Anne Busken Huet-van der Tholl: Brieven aan Sophie Potgieter
Batavia, 20 Mei 73
Lieve Sophie,
Een enkel woordje bij nevensgaande portretjes. Zijn ze niet lief? Kunt u Gideon nog uit herkennen? Ik verzeker u dat ze beiden, op verschillende oogenblikken, hem sprekend gelijken; en dat ikzelve er zeer mede ingenomen ben; hetgeen bij mij niet ligt het geval is, met een portret. Vooral de buste is zeer fraai van uitvoering en geeft zijn trekken volmaakt weer. Ik hoop dat mijn portretjes u door den heer Voute nu reeds overhandigd is. Dat is asjeblieft het eenige exemplaar, dat wij nu nog uit den handen van den photograaf hebben kunnen krijgen! en die van H[uet] zijn evenmin gereed. Zooras zij komen, zend ik ze u. Hoe maakt het mijnheer P.[otgieter] Is ZEd. reeds weer wat bijgekomen van zijn passie voor Mina Kruseman, ons Lorico di Frama, cantatrice? Ik hoop dat het slechts een vlugtige caprice is geweest; de brief dien ik van die dame in den Kunstbode las, heeft mijn hart niet gestolen. Zeg het maar niet; dan schrijft zeker iemand het toe aan jaloesie. De verblinding in zulke omstandigheden is zóó groot. Beter maar gewacht, tot de patient ook zelf uit zijn roes ontwaakt.-
Ikzelve ben nog niet geheel genezen van mijne knokkelkoorts, onzaligen gedachtenis; ik heb altijd nog last van zwakheid in de voeten; en als men hier niet alles met rijtuig deed, zou ik nog altijd tehuis moeten zitten. Die ziekte heeft mij sterk geëbêteerd; en dat dit heel erg moet zijn, kunt gij hieraan merken, dat ik er door aan het schrijven ben geraakt. Onder ons, het feuilleton in het mailnummer van heden is van mij. Maar houd het voor u.-
Weet gij wel, dat dit nu reeds de derde brief is, dien gij kort achtereen van mij krijgt? Maar, wees maar stil, gij had het aan mij verdiend; met uw langen spaanschen. Maar nu schei ik ook uit; want ik wilde nog een paar brieven met portretjes verzenden.-
Met onze allerhartelijkste groeten aan uebeiden,
Uwe Anne
inhoud | vorige pagina | volgende pagina