doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Anne Busken Huet-van der Tholl: Brieven aan Sophie Potgieter


Kramat, 20 Junij 1869

Liefste Sophie,

Zooeven is de nieuwe "Flying" gearriveerd. Wat is Gideon gelukkig. Hij zegt, "ik dacht niet dat een paard zo mooi wezen kon." Het is dan onderdaad ook een ideaal [paard] [dier]; en ik kan er niet anders van zeggen, dan dat het niet de eerste maal is, dat in Gideons kinderleven de werkelijkheid door u hem schooner werd gemaakt dan zijne liefste droomen.-

Wj zijn nu van daag een jaar hier, wat al blijken van hartelijkheid hebben wij in dat tijdsverloop van u en mijnheer P.[otgieter] niet ontvangen. Wat zal het toch aardig zijn wanneer wij elkander van daag over een jaar drie vier, misschien wederzien. Ik denk veel aan Holland tegenwoordig en aan "Sorghvliet" nu het er zomer is; en het is tusschenbeiden werkelijk of ik er ben, ik zie het hekje waardoor ik binnenga; ik moet mij er met geweld van losscheuren. Ziet gij, wat ik hier vooral mis, dat is de natuur, die in mijn leven altijd een zoo groote plaats bekleed heeft; niet dat ze hier niet schoon is, volstrekt niet: doch zij stoot u terug, zij is ongenaakbaar; de zon schijnt zoo fel, het is zoo hel licht en zoo warm, dat men zich in huis opsluiten moet. 's morgens zeer vroeg en 's avonds tusschen 5 en 6 ure alleen zijn er oogenblikken dat zij ook hier iets vriendelijks en vertrouwds heeft, doch het duurt zeer kort.- Is het nu winter bij u, dan heb ik er vrede mede, dan is het beter hier, doch is het zomer bij u in Holland, dan hunker ik tusschenbeiden zeer naar huis.

Uit de Haarl.[emsche courant] heb ik gezien dat onze Bloemendaalsche tuinbaas, onze aristocratiesche van der Fange overleden is. Het spijt mij zeer dat ik hem niet weer zien zal. Ik kan mij Bloemendaal zonder hem niet goed voorstellen. Het laatste wat ik tot hem zei, was: "Als gij kunt, spaar mij dan dien kleinen kamperfoelie die tegen het huis staat, ik zou dien gaarne hier terugvinden, want mijnheer en het kind hebben hem mij uit het bosch gehaald." Hij antwoordde niet, maar schudde alleen weemoedig met het hoofd; welligt had hij een voorgevoel dat hij mij niet terug zou zien.

En gij zijt zoo op reis geweest? Het is niets gezellig dat zoo achteraf te hooren; niets aardig u mij te Amsterdam te hebben voorgesteld terwijl gij op mijlen afstands waart; anders volgde ik u in gedachte op reis, en hoorde dan ook [terstond] of alles goed afgeloopen was, en gij vrolijk en wel tehuis gekomen waart. Wat is de gezondheid van den heer P. toch weer gevorderd, dat hij zulke togten ondernemen durft. Toch ben ik nieuwsgierig of gij weder zoo vreselijk gevlogen hebt en waarheen?

Ik zei zooeven dat wij nu een jaar hier geweest zijn; en alles wel bezien, hebben wij toch vele redenen om ons gelukkig te rekenen: wij zijn allen volkomen frisch vrolijk en gezond; wij hebben nog geen dokter in huis gehad, iets dat ongehoord is in Indie, vooral het eerste jaar. Huet werkt met den meesten lust en het uiterste gemak; en ik geloof, indien hij nu henenganen wilde, dat er reeds menigeen vrij wat spijt over hebben zou: van Hemert, de man van dien fraaijen speech in de Handelsvereeniging, heeft zich ook weer stilletjes geâboneerd met dit half jaar, de Javabode wordt gelezen, meer dan ooit. Wij zullen dus maar dankbaar zijn en moed houden en de toekomst met vertrouwen te gemoet gaan. -

Wat ben ik blij met mijn résédazaad; ik smacht er naar dat het op zal komen. En de viooltjes geven geen zaad; dat is waar, dat had ik kunnen bedenken; en mijnheer P. zal er om naar Genua schrijven? dat lijkt me net naar hem, en ook de frissche aardige brief die hij in plaats van de viooltjes zond, en die bijna even welkom was. Zijt hartelijk gegroet, niet in het minst van Gideon en geloof mij
Uwe Anne.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina