doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Anne Busken Huet-van der Tholl: Brieven aan Sophie Potgieter


Kramat, 26 Aug.1869

Liefste Sophie,

Ik zal maar beginnen met u te vertellen dat Gi weer geheel in orde is: zelfs den dokter heeft hij verrast met zijne snelle beterschap: onkruid vergaat niet zooals gij ziet. Driedubbel gelukkig voor mij was het van deze onrust over hem verlost te zijn, nu ik zoo bitter alleen was. Verbeeld u, Huet is nu ruim drie weken weg, en toen ik zijn laatsten brief [ontving], had hij nog geen enkelen van mij ontvangen, indien ik nu toch zijn raad of zijn persoon eens in ernst noodig had gehad! Men schijnt mijne brieven te Soerabaya opgehouden te hebben, inplaats van ze hem na te zenden op zijne zwerftogten in de binnenlanden, zooals hij met verschillende personen afgesproken had.

Enfin! deze onzekerheid omtrent ons, is dan ook de eenige schaduwzijde van zijne reis; voor het overige gaat alles voorspoedig; ondanks de groote vermoeijenissen (dagelijks toch is hij par voie en par chemin) heeft hij zich geen oogenblik ongesteld gevoeld; hij ziet en hoort zeer veel belangrijks voor hem; hij wordt overal met onderscheiding ontvangen en ziet liefelijke en prachtige natuurtooneelen. Vooral het land Malang schijnt hem aan te trekken om zijne bevalligheid; en hij spiegelt mij half en half voor dat wij daar het volgend jaar gezamenlijk heen zullen gaan en alsdan gaan logeren bij eene zekere familie van Nispen; lieden die hem zeer goed bevallen schijnen te zijn. Hij doet allerlei buitengewone ondervindingen op; in den tijd van 2 dagen heeft hij 9 uren te paard gezeten, zoodat hij zich wel een beetje stijf gevoelde; hij heeft rijst gegeten bij een wodono, die hem prachtige met goud ingelegde wapenen zien liet; hij is op receptie geweest bij een regent, een javaansch edelman, die in tweede huwelijk hertrouwd was met een jong meisje van 20 jaren, ofschoon hij uit zijn eerste huwelijk dochters had weinig jonger dan de nieuwe moeder, waaronder een zeer schoone, Fatima geheeten, met schoone oogen, heerlijk haar, witte tanden, en een slank en zedig postuurtje. Over het geheel spreekt hij druk van mooije vrouwen: nu eens is het eene smalle bleeke blonde, dan weder eene lieve breede bruine, enz. Het zonderlingst van allen, voor hem, was dat zijn laatste brief gedagteekend was bij een zijner meest positieve tegenstanders. Van dezen heer Lebret schrijft hij mij. Hij is Dordtenaar van afkomst, gehuwd met eene vriendelijke half inlandsche vrouw, geheel Javaan geworden met de Javanen, en in zijn huis en tegenover het volk eene even groote aristocraat als de beste wodono of regent. Voorts tot overdrijvens toe een burgerman: iemand die souspieds en bretels draagt. Huet had het daar aan huis zeer goed, en wat wezenlijk voorbeeldig is in een politieken tegenstander, hij had, wetende dat Huet van plan was naar Probolingo te vertrekken, allerlei menschen op diens komst doen voorbereiden en hem alles gemakkelijk gemaakt. Deze togt is voor Huet een waar genot, en ik verheug mij hartelijk voor hem in al het genoegen dat hij smaakt. Ik verbeeld mij dat hij op het oogenblik te Samarang is, waar hij een paar dagen vertoeven zou, om van daar naar Solo en vervolgens naar Djocjacarta naar zijn jongnsten broeder te vertrekken. Hij laat u en den heer P.[otgieter] hartelijk groeten; doch tijd tot mailbrieven schrijven is er niet tot zijn grooten spijt; het is reeds veel dat hij mij zoowat op de hoogte houdt.

