doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Anne Busken Huet-van der Tholl: Brieven aan Sophie Potgieter


Kramat, 18 Julij 1869

Liefste Sophie,

Neen, ik zeg niet "het onweer is niet van de lucht," maar wel, het zonnetje schijnt tegenwoordig zonder tusschenpoozen. Het is alsof gij, en hij die u tot schrijven drong, aan uw beider trouw hart gevoeld hebt, dat ik wel een extraatje hebben mogt, ik die hier alleen zit donderdag vetrok H.[uet] naar Soerabaya en die, o jammer! de brieven van mijnheer P.[otgieter], die in alle opzigten zoo keurige brieven! niet lezen kan! Reeds voor H vertrok is dat eene van de ontbeeringen geweest die ik niet het ligst geteld heb. -
En toch kan ik, is het instinkt? dezen keer een klein gedeelte van dien kostelijk langen brief verstaan, dat waarin mijnheer P. van Gideon spreekt, en er zich bezorgd over maakt dat het betrekkelijk weelderig leven hier het jonkske voor een later soberder in Holland bederven zal. Och, ik geloof het niet; hij ziet nu reeds tusschenbeiden met zooveel welgevallen terug op den tijd dat hij met zijne Haarlemsche neven te voet naar school ging, en op straat postzegelhandel dreef, en toen hij getuige was hoe de jongste, de sterkste en een [hachje], de straatjongens op hun "gezigt gaf" als zij zijn ouderen broeder molesteerden. [Toen] [Zoolang] wij te Bloemendaal woonden was hij de eenige die met rijtuig naar school werd gebragt, en hier, waar wij vlak bij de school wonen, was hij de eenige die te voet kwam, ik heb nooit kunnen merken dat het eene hem verhoovaardigde of het andere hem vernederde. Hij heeft in zijn klein leven al zoo velerlei gezien dat hij ontrent zulke uitwendigheden geene ijdelheid heeft; il sait ce qu'en vaut l'aune. O, mijneer P zou zooveel pleizier in hem hebben, het is zoo'n aardig schepsel.
Verleden week kwam hij mij vragen, "Moesje heb je ook een touwtje." Ik zei, "neen kind, maar wat moet ge er meedoen." "Moesje," antwoordde hij, "ik moet de drukpers aan banden leggen; die Lion en Kuechenius tegen vader, dat begint me te vervelen." Ik zei, "een touwtje heb ik niet, en het band is hier duur, doch dáárvoor zult ge toch een band hebben." En sints dien tijd ligt zijn klein drukpersje (gij herinnert u dat van Bloemendaal?) met een keperen band aan de muur vast.-

Donderdagmorgen bragten wij te zamen H. naar de boot. En nauwelijks zag hij dez zich in beweging stellen of hij deklameerde:
"Vaarwel, gelauwerd hoofd, gelukkiglijk door zee"
Mijnheer P. weet dat dit een regel is uit een gedichtje van Vondel op Reaal. En zoo zegt hij alle dagen dingen waarom H. en ik elkaar verbaasd aanzien. Met zijn fraai paard is hij steeds hoogst gelukkig; alle morgen heeft de tuinjongen order er versch gras voor te snijden, en als de staljongen bij mij in de "gondang" komt voor rijst en zout voor de paarden, dan komt hij ook; hij heeft het lief in zijn ziel, zegt hij.

Het is nu de vierde dag van Huets vertrek, hij zal nu te Samarang zijn, waar de boot eenige uren stil houdt; vandaar zal ik wel iets van hem hooren. Met dezen mail aan den heer P. schrijven kan hij natuurlijk niet; en van vele of lange brieven verder zal wel niets komen, vrees ik, want hij zal veel heen en weer trekkende zijn, hetgeen vermoeijend zijn moet hier, of anders omgeven van vreemden, want hij heeft vele recommandatien mede. Het heet dat hij zal uitblijven van 15 Juilij tot 15 Aug. Doch M.[ijnheer] van Dorp heeft hem, bij het afscheid, gezegd, dat hij zich niet behoefde te haasten, zij zouden het wel zien te schipperen met de courant. Wie weet wanneer ik hem dus weer zie? Enfin, het is goed en noodig voor hem.

Wat heeft mijnheer P ons heerlijke brieven van de reis geschreven! Wij bluffen hier wat af op onzen correspondent. Niemand heeft er zoo een aan te wijzen. Is het nu wederom zoo koud dit jaar in Holland? het spijt mij voor u; doch mij verzoent het berigt met Indie. Wat is de mensch! -

Hetgeen gij mij omtrent dat mandje opdraagt begrijp ik zeer goed. Alleen maar, indien het een Oost-indiesch produkt is (dat ik tot heden ook had gedacht), dan komt het toch zeker uit een gansch andere streek van Java, ik heb er hier nog niet een gezien. Doch ik zal er naar informeren. Al sints lang verzamel ik zoo kleinigheden om u toe te zenden; daar doe ik het bij als ik het krijgen kan.-

Adieu, liefste, ik moet Charlotte ook nog schrijven naar aanleiding van zaken van H. met Charles. groet Mijnheer P. allerhartelijkst voor Gideon en mij en zijt zelve in gedachte omhelsd door
Uwe Anne.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina