen was tante Margot Keetje aan haar plichten, voornamelijk aan de zorgen voor het middagmaal, gaan herinneren en poogde tante Dora de voorkamer een klein beetje bewoonbaar te maken.
Een alles behalve gemakkelijk werk, daar de grond, de canapee, de stoelen, 't buffet zelfs, alles bedekt was met den heterogenen inhoud uit Fientje's koffer - witte jurken, baadjes, strandschoenen, lintjes, bloemen, waaiers, strikjes, albums daartusschen weer een stapeltje boeken.
Het was om wanhopig te worden!
Terwijl tante Dora bij zich zelf een plan maakte, hoe het best alles weg te bergen en tegelijkertijd een beetje te sorteeren, kreeg Fientje een japansch gelakte doos van den schoorsteen.
"Daar zitten mijn byouteriën in," zei ze, deftig.
"Wilt u zien? Armbanden, mooi hè? Ik heb nog veel meer gehad. Vier gouden heb ik aan boord verloren en ook een broche. Gelukkig, dat ik dit niet verloren heb," voegde ze er, met een zucht, bij.
Ze haalde een kleiner doosje te voorschijn, van heel fijn lakwerk, wit met goud.
"Eggshell - dat is 't mooiste," lichtte ze toe. "Dat heb ik van Filip - allemaal vol byouteriën."

[50:]

Ze liet haar tante, achtereenvolgens, een klein zilveren kruisje van filigraine, een broche en een paar vruchten van 't zelfde werk zien.
"Dit is Padangsch," vertelde ze, met glorie. "Flip heeft zelf gezegd. Ik heb ook nog een waaier van hem, maar die zit in een anderen koffer."
"Heb-je nog meer bagage?"
"Ja, nog een grooten koffer - en een zak vol vuil waschgoed en nog een kistje met sambals en confituren, dat stuurt de kapitein, als de "Regentes" in Amsterdam is."
"Waarom ben-je er tegelijk niet mee gegaan tot Amsterdam, zooals je Mama schreef?"
"Dat zal ik u wel later vertellen, als tante Margot er bij is, ja? Tweemaal is zonde en zoo lastig voor als je je vergist."
"We hadden gedacht, dat je ons uit Genua zou schrijven," zei tante Dora - iets later.
"Heusch geen tijd, ik moest altijd aan Mama lange brieven sturen en natuurlijk ook aan Flip."
"Wie is die Flip dan toch, waar je telkens over spreekt?" informeerde tante.
"Mijn man," antwoordde Fientje zóó kalm en zóó geposeerd, als ware ze 36 in plaats van 16 jaar.
"Je wát?" riep tante Dora verschrikt uit.
"Nou, u weet toch, dat ik 'engageerd ben. Daarom ben ik weggestuurd, lekker valsch van Ma. Maar doet er niets toe. Flip heeft beloofd, dat hij mij komt opzoeken."

[51:]

"Maar, kind, je bent in Holland gekomen om op school te gaan en te leeren."
Fientje's gezicht betrok; zij klemde haar lippen vast op elkander en gaf verder geen uitsluitsel.
De Tantes, echte blanda's, kassian, hadden nog geen kennis gemaakt met Indische tinka's.
In haar langdurige ondervinding van meisjes en bakvischjes, hadden zij heel vaak tegen allerlei kunstjes en grillen te strijden gehad, maar de tinka's van een nonnaatje zijn nog heel iets anders.
Intusschen was tante Margot ijverig bezig in de keuken, en 't was aan haar flink en krachtdadig optreden te danken, dat er tegen zes uur gegeten kon worden.
De kamer was ook nu weer zoowat in orde. Zooveel mogelijk had tante Dora 't overbodige in den koffer gedaan en, hier en daar, een plaatsje voor 't onmisbare gevonden.
"En zullen we ons nu gaan opknappen ?" vroeg ze vriendelijk. "Over een minuut of tien gaan we eten."
"Dan ben ik niet klaar," kondigde Fientje aan. "Moet eerst nog naar de mandi-kamer!"
"Wat bedoel-je?"
"Hè, weet u dat niet? Ik denk nog al, zoo'n knappe schooljuffrouw weet alles. Menschen wasschen zich toch wel in Holland; dan hebben ze toch een mandi-kamer noodig... om te baden toch?"

