doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Anne Busken Huet-van der Tholl: Brieven aan Sophie Potgieter


Kramat, 14 Aug. 1869

Liefste Sophie.- Donderdag komt Huet thuis; hij zal dan precies vijf weken uit geweest zijn; hij zou een mailreis hebben kunnen maken in dien tijd, en de brief waarin ik u zijn heengaan meldde zal u geworden op hetzelfde tijdstip waarop ik hem weer thuis zie komen. Als hij mij niet zoo trouw geschreven had, den derden dag altijd een brief, dan was ik den tijd niet doorgekomen, geloof ik. Het ergst voor hem was, en dus ook voor mijne gerustheid, dat hij geene brieven van mij ontving. Nu eindelijk bij zijne terugkomst te Soerabaya kreeg hij ze bijna allen te gelijk: zij waren hem steeds nagereisd.

Gister ontving ik van hem een telegram uit [Djocjacarta], waar hij zich met zijn broeder Jan bevond. Deze zal onuitsprekelijk gelukkig zijn dat Huet bij hem is. Jammer dat het slechts drie dagen duren kan; maar zij hebben elkaar dan toch eens weer gezien, na tien jaren dat zij gescheiden waren. Zeg s.v.p. aan Charles dat bij Huets terugkomst te Soerabaya hun broeder Daniël zich aldaar in het hospitaal bevond ten einde warme baden te gebruiken tot genezing van den uitslag op handen en aangezigt die gedurende H's korte afwezigheid zeer toegenomen was. Wat een tobber is dat toch. Het zal dus nu waarschijnlijk wel weer iets langer duren voor hij hier komt.-

Zondag 15 Aug. Gisteravond kwam de mail en bragt mij wederom een brief van dien trouwsten en allerbesten der correspondenten. Dit is nu reeds de derde dien ik voor Huet, en ook voor mijzelve bewaar. Van van Vloten kreeg ik ook een allervriendelijksten brief voor H.- Het schijnt dat in Holland het praatje heeft geloopen dat H het Haagsche Dagblad zou komen redigeren; doch daarvan is niets aan; het Dagblad zelf schijnt dat berigt dan ook reeds tegengesproken te hebben. Ik geloof, in ieder geval, dat het voor ons ook nu nog te vroeg zou zijn om hier van daan te gaan. -

Zooeven werd ik weg geroepen omdat mevr. Terville met haren kleinzoon Izaäc, Gi's lief vriendje die heden avond aan boord gaat van den Noäch om naar Rotterdam school te gaan liggen. Het was zoo'n lief kereltje en zoo hartelijk voor Gi; ik ben er weemoedig van.- Ik zal Gi naar den boot rijden om hem uitgeleide te doen.-

Ik schreef u laatst dat Huets brieven vol waren van mooije en lieve vrouwen. Dat gaat steeds zoo voort; hij reist met een blaauwen voile op den hoed, een cadeautje van eene mevrouw van Vloten, een lief persoontje, schrijft hij, doch niet zoo lief als mevr. Cuijpers en niet zoo mooi als mevr. Stokhuijzen. Dit is maar om u een staaltje te geven. En mevr. Terville had op Cheribon ook eene damescorrespondentie gezien die liep over den heer B.[usken] H.[uet], dat zulk een aangenaam mensch was. Toch schrijft hij mij dat hij "heusch een beetje naar huis begint te verlangen, en dat hij is als een goed gedresseerde duif, dat hij in gedachte altijdd weer heen zwerft naar zijn eigen til." -
Het zal maar goed zijn wanneer hij er weer in is, het oude trouwe doffertje. De jongens verlangen er ook naar. De kok zegt dat hij in al dien tijd geen nacht gerust geslapen heeft. Het is waar dat zij zeer trouw voor mij gezorgd hebben. - Gideon is nu weer zeer redelijk, doch hij mag volstrekt geene groenten of vruchten eten; dit laatste vooral spijt hem zeer. Aan één kant doet het mij groot genoegen dat hij beweert zoo'n prettig leventje ook met mij alleen gehad te hebben; vroeger dacht ik dat hij ongelukkig wezen zou wanneer H. afwezig was; doch hij schijnt het met zijne kleine moeder alleen toch òk te kunnen vinden.

Dag, Sophie-lief; zijt met den heer P.[otgieter] op het hartelijks gegroet van Gieon en uwe Anne.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina