doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Annie Foore: Wederzien
Utrecht: A.W. Bruna & Zoon, zr. jr.


X

"Anna?"….
"Leo!"….
Het is een goddelijke avond. De aarde rust, de maan dekt haar met uit zilver geweven sluiers: de koelte suizelt haar een wiegelied, rozen geuren, als wilden ze de schoone slaapster bedwelmen, nactvlinders vliegen rondom, geruischloos, als vreesden ze haar te wekken…. en de eenige wandelaars in deze droomerige stilte, ze verstoren haar niet; ze fluisteren zacht, zoo zacht als we slechts eenmaal fluisteren in het leven, bij de bekentenis onzer eerster liefde!
Lang hebben ze geaarzeld voor ze in woorden brachten wat hun harten vervulde; hun geheim was te heilig om het te ontwijden in de balzaal, te verraden in de gezelschappen; en 't was zelden dat voor hen een ure aanbrak als deze. Toch, slechts uren als deze zijn het waard, te vernemen wat daar is omgegaan in twee reine kinderzielen; slechts in uren als deze mag voor de eerste maal de weelde van te beminnen en bemind worden een menschenhart doorstroomen!
Hoe weinig is hetgeen ze tot elkander zeggen, in vergelijking van hetgeen ze voor elkaâr gevoelen, ge

[67:]

voeld hebben sinds hij een knaap en zij een kostschoolmeisje was! Langzaam komt haar aangebeden naam over zijn lippen, en toch juicht en bruist en gloeit het in zijn borst; verlegen stamelt zij, en toch zwelt haar het harte van lang bedwongen teederheid.
Maar hun zwijgen is van dat zoete, dat heerlijke 't welk de ziel vervult met duizend zaligheden; de stilte, die hen omringt, is de stilte waarin Amor juicht; en luister! weerklinkt in die stilte niet een muziek, zachter dan de zachtste melodie van den avondwind, de muziek die uit het paradijs tot ons kwam, en nog altijd paradijsgenot met zich voert, de muziek van gloeiende lippen, zich vereenigend in den liefdekus?

Het engagement was naar genoegen der wederzijdsche ouders.
Wel hadden de Bloems hun kind liever in een eenvoudige familie zien opnemen; wel vonden de Lacroix's het alleronaangenaamst geparenteerd te worden aan "dien aannemer," maar een beminnelijker echtgenoot dan Leo konden ouders zich niet dromen voor hun dochter, liever vrouw dan Anna zou zelfs een veeleischende moeder als mevrouw Lacroix zich niet durven wenschen voor haar zoon.
Al ware Anna nog duizendmaal liever geweest,

[68:]

toch was een huwelijk met de dochter van Dirk Bloem in het oog der presidente een te groote mésalliance, dan dat ze er zich met hand en tand tegen zou hebben verzet, zoo Anna geen geld had gehad.
Er moest geld komen in de familie. Ze bezaten afkomst, stand, ontwikkeling, schoonheid; alleen geld ontbrak. En geld moest er komen!
Eerst had mevrouw Lacroix hare oudste dochter bestemd om dezen lang gekoesterden wensch te vervullen. Het meisje was er als het ware voor opgebracht, om een schitterend huwelijk te doen. Zóó zeker was de moeder van hare zaak, dat, wanneer de heer Lacroix zich, met het oog op zijn zwakke gezondheid, soms ongerust maakte over de toekomst der jongere dochters - zij hem onveranderlijk ten antwoord gaf: "Wacht eerst eens wat Adrienne doet! Geloof me, Adrienne's huwelijk zal alles in orde brengen."
O! onverwachte slag! O! bittere teleurstelling!
Adrienne, die jonge dame, zoo verstandig opgevoed, zoo doordrongen van den praktischen zin dezer eeuw, zoo vreemd gebleven aan al die overdreven denkbeelden, waarmee andere moeders hare dochters het hoofd op hol brengen, zoo vol verlangen naar grootheid en eer, haar altijd voorgespiegeld als het beste wat de aarde bieden kan, die jonge dame zelfs had