[52:]

"O! een badkamer? Ja, lieve kind, maar je zul je zonder moeten behelpen."
"Kan niet," verzekerde Fientje.
"Hoe deed-je dan aan boord?"
"Aan boord zijn toch ook mandi-kamers. Verbeeld-je!"
"Het spijt me wel voor je. Maar, er zal veel zijn, dat je zult moeten ontberen. Aan den anderen kant hoop ik, dat er hier ook wel 't een en ander zal zijn, dat je in Indië mist."
"Zal wel niet. Ik vind Holland heel akelig, Parijs ook al."
"Parijs is niet Holland."
"Noem toch altijd zoo," merkte Fientje stuursch op.
"Indië is Indië en de rest is Holland."
De zwarte oogen blikten onheilspellend.
Tante Dora trachtte Fientje met een zacht lijntje mee naar boven te krijgen.
"Je zult je even bij ons moeten opknappen, je kamertje is nog niet in orde," zei tante, met schrik het "uitgehaalde vertrek" ziende.
"Ik wou maar, dat de boot van avond weer wegging," bromde Fientje. "Holland is akelig."
"Kom, je moet je maar trachten te schikken. Tante Margot en ik zullen alles doen om 't je gezellig te maken. En als je nu op school bent, zul-je wel vriendinnetjes krijgen."
Fientje trok de wenkbrauwen samen en krulde haar bovenlip, ten teeken van afkeuring.

[53:]

"Vriendinnetjes!" herhaalde ze; op een toon van minachting. "Daar houd ik niet van. Wat heb-je er aan? Zijn toch allemaal valsch en jaloersch."
Gelijk de tantes, met haar praktisch nuchteren blik van werkende vrouwen, wel vermoed hadden, waren er weinig punten van aanraking en was het moeielijk het gesprek gaande te houden.
Zij wisten niets van Fientje's omgeving en uit den aard der zaak, was deze niet heel belangstellend naar het leven der onbekende tantes.
Zij beijverden zich, voorvallen en gezegden uit de jeugd van haar Mama op te diepen, maar ook deze bron bleek ras uitgeput, en heel warm maakte de jonge dame er zich niet voor.
"Je Mama sprak zeker heel dikwijls met je over Holland?" informeerde tante Margot.
"Och! nee... Mama vindt Indië toch veel prettiger; is toch ook veel prettiger. Ruimer en lekker... en niet zoo koud."
Het eten, de eerste middagspijs, die Fientje op Hollandschen bodem nuttigde, was evenmin een succes.
Koud vleesch vond ze akelig.
"Wil liever niet, heusch niet, is toch bedorven?"
"Maar, lieve kind, hoe kom-je er op? Een groote rollende van eergisteren."
"Eergisteren!" Fientje's oogen openden zich nog éens zoo wijd.

[54:]

"In Indië zul-je toch ook wel eens koud vleesch hebben gehad?"
"Niet van eergisteren; een enkelen keer 's morgens van den vorigen avond, maar van zoo lang niet. Kan niet goed zijn."
De aardappelen vond ze wel lekker, maar Brusselsch lof, door de tantes als een delicatesse beschouwd - vond ze bitter, en voor rijst met bessensap legde ze een afkeer aan den dag, die aan indiosyncrasie grensde.
"Maar, lieve kind," zei tante Margot. "Ik heb 't expres genomen om jou te trakteeren. In Indië eet je toch altijd rijst."
"Maar niet zoo! Dit is pap. Hoort heel droog en dan met sterke dingen, lekker bedis, niet zoo flauw met bessensap!"
"En nu moet je 't ons toch vertellen, waarom je over land bent gegaan?" informeerde tante Dora, toen ze gezellig om de theetafel zaten.
"Nou - de dokter zei - dat ik dood zou gaan, als ik nog langer op die oude schommelboot bleef. Ik was toch al zoo zeeziek - bah!"
"Och! kom... menschen sterven toch niet van zeeziekte," meende tante Margot.
"Ik ben ook niet doodgegaan, de dokter was er alleen bang voor en zei toen: "U moet heusch over land gaan, en toen vroeg ik mevrouw Dubanc om mij

