Annie Foore: Wederzien Utrecht: A.W. Bruna & Zoon, zr. jr.
XI
De Westkust van Sumatra is ver en de brieven van daar verzonden, schijnen zelden terecht te komen; ten minste Adrienne ontving er geen enkelen! Adrienne had van hare jeugd af leeren gehoorzamen aan de ijzeren wil der vrouw, wier aangename toon, zachte manieren en lieve takt zoo algemeen bewonderd
[72:]
werden. Maar ze had tevens het onverzettelijke karakter harer moeder geërfd - en de strijd tusschen die beide krachtige vrouwennaturen geleverd, was heftig en bang. De dochter wapende zich met hare liefde: de moeder gordde zich aan met list; helaas! de tijd, die machtige bondgenoot, kwam de moeder helpen. Er moest veel groots verkleind, veel edels verwoest, veel onnatuurlijks onderdrukt worden; er vielen treurige toneelen voor; er werden woorden uitgesproken, die nimmer herroepen, nimmer vergeten zouden worden, woorden, die een onoverkomelijken scheidsmuur vormden voor liefde en vertrouwen; maar na niet al te langen tijd kon mevrouw Lacroix zich geluk wenschen met de overwinning door het koel verstand op den hartstocht behaald. En toen haar echtgenoot haar in bedenking gaf of ze misschien de zaak niet wat te ver gedreven had, of ze zich wel geheel verantwoord achtte, toen lachte ze schamper en vroeg hoe het mogelijkw as dat hij, op zijn jaren, nog hechtte aan zoo'n kinderachtigheid. Alsof niet aan zoo'n kinderachtigheid het geluk van een vrouwenleven hing! Thans achtte mevrouw Lacroix den tijd gekomen om hare dochter eenige lessen te geven in de kunst, die zij zoo volkomen meester was; de kunst, die den
[73:]
wereldlingen zoo schoon, den eenvoudigen van hart zoo afschuwelijk toeschijnt, de kunst een vrouw van de wereld te zijn. Adrienne was een lastige leerlinge, maar toch, ze ging langzaam vooruit; de borst, die hijgde van liefdesmart, werd getooid met rozen; de lippen, die straks in wild verlangen den naam des geliefden hadden gefluisterd, werden geplooid tot een kalm glimlachje; de hand, die ze had willen schenken aan hem, wien het hart behoorde, werd gelegd in de vingeren van vreemden. Met wonderschoonen gloed op de wangen, met koortsachtig vuur in de oogen, betooverender, behaagzieker dan ooit, verscheen ze weer in de gezelschappen; maar koud en wreed, als ze nooit te voren was, speelde zij met hare minnaars of het poppen waren, die een kind breekt, na zich korten tijd er mee vermaakt te hebben. Zij spotte nu met liefde in een hutje; ze lachte om die dwaze, domme huwelijken, die eindigen met armoê - en somwijlen, als ze haar beeld in den spiegel zag, getooid voor het bal, vroeg ze zich af, of zij het was, die kort geleden had gedroomd van een blik, een bloem, een kus Alleen - een stekende pijn op de plaats, waar vroeger haar hart moest zijn geweest, herinnerde er soms
[74:]
aan; alleen - ze kon den geur der kananga niet verdragen was het niet geweest onder een bloeienden kanangaboom, dat hij haar verhaalde van zijne liefde? alleen - ze wilde niet walsen, omdat, na zóó gewalst te hebben met één, men nooit meer walsen kon met een ander, meende ze. Wat mevrouw Lacroix ergerde, meer dan hetgeen zij die "romaneske flauwiteiten" noemde, het was dat haar dochter nog altijd het medaillon droeg, haar door het "ambtenaartje" gezonden met zijn afscheidsgroet. Maar ze wist te wachten. En geen zes maanden later durfde zij het medaillon wegnemen; immers zij legde er een parelsnoer voor in de plaats. Dat parelsnoer was een engagementscadeau.