[69:]

te doorworstelen, wat voor een meisje schijnt te wezen als de tandenperiode voor een kind, pijnlijk maar onvermijdelijk! ze werd verliefd!
En - wat het vreeselijke, het wonderlijke, het onvergeeflijke van de zaak was: ze werd niet alleen verliefd, maar ze werd verliefd op iemand met tweehonderd vijftig gulden 's maands.
De Lacroix's wisten niet waarover zich het meest te verbazen: over den waanzin, die plotseling hun dochter had aangegrepen, of over de onbeschaamdheid van het jonge mensch, dat op zulk een traktement zulk een meisje durfde vragen.
Gelukkig was het een rechterlijk ambtenaar - "ambtenaartje", zei mevrouw Lacroix smadelijk - die onder den president diende. Voor den lezer, met indische toestanden bekend, is het misschien onnoodig hier bij te voegen, dat de arme jongen driemaal vier-en-twintig uren nadat hij Adrienne's hand gevraagd had, was overgeplaatst, en wel naar een verwijderd oord; in dit geval werd de Westkust van Sumatra als het meest geschikte punt gekozen.
Anna dweepte, schreide en toornde met haar vriendin mede; ook Leo koos openlijk de partij der gelieven; - weinig vermoedden ze, dat, zoo hun engagement kort daarop zonder eenige tegenwerking doorging, zij dat aan Adrienne's ongelukkige keuze

[70:]

hadden te danken; immers er zou geld in de familie komen; nu de dochter hen teleurstelde moest de zoon de vijf ton van "dien aannemer" maar naasten.
En zoo werden ze dan verloofd.
Verloofd zijn; lachend droomen, kussend dwepen, genietend lijden; verloofd zijn: gloeiend smachten naar nog omsluierde weelden, verlangend staren op een onbekende toekomst, aarzelend tasten naar geluk; schertsen met groote belangen, spelen met heilige gevoelens!… verloofd zijn: stormachtig voorspel van de melodie, die toch zoo zacht vertroostend ruischen kan door het menschenleven, de melodie van huwelijksheil en huwelijksliefde.
Hoewel volgens het oordeel van familie en kennissen de jongelui niet zóó vervelend waren als men dat van mensen in hun omstandigheden verwacht, toch gingen ze te veel in elkander op, toch vergaten ze de anderen te zeer, om te bemerken wat in hun onmiddellijke nabijheid voorviel.
't Was dan ook niet veel.
Alleen dat vader langzamerhand die kinderlijke vroolijkheid begon te verliezen, die hem zoo beminnelijk maakte in zijn eenvoud; alleen dat moeder meer dan ooit behoefte scheen te hebben aan uitblazen, en daarbij steeds dieper zuchten slaakte.
Neen, 't was niet veel!

[71:]

Maar toch, als Anna niet zoo altijd de dwepende oogen had gericht naar dat jong gelaat met de bruine lokken, naar die slanke, veerkrachtige gestalte, dan had ze wellicht opgemerkt hoe een oud gezicht met grijzende haren strak stond en bekommerd, hoe een door het werk gebogen figuur zich dieper en dieper nijgde naar de grond. Als ze niet meest met Leo was geweest wanneer vader thuis kwam, dan had ze wellicht bespeurd hoe moeder hem een blik toewierp vol angstige vragen - en hoe hij dien blik beantwoordde met somber hoofdschudden; als ze niet zooveel avonden had doorgebracht bij de Lacroix's, dan had ze somwijlen den grijsaard kunnen zien, gebogen over zijn boeken, cijferend, cijferend, alsof zijn leven afhing van de uitkomst dier lange staten… en naast hem moeder, die hem in de war bracht met haar: "Groote grut, Dirk! wat heb je een last van de transparance."


inhoud | vorige pagina | volgende pagina