[55:]

mee te nemen. Zij is zoo lief, ja? Ik slaap in haar hut aan boord, weet u? Zij heeft zoo'n familiehut met mij en twee kindertjes, en de baboe slaapt buiten op een matje."
"En speelde je veel met die kinderen?"
"Zoo! Niet zoo erg. Die kinderen schreeuwen zoo en zaniken. Die Toetie wil altijd bij mij in de couchette slapen; dat kan toch niet. Veel te nauw."
"Je hebt nu een heel lange vacantie gehad," zei tante Margot, later op den avond. "Je verlangt zeker wel naar school?"
"Heelemaal niet," verzekerde Fientje. "Ik vind school en schooljuffrouwen en leeren allemaal even akelig."
"Maar je bent toch nog niet klaar? Je Mama heeft je toch zeker wel gezegd, dat je hier nog op school zou gaan?"
"Nee, heusch niet. Mama zei - dat ik nog een beetje talen zou leeren met de tantes en op een kookschool zou gaan."
"Dat is toch heusch niet voldoende: trouwens - op ons moet je niet veel rekenen, tante Dora en ik zijn den heelen dag bezig. Wij hebben geen tijd om je les te geven."
"Dan ga ik maar enkel koken leeren; daar heb-je toch het meest aan. Dat zegt Flip zelf."
"Zou je dien Flip nu niet een beetje uit je gedachte kunnen zetten?" vroeg tante Dora.

[56:]

"Nee, zoo gemeen ben ik niet," was 't meer oprechte dan beleefde antwoord.
Tante Dora kreeg de onaangename overtuiging van 't bij haar nichtje verbruid te hebben, en toch voelde ze zich verplicht de flirtation en zelfs den trouw der zestienjarige eer tegen te gaan dan aan te moedigen.
"Heeft je Mama je soms geen brief voor ons meegegeven?" vroeg tante Margot.
"Nee, is niet noodig: ik ben toch oud genoeg om zelf te spreken."
"Ja, maar, je bent toch heusch te jong om je eigen leven in handen te nemen."
"Te jong is een kwaal, die met den dag betert, zegt Flip."
"Dat is heel wijs van je vriendje opgemerkt, maar zooals tante Dora zooeven zei, je moest hem nu maar trachten te vergeten en aan je leeren denken."
"Kan wel merken, dat u allebei oude vrijsters bent," merkte Fientje kalm-brutaal op. "Als ik zoo oud was als u, zou ik ook niet aan Flip denken, maar nu wèl, lekker."
"Je moet van avond maar vroeg naar bed gaan," meende tante Margot, "je bent zeker moe?"
"U denkt zeker, dan zijn we van haar af, toch slim, ja?"
"Nee, heusch, Fientje, zoo moet-je niet zijn," hernam tante Margot ernstig. "Kijk eens, je ouders…

[57:]

"Ouders!" herhaalde ze minachtend. "Enkel Mama, Papa bemoeit er zich niet mee. Pa pa denkt nergens aan dan aan zijn zaken en om rijk te worden, ja? Mama bedistelt alleen…
"Nu - je Mama dan. Je moet me nu niet meer in de rede vallen, maar me kalm uit laten spreken. Wat ik zeggen wou is dit: Je ouders hebben je naar Holland gestuurd voor je bestwil…
"Niet eens - Mama vindt vervelend een groote dochter, die 'engageerd is; ik snap natuurlijk wel. Ik ben pinter genoeg, dat zegt Filip zelf."
"Nu - als je dan zoo verstandig, of zooals jij 't noemt, pinter bent, dan moet je mij ook trachten te begrijpen. De aanleiding doet er nu weinig toe; het voornaamste is, dat je hier eenigen tijd zult doorbrengen en dat je Mama je aan onze zorgen heeft toevertrouwd. Nu moet je ook lief en aardig voor ons zijn en niet beginnen met brutaal te wezen."
"Tante Dora heeft een hekel aan mij, dat zie ik wel."
"Nee - dat is niet zoo! Waarom zou ze een hekel aan je hebben?"
"Omdat ik Indisch ben."
"Kindlief, dat moet je niet denken. Je moet niet beginnen met achterdochtig te zijn. Tante Dora en ik zullen heel veel van je houden, als je lief bent."
"Ik kan toch niet altijd flikflooien…
"Dat verlangt niemand van je. Kijk eens, we moeten

