Annie Foore: Wederzien Utrecht: A.W. Bruna & Zoon, zr. jr.
XIII
Nog altijd had de heer Bloem gehoopt, zooals we somwijlen hopen kunnen tegen beter weten aan: alles zou zich schikken; bij zooveel tegenspoeden zou nog wel een onverwacht gelukje komen. Maar nu de laatste verpletterende slag viel, nu
[86:]
kon hij zich de waarheid niet langer verbloemen en begon hij, met de energie hem eigen, zijn maatregelen te nemen: de treurige maatregelen van een geruïneerd man. Op alles moest bezuinigd worden. De helft van het bediendenpersoneel werd weggezonden, het bijgebouw verhuurd, de equipage verkocht, de tafel verminderd. 't Viel hard. Dubbel hard wellicht, omdat hun kortstondige weelde de vrucht was van noeste vlijt en spaarzaamheid; dubbel hard, omdat die weelde de verwezenlijking was geweest van hun schoonste illusie: Anna te ontvangen, zooals ze maar wenschen kon ontvangen te worden. Toch, toen eenmaal het met zooveel moeite genomen besluit was ten uitvoer gelegd, toen ze het nieuwe leven begonnen op de eenvoudige wijze, die voortaan de hunne zou moeten zijn, toen gevoelden zij zich geenszins zoo ongelukkig als ze zich hadden voorgesteld. Was het wijl zij nu eindelijk bevrijd waren van die nachtmerrie, de vrees voor het naderend onheil, of wijl ze thans, nu het ergste bekend was, niet meer behoefden te verbergen, te veinzen? Of gevoelden zij zich misschien zoo verlicht, omdat hetgeen hun het meeste zorg gebaard had, bleek een spooksel hunner verbeelding te zijn geweest?
[87:]
"Wat zal Anna zeggen? Hoe zal Anna het opnemen?" "Och Heer! ons arm lief kind! zij zal er zich nooit in kunnen schikken;" dat waren de uitroepen, waarmee ze in menig slapeloozen nacht opsprongen van hun legerstede. En nu? Datzelfde kind, van wie de kortzichtige ouders meenden, dat de hollandsche opvoeding een dametje gemaakt had, weinig geschikt om het hoofd te bieden aan de stormen des levens, datzelfde kind bleek nu een moedige vrouw. 't Scheen haast of die omwenteling in hun huiselijk leven noodig was geweest, om al de heerlijke gaven van Anna's verstand en hart bloot te leggen; 't scheen haast of ze had gewacht met zich te ontwikkelen in volle lieflijkheid, tot zij door die lieflijkheid troosten kon en bemoedigen. Wat er zéker veel toe bijbracht, om het jonge meisje zoo vroolijk te stemmen bij de onverwachte beproeving, dat was de voorbeeldige wijze, waarop haar aanstaande ouders zich onder die beproeving hielden. Geen spier in mevrouw Lacroix' welbeheerschte trekken verried teleurstelling; geen blik, geen woord zou hebben doen vermoeden dat haar zoon geïnteresseerd was bij het ongeluk van den heer Bloem; ze
[88:]
was voor de arme, lieve Ennie vriendelijker dan ze ooit geweest was voor de rijke erfdochter - en Soerabaia, dat toezag, bewonderde die lieve, edele vrouw, wie sommige menschen nog wel durfden beschuldigen van eerzucht en wereldzin. Het gevoelig hart van Doortje vooral werd verscheurd van wroeging over de schandelijke wijze, waarop ze mevrouw Lacroix had miskend, en Dirk, die de familie uitgeleide deed bij haar vertrek naar Batavia, liet zijn laatsten handdruk vergezeld gaan van een snikkend: "God zegen je, mevrouw, God zegen je! En mijn hartelijken dank." Er kwam een brief van Adrienne, vol deelneming, vol troostwoorden en - wat Anna niet weinig verbaasde - vol dringende aanmaningen om tòch te trouwen; te trouwen, niettegenstaande alles, te trouwen vóór er iets tusschen beide kwam, te trouwen zonder uitstel! Zij zou wel helpen, wat de finantiën betrof; voor de huishuur konden ze vast op haar rekenen en, als het verder noodig mocht zijn, ze had geen man van fortuin genomen, om haar beste vriendin en haar lieven broer ongelukkig te zien worden. "Onmogelijk!" zei Anna. "'t Is heel vriendelijk van
[89:]
Adrienne, maar 't is onmogelijk! Vindt je zelf niet, Leo?" "Geloof je dat? Als als er maar niets tusschenbeiden komt zooals zij schrijft." "Foei, Leo! Ik herken mijn flinken, moedigen ridder niet meer. Als er maar niets tusschenbeiden komt! Of we elkaar niet veel te liefhadden daarvoor!" "Anna, luister naar Adrienne's wijze raad." "En vader en moeder? Je weet hoezeer ze me noodig hebben." Ja, ze hadden haar noodig; de oude man vooral; hij had haar noodig om zich te koesteren in den zonneschijn van haar reinen blik, om nieuwen moed te putten uit den blijmoedigen lach, waarmee ze hem tegentrad, om onderwerping te leeren uit het zachte, vrome gezichtje, waarmee zij sprak van Hem, die weet wat goed is voor zijn kinderen. Nieuwe arbeid was met nieuwen ijver begonnen. Maar als hij nu des avonds in zijn kantoor kwam, dan zweefde hem daar het tenger figuurtje tegemoet, dat hem een engelengestalte was, en een stem, die geheel het stil vertrek vervulde met lieflijkheid, vroeg: "Schrijfwerk, mijnheer? Fransche of duitsche correspondentie? Uw klerk wacht, mijnheer." Nu was de heer Bloem een uitmuntend bouwmeester, een man, begaafd met buitengewoon veel
[90:]
speculatiegeest, maar dit nam niet weg, dat hij levenslang een treurig figuur had gemaakt, zoodra hij een pen in de hand kreeg. Zijn schrift was onleesbaar; zijn Hollandsch onmogelijk, zijn becijferingen niet te ontcijferen, zijn teekeningen voor ingewijden begrijpelijk misschien, recht duidelijk voor niemand. Nu stond Leo gereed hem de behulpzame hand te bieden bij al de tekortkomingen; willig offerde hij de avonduren, die hij anders sleet in zoete ledigheid; willig bracht hij ze door aan de teekentafel onder het heete gaslicht, want dat licht bescheen een goudgelokt hoofd, dat zich ijverig boog over het schrijfwerk. Somwijlen ook stond ze naast hem en reikte hem passer en lineaal of puntte hem de potlooden; dan drukte hij de lieve handjes en als hij somwijlen klaagde, dat die handjes hard waren geworden in den laatsten tijd, dan fluisterde zij: "Voel die van moeder eens!" En voort ging het weer met het schrijven en teekenen. Maar als het laat werd, te laat voor den vermoeiden grijzen man, dan kwamen ze met teederen drang hem wegvoeren; de piano werd opengeslagen, het eene vroolijke airtje volgde het andere; een enkele maal viel Doortje in bij de twee jeugdige stemmen, die wat zachter zongen, opdat toch vooral vader zou hooren, hoe vroolijk moeder was.
inhoud | vorige pagina | volgende pagina