doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Melati van Java: Angeline's beloften
Geïllustreerd. Alkmaar: Gebr. Kluitman, [1926]. Eerste dr. 1879


XIII.

De winter was voorbij en in dien tijd had Angelientje haar verjaardag gevierd, ach, zoo stil en ongemerkt; 's morgens toen zij wakker werd, begon zij in haar bed te schreien, bij de gedachte, hoe het vorige jaar

[74:]

mama haar nog wakker had gekust, en twee jaar geleden, op dien gelukkigen dag, door zoovele droevige gevolgd.
Soms verbeeldde Angelientje zich dat zij sliep en dat alles nog het zelfde was, maar alleen dat een booze, zware droom haar gevangen hield; het duurde niet lang. Buiten gierde de wind langs haar vensterruitje, het stukje hemel dat zij uit haar bed zien kon, zag er uit als een vel grauw papier en niemand kwam haar gelukwenschen, want geen der huisgenooten wist welk een gedenkdag Angeline vierde, er kwamen dus ook geen geschenkjes en papa's felicitatiebrief kon eerst eenige dagen later er zijn.
Angelientje nam haar "Robinson Crusoë" mee naar beneden en zoodra zij met haar broer alleen was, vroeg zij hem:
"Dolf, ken jij dat boek nog?"
"Neen, is 't van mij geweest?"
"Je hebt het mij gezonden."
"Daar weet ik niets van, laat het mij eens zien."
Op de eerste bladzijde stond:
"Rudolf de Roze aan zijn zusje Angeline op haar twaalden verjaardag," en de datum.
"Dat is mama's hand," zeide hij getroffen, "maar 't is uit mijn naam gegeven, ik weet er niets van; is het vandaag je verjaardag, Lineke? Nu ik feliciteer je hartelijk. 't Is waar ook, ik heb er niet aan gedacht."
Hij gaf haar een zoen en ging heen met de woorden: "Tot straks."
Bij het diner vond Angelientje onder haar servet een paar oorbellen liggen, die hij daar had neergelegd. Hoe eenvoudig dit cadeautje ook was, zij toonde er zich even blijde mede als vóór twee jaar met hare rijke en het vorige met hare nuttige geschenken.
Tante hoorde niet op over het ontdekken van den verjaardag; zij noemde zulke gewoonten, als het vieren van gedenkdagen, misbruiken en Lucie, die er een voorwendsel in zocht om tante over te halen, op taartjes te tracteeren, kreeg een zeer ernstige terechtwijzing.

[75:]

De Paaschvacantie kwam en Angeline hoopte maar, dat er nu sprake van zou zijn, met Rudolf naar de ooms te gaan logeeren, doch helaas! er werd niet van gesproken.
Eindelijk wierp Rudolf een appeltje op:
"Zeg eens tante, hebben de ooms hun invitatie aan ons niet herhaald om op Koningsbosch te komen?"
"Ik heb er niet van gehoord, Dolf; je weet dat ik niet met de ooms in correspondentie ben."
"Nu ja, ze zijn ook alles behalve vlugge schrijvers; een mondelinge invitatie is genoeg, ik zal hen eens vragen of ze ons niet verwachten."
"Dat wil ik volstrekt niet, Rudolf; je behoeft je niet op te dringen, aan wien ook."
"Maar ik ben er van overtuigd dat ze het goed met ons meenen, en niets liever zouden zien, dan dat wij daar kwamen logeeren."
"Ik verkies het niet en dat is genoeg."
Zoo ging de Paaschvacantie om en de scholen begonnen en van de vurig verlangde reis naar Koningsbosch kwam niets.
Angeline zocht haar troost maar in het ijverig studeeren.
"Wat ben je toch wanhopig vlijtig!" sprak haar broeder dan, als zij uren lang over haar grammaire of rekenboek gebogen zat.
"Dat moet ik wel doen!" antwoordde zij glimlachend.
"En waarom dan?"
"Om op mijn achttiende jaar dadelijk klaar te zijn met drie examens."
"En dan?"
"Dan ga ik naar Java terug en al het geld dat ik verdien, zal ik aan jou zenden, voor je studies als architect."
"Aan mij, Angelientje? Waar denk je toch aan?"
"Nu, waarom niet?"
"Ik moet geld verdienen voor papa en voor jou, maar je armzalig inkomen zou je aan je grooten broer zenden!

[76:]

Ik dank je wel voor de vriendelijke bedoeling, zusje, maar ik zou het slecht van mij vinden als ik daarvan misbruik maakte."
"Kom Rudolf, 't is mijn liefste hoop, en als je dan eindelijk klaar bent, dan kom je ook op Java en dan gaan we alle drie bij mekaar wonen, papa en wij beiden."
"Illusie, zeepbellen; maar je geeft mij een goede les, kindlief, dat ik zelf mijn handen aan het werk moet slaan, om mijn levensdoel te bereiken."
Na dit gesprek werd Rudolf nog vertrouwelijker jegens zijn zusje; hij klaagde haar dikwijls zijn nood over de strengheid van zijn meesters, die hij natuurlijk onbillijk noemde, daar hij hunne vermaningen en straffen onaangenaam vond, zijn altijd aangroeienden tegenzin in de vakken, welke hij leeren moest, doch zonderling, als Rolf iets minder goeds in zijn schild voerde, dan vertelde hij dit niet aan Angeline.
Zoo gingen weer eenige weken voorbij en alweer ontving mevrouw Frémiot een bezoek, nu van den rector zelf, die haar nogmaals verzocht haar invloed te gebruiken op haar neef, om beter de lessen te volgen en zoo deze het niet doen wilde, dan meende hij genoodzaakt te zijn hem van de school te verwijderen.
Voor het eerst van haar leven misschien, verloor mevrouw haar bedaardheid, en ze gaf Rudolf vier weken bedenktijd. Als hij dan haar zin niet deed en zich op de studie ging toeleggen, zou zij de handen van hem aftrekken.
Met trotsch gebaar verliet Dolf na deze mededeeling de kamer.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina