doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Anne Busken Huet-van der Tholl: Brieven aan Sophie Potgieter


Kramat, 23 Maart 1870

Allerliefste Sophie,

Wat hebt ge ons heerlijk getrakteerd. Dàt zijn nog lekkere uitjes en augurkjes: dat scheelt wel bij het "Hollandsch zuur" dat men u hier in de handen stopt. De eetlust is hier, door de warmte, zelden groot; doch z[oo'n] uitje van u, cela pique, en het vleesch gaat smakelijk naar binnen; en de morelletjes en frambozen zijn ook niet voor de poes; "puike brandewijn" zegt H.[uet], en voor Gi moet ik ze wegstoppen: die zou ze wel alle dagen lusten; maar hij krijgt ze daarom niet. Met zijn speelgoed is hij ook niet weinig in zijn schik, vooral die doos met blokjes enzoo, amuseert hem zeer; en is eene uitmuntende afwisseling voor hem wanneer hij wat lang achtereen gelezen heeft. Ik ben toch zoo nieuwsgierig wat hij van zijn portretje zeggen zult! Van portretten gesproken, hebt gij laatst dat van Monseigneur den Secretarie van het Oecomenisch Concilie in de "Illustration" opgemerkt? Sprekend dat van mijnheer Potgieter, niet waar? Vooral het voorhoofd en de oogen, waarin precies zoo'n fel lichtje flikkert. Het gaat nu rond in het Leesgezelschap, doch daarna heb ik lust het uit te knippen, en het in een lijstje in mijne kamer te hangen, om mij te vergasten aan dat bemiddelijk schoon vrij ondeugend gelaat.-

En wat hebt gij mij heerlijk in mijne klossen en in mijne naalden gezet; zelfs de veeren voor mijn corset niet vergeten; gij zijt een lieve trouwe engel, hoor.- Sints de cour. alle dagen verschijnt, leven wij hier doodstil, bijna zooals te Bloemendaal. Huet kan eigenlijk niet één avond missen. Hij werkt zeer hard, velen zeggen voor dit klimaat te hard. Doch tot nog toe schijnt het hem volstrekt niet te deren. Alle morgen tegen negen, half tien, naar de stad; daar proeven corrigeren, couranten lezen, menschen spreken, enz. tot half vijf; dan thuis theedrinken, een weinig uitblazen, eten, en van acht ure tot 's nachts twee, altijd, doch dikwijls ook tot 3 ure, aan het werk; het is geene kleinigheid in dit klimaat. Doch hij is opgewekt en vrolijk; en geen wonder; dagelijks nemen zijn gezag en invloed toe, en meer en meer wordt de Java-Bode het levensbrood van de geheele Hollandsche Maatschappij hier te lande.- Het is verwonderlijk met hoeveel penetratie, hij de zaken, lang vooruit, reeds heeft doorzien. -

Gideon wordt lang; pas heb ik hem nieuwe pakjes laten maken, en hij is er reeds bijna weer uitgegroeid. Hij is daarbij zoo geestig, zoo schrander en zoo lief, en heeft zijn hoofdje zoo vol van allerlei dingen die hij zelf opsnuffelt, dat wij, die aan hem gewoon zijn, elkander dikwijls verwonderd aanzien, en vreemden er letterlijk versteld van staan. Indien hij in het leven blijven mag, groeit er zeker iets gansch buitengewoons uit hem. Hij leidt nu een zeer gezond leven; hij leest wanneer hijzelf wil; en dat is reeds ook genoeg; verder rijdt hij paard en [heeft] een aantal andere dieren die hijzelf verzorgt: een bok, een massa hanen en kippen, duiven, doe de rijst 's middas van zijn bord komen [pikken], een eekhoorn, en binnenkort, hopen wij, ook een aap. Blijft het bij het plan, dan gaan wij de Paaschdagen gezamenlijk te Buitenzorg doorbrengen. Huet is daar reeds geweest, en vindt het er verukkelijk, vooral ook zo frisch. Wij stellen ons van dat togtje veel genoegen voor en ik denk dat Gi en ik dan eenige dagen langer zullen blijven en H. ons dan den volgende zondag weer zal komen halen. Daarna schrijf ik u eens hoe ik het er gevonden heb. Uit de N. Rotterdammer hebben wij gezien dat het zoo hard gevroren heeft bij u; als gij dezen ontvangt is het April; en gaat gij den lieven zomer tegemoet. Zoo gij den nachtegaal mog hooren, groet hem dan van mij; hij behoort tot den wezens, naar wie ik tusschenbeiden het heimwee heb. -

Misschien weet gij reeds, dat ik mevr. Bosboom dit jaar reeds twee malen geschreven heb? Eens om haar eigen brief te beantwoorden; en eens ter wille van haren neef, Dr. Steenstra Touissant, onzen medicus, die haar in geen zevenendertig jaren gezien had of iets van haar vernomen had, en die nu, opgewekt door mijne berigten over haar, lust had zijn protret te zenden; en mij verzocht er een brief bij te doen. Ik zal nu ook wel weer eens wat hooren, hoop ik.- En hoor ik van u ook weer eens wat? Laat mij nie tte lang wachten. Groet Chap en Lot en alle mogelijke lieve menschen vriendelijk van mij [ons drieen]; vergeet daaronder een slecht huisgenoot van u niet; en zijt zelve hartelijk omhelsd door

Uwe Anne


inhoud | vorige pagina | volgende pagina