Het was een huwelijk zooals er in Indië honderden gesloten worden; de man en de vrouw, die zich verbinden om door elkaar de hoogste weelde te genieten of de diepste ellende te verduren, die man en vrouw hadden elkaar vijf of zes malen ontmoet, ontmoet in de feestzaal, op het bal, bij de muziekuitvoering. Hij wist van haar, aan wie hij zijn naam ging geven, zijn toekomst vertrouwen, dat ze mooi was en behaagziek; zij wist van hem - o! meer dan genoeg voor een indisch huwelijk! Dat hij chef was van een der grootste handels
[75:]
banken op Batavia, dat hij een prachtig huis bewoonde op het Koningsplein, dat hij behoorde tot een zeer gefortuneerde familie uit den deftigen koopmansstand in Amsterdam. Meer dan genoeg! Al wat men wenschen kon! Geheel Soerabaia juichte! Die Lacroix's beleefden nu nog eens pleizier aan hun kinderen! de zoon trouwde dat rijke Bloempje, en de dochter - nu ja, ze had indertijd zich een beetje dwaas aangesteld - maar als het er op aankwam, deed ze toch maar een prachtige partij. Moeders stelden Adrienne ten voorbeeld aan hare dochters; trouwens, die wenschten niets liever dan dat voorbeeld te volgen, dit bewezen de begeerige blikken, waarmee ze luisterden naar de beschrijving van de equipages, de meubelen, de zilverkasten, die de gelukkige wachtten in haar marmeren paleis. De jongelui verbergden hun teleurstelling zoo goed ze vermochten, maar waren overigens genoegzaam doortrokken van den Soerabaiaschen handelsgeest, om toe te stemmen dat alle waar naar zijn geld, en een meisje als juffrouw Lacroix nu eenmaal niet beneden de duizend gulden 's maands te krijgen is. De heer van Westendijcke die, voor handelszaken op Soerabaia vertoevend, met het oog op zijn aanstaande verloving zijn verblijf zoo lang mogelijk gerekt
[76:]
had, moest weinige dagen na het publiek worden van zijn engagement vertrekken. Mevrouw Lacroix kon echter gerust zijn, de trouwdag was vastgesteld, de galant zou als bruigom terugkomen. Dat de gelieven elkaar zoo weinig zagen kon geen kwaad. Adrienne was zoo prikkelbaar in den laatsten tijd. Wereldwijze moeders weten wat haar in een geval als dit te doen staat: wierook branden op het altaar der ijdelheid. Mevrouw Lacroix deed het met zoo kwistige hand, dat Adrienne als bedwelmd werd door den geurigen damp die tot haar opsteeg; dat het beeld van den geliefde steeds onbestendiger werd achter de dichte gouden wolken, die haar omringden. Het was een drukte alsof er een prinses van den bloede ging trouwen; elke morgen bracht een telegram vol teedere groeten, elke post brieven, elke boot geschenken. De toebereidselen tot de huwelijksfeesten waren prachtig! Modistes plooiden fluweel en satijn om de koninklijke gestalte, die nieuwe schoonheid ontleende aan dien tooi; vriendinnen omringden bewonderend de gevierde - en al wat daar aan hoogmoed en wereldzin lag verborgen in dat jonge hart, werd wakker geschud en wakker gehouden. De bruigom kwam, en met hem kwamen zes kisten uit Parijs, de bruidscadeaux. 't Was een pracht, zooals
[77:]
Soerabaia met al zijn weelde, nog niet had gezien; er was een schittering van juweelen, een glans van goud en zilver, een heerlijkheid van luxe en kunst, zóó groot, dat Adrienne den milden gever om den hals viel, en mevrouw Lacroix haren echtgenoot een blik toewierp, die scheen te vragen: "Had ik nu geen gelijk, toen ik zeide dat al het andere kinderachtigheid was?" De eene feestelijkheid volgde de andere, diners, bals, recepties; handels- en ambtenaarsstand nam er deel aan; de schoone bruid was geestiger, vroolijker, betooverender dan ooit. Of ze ook gelukkig was? vroeg haar vriendin. Maar Ennie ? Lief, overdreven kind! Natuurlijk was ze gelukkig. Dwaas dweepstertje! Zoo'n vraag te doen! Anna was trouwens de eenige die zoo'n vraag deed. De trouwpartijen zouden prachtig zijn, en men hoopte op eene invitatie: dus scheen er op geheel Soerabaia niet één te wezen, die zich herinnerde hoe, nog geen jaar geleden, en jongeling, vol levenslust en liefde, was getroffen in zijn dierbaarste gevoelens, was verwijderd uit hun midden, omdat hij het had gewaagd eene koninklijke bruid te beminnen. Neen, in geheel Soerabaia scheen niemand het te weten, hoe somwijlen in een vrouwenhart Amor en Plutus strijden om den voorrang. De resident, die
[78:]
hen trouwde, de predikant, die hen inzegende zelfs, deden mede aan de groote mystificatie; de een sprak van den echt, dien gewijden band; de ander van de groote, heilige liefde, die de jonkvrouw verbindt aan den man harer keuze! En niemand glimlachte, ieder hield zich of hij alles geloofde; mevrouw Lacroix pinkte onzichtbare tranen weg Toen men dat zag, fluisterde men elkaar toe, dat het toch een heel iets was voor een moeder, zoo haar dochter af te staan, en zelfs daarbij glimlachte men niet!
inhoud | vorige pagina | volgende pagina