[58:]

elkander goed begrijpen. Doordat je Mama al zoo lang van huis is, zijn we erg van elkander vervreemd, en jou kennen we heelemaal niet. Nu moeten we ons, van weerskanten, voornemen - geduld te hebben."
"Ik vind u wel leuk," zei Fientje genadig. "Maar 't is toch niet prettig voor mij, om zoo maar in eens weggestuurd te worden - van iedereen af... van Papa en Mama en Coba en Pietermannetje en van Flip!"
Haar stem eindigde in een snik.
"Ik kan 'm toch niet vergeten," zei ze, met een schuinschen blik vol tranen, op tante Dora.
"Dat verlangt ook niemand van je," verzekerde tante Margot. "Je hoeft hem heelèmaal niet te vergeten, maar je moet niet uitsluitend aan hem denken. Als je nu heusch zoo veel van hem houdt, dan moet je ook zorgen een lief, zacht meisje en een flink vrouwtje voor hem te worden."
"Flip vindt mij juist goed, zooals ik ben, dat zegt hij zelf."
Zoo de tantes, uit den aard der zaak, al heel weinig liefde en sympathie konden gevoelen voor het vreemde nichtje, dat haar zoo op eens was komen overvallen, viel het haar nog moeilijker zich tot een behoorlijke mate van belangstelling voor haar onbekenden, aanstaanden neef op te werken.
Terecht zagen zij in, dat hij, op het oogenblik, een

[59:]

ongewenschte en lastige complicatie in het leven harer huisgenoote vormde.
Beide zusters vonden het een verlichting, toen deze eindelijk, na veel commentaar, in bed lag. Toen tante Margot een poosje later naar haar ging kijken, was ze zeer verwonderd dat de kleeren, die ze op een stoel naast het bed had gelegd - verdwenen waren. Den volgenden ochtend merkte ze, dat Fientje ze bij zich in bed had genomen, eensdeels voor de meerdere warmte en ook - om ze op temperatuur te houden.
De koude aanraking met iets, dat den heel en nacht zoo maar open en bloot had gelegen, vond ze verschrikkelijk.
Het duurde dien avond eenige tijd, vóór de tantes over het onderwerp begonnen, dat beiden toch na aan 't hart lag.
Eindelijk zei Margot vergoelijkend: "Ze was moe van de reis, moet je denken, en alles was zoo ongewoon."
"Het zou toch verstandiger van Cornélie zijn geweest, als ze haar ergens in huis had gedaan, waar kinderen waren," meende Dora ontwijkend.
Margot glimlachte: "Ik weet niet of de Mama's van die kinderen Flip wel een geschikt onderwerp van gesprek zouden vinden. Je kunt er van op aan, dat ze aan meisjes van haar leeftijd nog veel meer confidenties zou doen dan aan ons."
"Och! ik houd het voor een tijdelijke bevlieging,

[60:]

't kind is toch pas zestien jaar, amper een bakvisch."
"Maar je vergeet, dat ze in Indië eerder ontwikkeld zijn dan in Holland. Ze is anders wel knap, vind-je niet?"
"Ja, zeker," stemde Dora toe. "Ze is wat de franschen noemen un beau brin de fille."
"Ja - meer flink dan mooi Nu moeten we ook niet uit 't oog verliezen, dat na zoo'n zeereis niemand er voordeelig uitziet. Die groote, zwarte kringen om haar oogen zal ze ook niet altijd hebben."
"Eén ding moet ik van haar zeggen," merkte Dora, met blijkbare voldoening op. "En wel, dat ze - op haar ruwe uitvallen na, heel lady-like is."
"Dat heeft mij ook gefrappeerd; dat ze een beetje brutaal was, zullen we ook maar op rekening van de reis en het vreemde zetten, maar overigens doet ze zich goed voor. Ik zou haast zeggen, dat ze iets van de Oostersche hoffelijkheid in zich heeft. Ze eet heel netjes en is heel beleefd in haar manieren, zoo al niet in haar spreken."
"We moeten er 't beste van hopen en geduld hebben," zuchtte Dora. "In alle geval zal ze ons veel tijd kosten."
"Misschien is 't wel goed voor ons," trachtte Margot opgeruimd te zeggen. We leiden wel een sleur-leventje en dan is men licht geneigd om egoïst te worden."


inhoud | vorige pagina | volgende pagina