doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Anne Busken Huet-van der Tholl: Brieven aan Sophie Potgieter


Kramat, 23 febr. 1869

Lieve Sophie,

Toen ik u den laatsten maal schreef, zei ik: de mail is aan, doch ik weet nog niet of mijnheer P.[otgieter] ons wederom met eenig schrijven verblijd zal hebben. En ziet, toen Huet uit de stad terugkwam, had hij een brief niet alleen voor zichzelven, doch ook een voor Gideon en zelfs een voor mij. Dat was een vreugd! Gideon draaide als een priktol in de rondte van vermaak over M.[ijnheer] P's maleisch; dat dan wezenlijk ook bijna nog mooijer is dan het zijne. De soesah gemaakt door dat heer bij de ontpakking van de aangekondigde kist is heusch meegevallen: hij is niet erg kwaad geweest: de kwee-kwee maakte veel goed; hetgeen niet wegneemt dat hij de mogelijke komst van dat nog altijd ongetemd ros met groote belangstelling te gemoet ziet.

Mijnheer P. houdt vol zich niet te kunnen herinneren ooit een afkeurend oordeel over de voortbrengselen van mijn penseel te hebben uitgesproken. Niet onmogelijk. De moorddadige blikken waarop ik doelde waren dan eigenlijk ook niet uitgegaan van zijn oogen, doch van een paar andere, die vroeger ook wel eens verzengende kritiesche stralen uitschoten, al verwijt men er nu aan, dat zij bewonderend neerzien op al het bestaande. Intusschen zijn de oogen van M.[ijnheer] P dezen keer in de werkelijkheid ook al niet schuldig, zij zouden het toch ongetwijfeld geweest zijn, indien hun de gelegenheid niet ontbroken had. Ten slote komt het dus eigenlijk op hetzelfde neer. De "Plaaggeest" noemt hij zich, en ja, daarop valt niet veel af te dingen. Op den "Knorreporder" een beetje, dezen keer althans, nu zijn brief zoo dubbel hartelijk was, dat hij, onder ons gezegd, mijn man heelemaal heeft opgefleurd. Laat M.[ijnheer] P. toch nooit vragen of zijne brieven welkom zijn. Hij moest eens zien hoe gretig H.[uet] er zich van meester maakt, om ze eerst in stilte te... ontcijferen, had ik haast gezegd; doch voor zichzelven te lezen, bedoel ik. En hoe wij er dan naderhand op worden getrakteerd. Want zelfs Gideon maakt pretensie om te weten wat er in staat. Elken maildag is voor ons een feestdag, en er was bijna nog niet één enkele mail die ons niet verheugde met dan geliefde handschrift op het adres. Ik geloof haast niet dat er één persoon op Java gevonden wordt die een zoo getrouwen correspondent bezit als wij. Gij, slecht schepsel, zijt van minder allooi. De vorige maal wordt mij een brief van u aangekondigd: doch, jawel, er komt niets van. Intusschen ik vergeef u: in uw geval begin ik de leer der regtvaardigheid door de toekenning van verdiensten van anderen te doorzien en te begrijpen.

Hiernebens het beloofd protretje van onze lieve mevr. Theben Terville. Ik bezit nog wel geen ander in de plaats. Doch mogt ik het immer terug verlangen, dan zendt gij het mij immers wel? - Verbeeld u, Sophie, wat het toch zijn zou, als ik op een goedendag uwe beide portretjes eens uit een brief vallen zag! Zou dat dan nooit gebeuren, onverzettelijke menschen?
Adieu, groet alle lieve menschen, ook Saartje, als zij woensdag komt van
Uwe Anne


inhoud | vorige pagina | volgende pagina