Wildt ge aan Charles vertellen dat hij zijn oudste broeder Daniel zeer wel gevonden heeft, zelfs eenigszins corpulent zooals hij was toen hij de laatste maal Holland verliet; echter is zijn haar zilvergrijs geworden. Hij was zeer hartelijk en praatte even druk als voorheen; onder vier oogen zelfs niet zelden over sommige personen en zaken even onaangenaam als voorheen. Met Huet zelf naar Batavia terugkeeren zal hij niet. Eerst moet hij genezen zijn van een lastige uitslag waarop hij op het oogenblik in aangezigt en op zijne handen lijdende is; en dan prefereert hij ook een zeilschip boven de boot; het zal dus wat later worden. De familie van Raalte was verhuisd naar een beter huis dan vroeger, naar men zei, toch vond Huet het nog niet veel bijzonders. de heer en mevr. van Raalte maakten op hen de impressie van burgerlieden, doch overigens goede menschen, reden waarom hij zich hunne rijsttafel goed smaken liet.

Ikzelve maak het dragelijk, heb ik in geene twee dagen een brief gehad, dan word ik ellendig, doch komt er dan een, dan fleur ik weer op. Gi is allerliefst en, zooals het met kinderen gaat, mist zijn vader minder dan ik zou hebben gedacht. Ik amuseer mij zeer met hem van tijd tot tijd. Heb ik u reeds verteld dat hij zijne zwarte meid over de werken van Homerus en Virgilius onderhoudt? O jawel, ze weet precies wat "Toewan Homerus" en "Toewan Virgilius" geschreven hebben. Gij weet niet hoe gek dat is.

Onze koetsier nu, die reeds man en vader is, doch dat gezin "boven" zooals ze dat noemen, dat wil zeggen te Buitenzorg of omstreken gelaten heeft, is doodelijk verliefd van diezelfde geleerde meid, dat eigenlijk een buitengewoon mooi inlandsch jong meisje is, en aardig ook. Zooals ge weet heeft die jongen nu het regt die eerste vrouw te verlaten en Gideons Tjebbé te trouwen; doch Gi die van de historie iets gemerkt heeft, zei gister aan tafel tegen mij: "Ik heb die Maylin eens onder handen genomen, ik ben met het boek Exodus naar hem toegegaan, daar staat: "Gij zult niet echtscheiden." Ik zei: "maar kind, hoe heb je dat vertaald." "Wel", antwoordde hij mij in het Maleisch: "Ik heb gezegd als een man reeds eene vrouw heeft, en hij ziet eene andere heele mooije vrouw, zooals Tjebbé, en hij wil dan die eerste vrouw wegdoen, dan zegt "Toewan Allah" "Tra bolez" (dat mag niet)." De huisjongen, een bejaard man en trouw echtgenoot en vader, die diende, keek het kind met al zijn verstand aan en zei "Betoul, Sinjo" (Juist Sinjo.). Gideon [beweert] [zegt] dat deze zelfde huisjongen beweert dat, aangezien hij zelf te oud is om Christen te worden, hij zijn kleinen jongen naar de christenschool zenden wil. Dat is dus een prese[liet].

Nu ik de schimmeltjes voor mijzelve alleen heb, toer ik veel vooral 's morgens in de vroegte, dat déli is, en wanneer ik dan langs het oude Jacatra rijd door een digt bosch van klapperbomen en hooge oude waringi's. dan denk ik aan mijn lief leventje te Bloemendaal, en haal mijn hart op aan het koele frissche bedaauwde landschap. Gelukkig heeft Huet plan voor zichzelve om naar de stad te gaan, naar een ander vervoermiddel om te zien, zoodat ik kans heb weldra de schimmeltjes geheel voor mij te krijgen. Veel in de lucht te zijn toch is voor mij eene levenbehoefte, en wandelen, dat gaat hier niet, helaas.-
Wat spijt het mij dat gij zulk een kouden zomer hebt. Het is jammer: Holland heeft zooveel leifs; doch die vocht en die koude zijn rampzalig, voor mij althans.-

Zijt met mijnheer P. hartelijk gegroet van Gideon en van
Uwe Anne


inhoud | vorige pagina | volgende pagina